WAKKER, Hendrik Arend

Henk Wakker

(roepnaam Henk), boekhandelaar en uitgever van socialistische lectuur in Rotterdam, is geboren te Amsterdam op 17 januari 1880 en overleden te Bloemendaal op 26 augustus 1970. Hij was de zoon van Anton Hendrik Wakker, smid en marktkoopman, en Elisabeth Cornelia Scholtens, wasvrouw. 

De ouders van Wakker verloren twee jonge kinderen en het gezin telde daarna vier kinderen, twee meisjes en twee jongens, allen evangelisch-luthers gedoopt. De vader verdiende zijn geld als smid en marktkoopman en was soldaat bij het Leger des Heils. Er werd herhaaldelijk verhuisd. Wakker, als oudste zoon geboren in de Amsterdamse Jacob van Campenstraat, woonde achtereenvolgens in de Dapperstraat, de Eerste van Swindenstraat en de Pieter Vlamingstraat. Het was thuis geen vetpot en de moeder werkte mee om het gezinsinkomen aan te vullen. Wakker begon op tienjarige leeftijd te werken, eerst in een metaalwarenzaak, later in het Amstel Hotel. Hij volgde enige tijd de ambachtsschool. Door zijn vader wijs te maken dat het verplicht was de avondschool te volgen slaagde hij erin zijn opleiding af te maken en werd uiteindelijk (hulp)treinmachinist. Hij groeide op tot een intelligente maar introverte ‘selfmade’ man, die een harde, hoekige maar ook merkwaardig-rustige indruk maakte. Hij was heel gesloten en een echte ‘Einzelgänger’, die zijn leven lang ongetrouwd bleef. Hij verliet het ouderlijk huis en vertrok naar Neede in de Achterhoek, waar hij in een textielbedrijf werk vond. Zijn diensttijd vervulde hij bij de marine. Daarna woonde hij enige tijd in Den Haag, maar in juni 1902 keerde hij terug naar Amsterdam waar hij machinist werd. Hij werd lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en het is aannemelijk dat hij ook lid was van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramweg Personeel. Hoewel Wakker in 1903 als spoorwegman weinig voor staking voelde (‘Er heerst te veel verdeeldheid’), staakte hij mee. Na afloop van de tweede staking werd hij, zoals velen, ontslagen. Wakker vertrok naar Rotterdam waar hij in juni 1903 in het bevolkingsregister werd bijgeschreven. Waarschijnlijk volgde hij zijn Amsterdamse partijgenoot W.L. Brusse die zich, aanbevolen door zijn leermeester, de uitgever S.L. van Looy, eerder dat jaar als zelfstandig uitgever in de havenstad had gevestigd. Wakker kon daar van Brusse, die ruzie met partijsecretaris G.J. van Kuykhof had gekregen, het brochuredepot van de SDAP in de Schiestraat overnemen. In 1903 gaf Wakker zijn eerste brochures uit: De eerwaarde vaders anarchisten van de orde van Sint Domela, Vijftig sonnetten bezongen door L.M. Hermans en De vakbeweging door Jan Oudegeest.

