HELSDINGEN, Pieter Johannes

Pieter Johannes Helsdingen

ijveraar voor kiesrecht en Rotterdams sociaaldemocraat, is geboren te Rotterdam op 2 april 1852 en aldaar overleden op 31 maart 1924. Hij was de zoon van Gerrit Helsdingen, politieagent en water- en vuurhandelaar, en Pieternella Hazeboom, arbeidster in een fabriek van gebreide goederen. Op 17 november 1875 trad hij in het huwelijk met Gerarda Wilhelmina Antonisse, dienstbode, met wie hij drie dochters en zes zonen kreeg.

In 1864, toen Helsdingen twaalf jaar was, werd zijn vader ontslagen bij de politie omdat hij een meerdere, die hem valselijk had beschuldigd, te lijf was gegaan. De ouders begonnen daarop een water- en vuurnering, waarbij de kinderen meehielpen. Helsdingen ging van zijn zevende tot zijn tiende naar school en kwam daarna, net als eerder zijn twee jaar oudere broer Willem Pieter Gerardus, als leerjongen bij een schoenmaker. Aan deze positie kwam een einde toen zijn broer bijna met de baas in gevecht raakte nadat deze hem met de spanriem had gedreigd. De broers vonden daarna werk als tapijt- en mattenwever bij de tapijtfirma Willeman & Co. In 1869 maakten zij voor het eerst kennis met het bestaan van arbeidersverenigingen, zonder daartoe zelf te behoren. Dit kwam door toedoen van de in Rotterdam actieve radicale journalist Philip von Roesgen von Floss, die over de oprichting van lokale werkliedenverenigingen berichtte in het nieuwe plaatselijke Volksblad. 'In 1870 hoorden wij spreken van de Internationale en in '73 aanschouwden wij de eerste werkstaking die der Rotterdamse sigarenmakers', aldus Piet. Door toedoen van een aangetrouwd familielid trad eerst Willem en later Piet toe tot de Rotterdamse afdeling van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond (ANWV). Het optreden van sprekers voor deze afdeling droeg bij aan de ontwikkeling van de leden. Volgens W.H. Vliegen maakten beide broers een soortgelijke politieke ontwikkeling door, maar bracht Piet het in ontwikkeling niet zo ver als zijn broer, vermoedelijk omdat hij op jongere leeftijd trouwde (in 1875, toen hij 23 was), maar ook omdat hij minder studeerde dan zijn broer, die pas op zijn 29e trouwde en las wat hij krijgen kon. Beide broers stichtten grote gezinnen. Piet werd tussen 1877 en 1892 vader van negen kinderen, van wie er drie op jonge leeftijd stierven en één blind was.

Een redevoering van F. Domela Nieuwenhuis over het algemeen kiesrecht voor de Rotterdamse ANWV-afdeling veroorzaakte daarbinnen een tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van het socialisme. Toen Charles Rodenback in een van zijn brieven vanuit Parijs in Recht voor Allen het idee opperde om in verband met de komende Kamerverkiezingen een vereniging van niet-kiezers op te richten, verklaarden beide broers en enkele andere Rotterdammers zich bereid mee te werken aan de oprichting daarvan. Dit werd op 6 augustus 1881 de Rotterdamse Sociaal-Democratische Vereeniging, die steunde op arbeiders in typisch ambachtelijke beroepen. Piet werd bestuurslid en Willem voorzitter. In 1882 ging de Rotterdamse vereniging op in de landelijke Sociaal-Democratische Bond (SDB). Piet Helsdingen ontwikkelde zich tot een bekend SDB-propagandist en geldt in Nederland als de eerste die een tijdschrift op straat begon te verkopen (in 1883): 'Koopt en leest het Sociaal-democratisch weekblad "Recht voor Allen"'. Dit colporteren met een politiek standpunt riep bij het publiek een vijandige houding op. Rond de colporteur vormden zich groepjes die vaak handtastelijk werden. Ook ontstonden mensenmassa's waar soms geen doorkomen aan was, nog versterkt door het optreden van de politie. Helsdingen hield echter vol en anderen volgden hem na. Hij trad ook, zij het niet veelvuldig, op als spreker op SDB-vergaderingen, een enkele keer ook buiten Rotterdam. Volgens Age Scheffer behoorde Helsdingen, 'de nuchtere, spijkerharde Rotterdammer', tot de sprekers die niet met theorieën kwamen, maar met feiten. De Rotterdamse anarchist Piet Honig noemde hem 'een zeer bedaard en gematigd man'. Zijn organisatietalent kwam vooral tot uitdrukking in het hoofdbestuur van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. In 1884 kwam hij in het bestuur en in 1885 werd hij secretaris. Van dit in Rotterdam gevestigde bestuur ging een sterke daadkracht uit, die resulteerde in een grote landelijke kiesrechtdemonstratie in september 1885 in Den Haag. Hij maakte met onder anderen B.H. Heldt deel uit van de afvaardiging die door de minister werd ontvangen. Dat de meeting een motie aannam om in het vervolg niet meer om algemeen stemrecht te vragen, noemde hij achteraf een grote fout, omdat deze de beweging de pas afsneed om zich nogmaals zo tot de regering te wenden. Tegen Vliegen noemde hij Domela Nieuwenhuis de geestelijke vader van deze motie. Bij de rellen in 1887 in Rotterdam na de vrijlating van Domela Nieuwenhuis uit de gevangenis joeg een opgehitste menigte de socialisten op en sloeg hun inboedel kapot. Ook bij Helsdingen werd de boel 'ingesmeten'.