Wakker voelde zich in het begin niet thuis in Rotterdam, ook niet in het Rotterdamse SDAP-nest, waar Hendrik Spiekman en de gebroeders Pieter en Willem Helsdingen de ideologische sfeer domineerden. Spiekman was een bekend vakbondsman en partijgenoot, die, zo klaagde Wakker, in Rotterdam een machtspositie had opgebouwd. Ook Willem van Ravesteyn memoreerde de geestelijke afstand tot Spiekman: ‘Na afloop van vergaderingen, huishoudelijke of openbare, ging ik in een café – weldra wel bij voorkeur Loos van de Electrische Spoorweg – wat napraten met mijn naaste vrienden en geestverwanten, een Brusse, een Wakker, een Estor en een paar anderen. Spiekman was daar nooit bij. Zijn “milieu” was mij onbekend, gelijk omgekeerd het mijne hem. Er was noch van nauwere geestelijke, noch van iets als vriendschappelijke omgang sprake’. Met de vooraanstaande SDAP-er Pieter Helsdingen boterde het evenmin. Wakker vond hem een naprater. Met de kleine schare marxistisch, en dus meer doctrinair georiënteerde partijgenoten, onder wie Wakker, die ook in de nog jonge coöperatie Voorwaarts de lakens uitdeelden, moest het volgens Van Ravesteyn uiteindelijk wel tot een botsing komen. Hij zelf zou spoedig met Spiekman de degens kruisen, die van deze ‘lastige elementen’ af wilde (wat hem uiteindelijk lukte). Waarschijnlijk verdiende Wakker aanvankelijk, in 1903 en 1904, naast zijn brochurehandel, vooral de kost als advertentie-colporteur. Maar al snel begon hij een boekhandel, waarvan hij de levensvatbaarheid in Rotterdam hoger aansloeg dan in Amsterdam waar het in die jaren ‘wemelde van de boekhandeltjes’. Hij kreeg bij zijn plan steun van Brusse en van ‘een soort partijgenoot in buitengewone dienst, Visser, genoemd Visser met de Baard, omdat hij er een grote blonde droeg, man van geld’. Begin 1905 drongen Floor Wibaut en anderen in de SDAP er bij Wakker op aan ook de stap te wagen met geleend geld een uitgeverij te beginnen. Overwogen werd de slecht lopende, in Amsterdam gevestigde socialistische uitgeverij van Abraham Soep over te nemen. Maar omdat daar ook Soeps financiële tekorten bij behoorden, hield Wakker de boot af. Een paar maanden later gebeurde het toch. Samen met de vennoten W.L. en J. Brusse (van de op 1 januari 1905 opgerichte vennootschap W.L. & J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij, die meer op algemeen terrein opereerde) startte Wakker, naast zijn al bestaande H.A. Wakker’s Boekhandel, voor gezamenlijke rekening een uitgeverij onder de naam: H.A. Wakker en Co., uitgevers van werken op wetenschappelijk- en praktisch-sociaal en socialistisch gebied. De Brusses lieten het socialistische deel van de markt met opzet aan Wakker over. Deze begon zijn uitgeverij met de verkoop van werken die ook al in het fonds van Soep zaten, met twee uitzonderingen: Kunst en maatschappij van William Morris en Over stijl in bouw- en meubelkunst van H.P. Berlage, die beide naar Brusse gingen. Wakker gaf van Henriette Roland Holst Algemeene werkstaking en sociaaldemokratie (1906) uit en Opwaartsche wegen (1907) en van P.L. Tak Herdrukken uit De Kroniek (1909). H.A. Wakker’s Boekhandel, in Rotterdam gevestigd aan de Gedempte Botersloot 52, was gespecialiseerd in schrijfbehoeften voor verenigingsadministratie. In 1906 was er in zijn boekhandel ook een leesbibliotheek. Op 17 september 1907 vermeldde de Staatscourant dat de uitgeverij was omgezet in een naamloze vennootschap, ongetwijfeld met het doel de financiële positie te versterken door risicodragend kapitaal aan te trekken. Het bericht aan de vakgenoten was medeondertekend door W.L. en J. Brusse. De vennootschap kreeg de naam Uitgeversmaatschappij voorheen H.A. Wakker en Co.

Wakker bleef politiek actief in de Rotterdamse SDAP-afdeling. Samen met Van Ravesteyn maakte hij voor de afdeling V deel uit van het Federatiebestuur en hij bouwde al snel een relatie met hem op. Wakker behoorde tot het clubje nauwe geestverwanten rond Van Ravesteyn, evenals W.L. Brusse, Chr. Robbers, boekhouder van de coöperatie Voorwaarts, J. Estor, Sebald J. Rutgers en enige onderwijzeressen. Volgens Van Ravesteyn was Wakker ‘een inderdaad wakkere, zeer ontwikkelde, uiterst kalme, maar vastberaden man’. Deze ‘werd of was toen reeds een geheid marxist, steunde mij intens in de nog smeulende partijstrijd’. Toen David Wijnkoop in 1905 met plannen kwam een links-marxistisch blad uit te geven (De Tribune zou in 1907 verschijnen) werd aan Wakker gedacht als uitgever. Als gevolg van de richtingen- en partijstrijd in de afdeling legde Pieter Helsdingen, volgens Van Ravesteyn de eigenlijke vader van de Rotterdamse sociaaldemocratie, in 1907 de voorzittershamer van de Rotterdamse SDAP-Federatie neer en werd opgevolgd door de ‘veel bekwamer ex-spoorwegman H. A. Wakker, een “marxist”’. Binnen de SDAP verweten marxisten als Jan Ceton, Frank van der Goes, Herman Gorter, Van Ravesteyn en Wijnkoop partijleider P.J. Troelstra en de Tweede Kamerfractie de partij theoretisch en in de praktijk in bedenkelijk politiek vaarwater te loodsen. In 1906 gaf Wakker Troelstra’s brochure Inzake Partijleiding uit, evenals de vijftig genummerde exemplaren van Verkeerde Partijleiding, dat Van der Goes als verweer namens ‘de marxisten’ tijdens de heftige richtingen- en partijstrijd in de SDAP in 1907 geschreven had. Wakker vond later dat Van der Goes te weinig van zijn privaatdocentschap aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam had gemaakt. Aan het eind van de leergang had deze nog maar vier à vijf studenten over die zijn colleges bijwoonden, terwijl Amsterdam en Delft als burchten van linkse studenten golden. Wakker en Van Ravesteyn leerden elkaar beter kennen, maar raakten niet op intieme voet. In 1909 woonden zij een jaar lang samen in een volgens Van Ravesteyn ‘proletarisch’ benedenhuisje aan de Oost Maaslaan 101. Dat ging goed tot er problemen over de verdeling van de kosten ontstonden. Van Ravesteyn trouwde in 1910 en bleef in het uit twee kamers bestaande huisje wonen. Wakker vond een nieuw onderkomen in de Hondiusstraat 21b. Hij karakteriseerde Van Ravesteyn later als hooghartig en signaleerde ernstige communicatieve problemen bij hem, met name met vrouwen. Ook met arbeiders had hij slecht contact. In 1909 was Wakker lid van de commissie die de oprichting van de Sociaal-Democratische Partij (SDP) voorbereidde en stonden hij en Van Ravesteyn als SDP-kandidaten op de Rotterdamse gemeenteraadslijst. Ze werden niet gekozen. Wakkers boekwinkel fungeerde als ontmoetingspunt voor partijgenoten. Bijna alle leden waren intellectuelen, die met enkele arbeiders, zoals de brandweerman Piet Koeten en de bootwerker Jan Kalter, de kern van de SDP-afdeling vormden. Van enige uitbreiding van het Tribunisme onder de arbeidersaanhang van de Rotterdamse SDAP was geen sprake. Wakker, de eerste voorzitter van de kleine SDP-afdeling, zag het ledenaantal in de jaren tot 1914 door overlijden of vertrek steeds verder dalen.

Wakkers uitgeverij en boekhandel leden verlies omdat in socialistische en aanverwante kringen onvoldoende werd gekocht, medewerking van de boekhandels afnam en met goedkope uitgaven onvoldoende winst kon worden gemaakt. De directie van Brusse’s Uitgeversmaatschappij wilde daarom op omvangrijker en duurzamer uitgaven overgaan, maar dat kostte geld. Ook bij hun uitgeversmaatschappij waren de resultaten teleurstellend en was de behoefte aan kapitaal groot. Om meer kopers te trekken begon Wakker in 1910 met Henriette Roland Holst de Kleine Bibliotheek voor Arbeiders. Hij had echter onvoldoende kopij voor nieuwe en verkoopbare uitgaven. Zo schonden Willem Albarda, Van der Goes en Van Ravesteyn hun afspraken om kopij te leveren. Het met Van Ravesteyn afgesloten contract voor de uitgave Kapitalisme en Protestantisme in Nederland werd in november 1910 ontbonden, omdat deze de toegezegde kopij, ook na herhaald aandringen, niet had ingeleverd. Ook Van der Goes had zich niet aan zijn contract gehouden om kopij te leveren voor de geplande, uit tien tot twaalf delen bestaande reeks Economische Studies. De uitgeverij zat met de strop. Vanaf het begin hadden ook de overgenomen schulden van Soep het bedrijfsresultaat negatief beïnvloed. Verder bleken de lasten te hoog, mede veroorzaakt door verhuizingen en een te hoge huur. Het advocatenkantoor Schipper en Schuurman adviseerde Wakker daarom te stoppen. Hij beëindigde hierop zijn boekhandel, bood zijn ontslag aan als directielid van de uitgeverij en kondigde aan dat hij in het buitenland ‘een positie’ zou trachten te vinden. Eind 1910 werd de Uitgeversmaatschappij voorheen H.A. Wakker en Co. deel van de uitgeverij van de gebroeders Brusse, die ook de enige twee directieleden bleven. Zij overwogen liquidatie, maar drie jaar later, in 1913, was er voor het eerst een zeer bescheiden winst over dat jaar. Het totale verlies bleef echter aanzienlijk, waardoor zij de liquidatie van Uitgeversmaatschappij voorheen H.A. Wakker en Co. doorzetten. De omzet was niet verbeterd en er waren opnieuw geen nieuwe uitgaven verschenen. Alleen fondsartikelen hadden nog enige aftrek gevonden. Er vond nu terugbetaling van de ingeleverde aandelen plaats. Bij de gelijktijdige reorganisatie van W.L. en J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij in 1913 (begin 1914 ging de commanditaire vennootschap over in een naamloze vennootschap) werden de fondsartikelen van Soep en Wakker die tot dan een onderdeel van Brusse’s Uitgeversmaatschappij vormden, afgesplitst en voor een redelijke prijs verkocht aan de brochurehandel van de SDAP.

Wakker vertrok op 1 maart 1911 naar Nederlands-Indië om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Zijn Rotterdamse partijgenoot ingenieur Rutgers was er al eerder heengegaan en was op Sumatra directeur Openbare Werken van de gemeente Medan geworden. Volgens Van Ravesteyn had Rutgers Wakker naar Sumatra ‘gelokt’. Wibaut en Th. Stoop, die bij de oprichting van Wakkers uitgeverij in 1907 als lastgevers waren genoemd en respectievelijk als voorzitter van de Raad van Bestuur en als commissaris altijd hulp hadden geboden, betaalden zijn overtocht. Wakker werkte eerst in Deli in de tabaksfabriek Arendsberg, maar werd er ontslagen toen hij te laat van vakantie terugkeerde. Hoewel dat ongedaan werd gemaakt, nam hij na een jaar zelf ontslag. Hierna woonde Wakker tot 1933 in Medan, waar hij een baan bij de gemeente had gevonden, in de kampong Baroe. Zijn beroep werd in zijn paspoorten afwisselend omschreven als werktuigkundige, chef werkplaatsen, opzichter lokale werken en chef werkplaats lokale werken. Van zijn loon kon hij zijn moeder in Amsterdam onderhouden, die elke week via bemiddeling van W.L. Brusse twintig gulden ontving. Zowel in Deli als in Medan was Wakker, die lid was geworden van de door Henk Sneevliet opgerichte Indische Sociaal-Democratische Vereeniging (ISDV), lid van de gemeenteraad. Maar het lukte hem niet in Medan een afdeling van de ISDV op te richten. In 1918 kwam hij op voordracht van Sneevliet in het hoofdbestuur van de ISDV, die in 1920 Partai Kommunis Indonesia (PKI) ging heten. In Medan was hij voorzitter van de plaatselijke woningbouwvereniging en in de gemeenteraad kwam hij tussen 1918 en 1920 op voor de belangen van de Indonesiërs, waarbij hij zich meer op Wibaut beriep dan op Sneevliet. Hij was geen revolutionair meer. Wel trokken zijn activiteiten de aandacht van de politie in Nederland en Nederlands-Indië. Toen hij van augustus 1920 tot mei 1921 met verlof in Nederland was en daar vergaderingen van de Communistische Partij in Nederland (CPN, de voortzetting van de SDP) bezocht, verdachten de autoriteiten hem ervan koeriersdiensten te verrichten voor de PKI en de CPN. Bij terugkomst in Nederlands-Indië werd Wakker volgens het blad De Reflector aan een nauwkeurige inspectie onderworpen. Er werd echter niets verdachts gevonden. Betrokkene stond als een ‘rustig’ persoon bekend. ‘Als zeker kan worden aangenomen dat hij op generlei wijze als koerier heeft dienstgedaan’, vermeldt het Geheim Archief van het Ministerie van Koloniën. Met de kennelijke bedoeling de Indische bevolking zelf voor te bereiden op allerlei praktische taken, richtte Wakker, die al in Amsterdam interesse voor onderwijs had getoond, bij zijn werk in Medan een soort ambachtsschool op. Hij was afhankelijk van directeuren die geld moesten voorschieten en ondervond veel tegenwerking ‘door bedrog van diezelfde directeuren’, vertelde hij later. Om zich op deze tak van onderwijs te oriënteren en kennis op te doen bezocht Wakker in Nederlands-Indië zo veel mogelijk plaatselijke en regionale congressen voor ambachtsschoolonderwijs. Op eigen kosten maakte hij lange reizen ter bestudering van werk- en productiemethoden. Op doorreis naar Japan in 1925 sprak hij in Siam met een neef van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die daar eerder gezant was. Wakker had bewondering en respect voor Sneevliet, die in 1924 naar Nederland terugkeerde en voorzitter van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) werd: ’Hij kon de hele nacht doorwerken’. Maar hij verschilde politiek met hem van mening. Wakker meende, in tegenstelling tot Sneevliet, dat de ongeletterde, onderontwikkelde massa geen revolutie kon maken. Sneevliet was bovendien ‘veel te haastig: hij wilde te snel en te veel. En hij was slordig. Zowel in zijn werk als ten aanzien van zijn gezin. In Holland had hij nooit bij het NAS moeten gaan werken’. 

Op drieënvijftigjarige leeftijd, in 1933, keerde Wakker definitief terug naar Europa. Hij had een opmerkelijke carrière doorlopen als technicus en als bestuurder in Nederlands-Indië. Hij eindigde zijn werkzaam leven daar als lid van het provinciale bestuurslichaam van Deli en kreeg in 1932 eervol ontslag uit de dienst. Hij vestigde zich nu in Brussel, waar hij ongeveer drie jaar verbleef. Wat hem er bracht en wat hij er deed is niet bekend. In januari 1936 was hij weer in Nederland. Hij liet zich in Voorburg inschrijven en verhuisde in oktober 1936 naar Amsterdam, waar hij van een ruim pensioen genoot. Of hij zich nog met politiek inliet is niet bekend. Vanaf september 1940 woonde hij in Ouderkerk aan den Amstel. Een jaar later verhuisde hij naar Heemstede en van april 1949 tot december 1959 woonde hij in Utrecht. Bankzaken hadden toen zijn grote belangstelling. In 1959 trok hij zich terug in het bejaardenverzorgingstehuis Huize Wildhoef in Bloemendaal. Zijn gezichtsvermogen ging steeds meer achteruit en hulpbehoevendheid, afhankelijkheid en isolement namen gaandeweg toe. Wakker overleed in 1970 in Huize Wildhoef op negentigjarige leeftijd en werd in stilte op Westerveld gecremeerd. Familie had hij niet meer.

Archief: 

Collectie De Winter, met aantekeningen Tinus de Winter van gesprekken met Wakker d.d. 16 oktober 1966 en 3 mei 1970 en nagelaten papieren over diens uitgeverij.

Publicaties: 

‘Nota over het voorstel tot het bouwen van Gemeentewoningen’ in: Gemeenteblad Medan, nr. 319, 28 juni 1920, 22-27.

Literatuur: 

Sumatra Post, 21.10.1918; De Reflector (Batavia), 9.7.1921; W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed. Deel 2 (Amsterdam 1925) 142, 338; W. van Ravesteyn, De roman van mijn leven. Memoires tot 1940, deel I (ongepubliceerd 1947); W. van Ravesteyn, ‘De arbeidersbeweging in Rotterdam vóór de Eerste Wereldoorlog’ in: Rotterdams Jaarboekje (Rotterdam 1954) 237-280; W. van Ravesteyn, Zelfportret voor mijn zoon (ongepubliceerd 1963); M. Perthus, Henk Sneevliet – Revolutionair-socialist in Europa en Azië (Nijmegen 1976); F. Tichelman, Socialisme in Indonesië. De Indische Sociaal-Democratische Vereeniging 1897-1917 (Dordrecht 1985); A.F. Mellink, ‘Rutgers, Sebald Justinus’ in: BWSA; H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP. Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland (SDP) (Amsterdam 1989); J.W. Stutje, ‘Abraham Soep (1874-1958). Portret van een bandeloze rebel’ in: Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging, nr. 24, december 1991, 2-37; D. de Winter, ‘Op zoek naar Abraham Soep’ in: Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging, nr. 25, maart 1992, 38-42; S. Bloemgarten, ‘Soep, Abraham’ in: BWSA; S. van Faassen, H. Oldewarris en K. Thomassen (red.), W.L. en J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij 1903-1965 (Rotterdam 1993); D. de Winter, ‘Henk Wakker. Socialist en uitgever in Rotterdam’ in: Onvoltooid Verleden, nr. 5, februari 1999, 37- 44; P.K.M. van Roosmalen, Ontwerpen aan de stad. Stedenbouw in Nederland-Indië en Indonesië (1905-1950) (Delft 2008).

Portret: 

H.A. Wakker, IISG

Handtekening: 

Paspoort Wakker d.d. 30 juni 1931, Collectie De Winter.

Auteur: 
Dick de Winter
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2019)