Door ziekte ging Helsdingen weg bij de fabriek. Begin december 1887 opende hij een boekhandel en later trachtte hij de kost te verdienen door op eigen houtje matten te fabriceren. In 1890 haalde hij zijn broer Willem over hieraan mee te doen. Het was een moeizame zaak om het aangenomen werk met hun gezinsleven en politieke activiteiten te combineren, maar zij hielden het vier jaar vol. Piet Helsdingen leefde daarna van zijn boek- en tijdschriftenhandel. In 1894 speelde de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht een rol in de verwikkelingen die leidden tot de oprichting van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). In juni stelde het hoofdbestuur van de Bond een circulaire op, die aan alle arbeidersorganisaties in het land werd gestuurd en in De Nieuwe Tijd werd gepubliceerd. Deze was ondertekend door onder meer Franc van der Goes, Piet Helsdingen en Henri Polak. De circulaire pakte uit ten gunste van de parlementaire socialisten. Helsdingen bedankte voor het SDB-lidmaatschap en werd lid van de SDAP. In Rotterdam werd hij voorzitter van de SDAP-afdeling. Hij kwam als boekhandelaar in een moeilijke positie, toen de Rotterdamse SDAP in januari 1896 een openbare vergadering belegde om te protesteren tegen de berichtgeving over de moord op een tienjarige jongen door het Rotterdamsch Nieuwsblad. De SDAP wist daarmee veel mensen naar de vergadering te krijgen, al vermoedt H.J. Scheffer dat dit ook gebeurde op instigatie van Hendrik Spiekman, die een vete had met C. Sijthoff, de uitgever van het Nieuwsblad. Op de door 2000 mensen bezochte vergadering, die onder leiding van Helsdingen stond, spraken zijn broer Willem en Pieter Jelles Troelstra. Aan het slot werden de aanwezigen opgewekt het Nieuwsblad te boycotten. Helsdingen, die zijn halve broodwinning uit de verkoop van deze krant haalde, besloot na de vergadering om deze niet langer te verkopen. Zijn echtgenote was over de gevolgen daarvan 'minder tevreden'. Toen hij het als boekhandelaar niet meer redde, zocht Helsdingen werk als stukadoor en witter. Zijn positie lijkt die van een 'zelfstandige zonder personeel', maar hij sloot zich wel aan bij de Nederlandse Stukadoorsbond en was begin twintigste eeuw enige jaren redacteur van zijn in Rotterdam gevestigde bondsblad De Stukadoor. Bij de strubbelingen in de bond rond de spoorwegstakingen van 1903 had hij de steun van het bondsbestuur. Volgens Vliegen koos men Helsdingen in Rotterdam in alle lichamen waarvan hij deel uitmaakte tot voorzitter. Hij noemde hem in 1905 'ontegenzeggelijk een goed leider van vergaderingen', zij het dat hij de laatste jaren soms wat mat en lusteloos was, wat Vliegen weet aan de moeilijke huiselijke omstandigheden, waaronder Helsdingen met zijn talrijk gezin vaak gebukt ging. Toen zijn echtgenote in 1898 was overleden, was Helsdingen niet hertrouwd. In de partij steunde hij het standpunt om de strijd voor algemeen vrouwenkiesrecht dadelijk aan de orde te stellen en niet te wachten tot de mannelijke arbeiders dit kiesrecht verkregen zouden hebben. Helsdingen en anderen stelden zich hiermee op het congres van 1899, dat moest uitmonden in een landelijk comité voor algemeen kiesrecht, succesvol op tegenover Troelstra en het SDAP-bestuur. Op het partijcongres van 1907 verzette Helsdingen zich opnieuw tegen het laten vallen van het vrouwenkiesrecht door het partijbestuur. Vlak daarop legde Helsdingen het plaatselijk af tegen de opdringerige marxistische oppositie binnen de SDAP rond het blad De Tribune. In de Zuid-Hollandse Zuider Kwartier Federatie, waartoe de Rotterdamse SDAP-afdelingen behoorden, kende het bestuur al enige tijd een marxistische meerderheid. Uit wrevel over de oppositiedrang besloot Helsdingen als Federatievoorzitter af te treden, omdat er steeds een 'vaste groep' tegenover hem stond. Willem van Ravesteyn, die de Rotterdamse socialisten te weinig intellectueel vond, noemde Helsdingen een man 'zonder bizondere talenten' en 'een ouwe zeur, die teerde op de reputatie van zijn broer'. Helsdingen merkte echter op dat wat de arbeiders, 'de arme bliksems denken en voelen, weet en voelt v. Ravesteyn niet'. Hij werd als Federatievoorzitter opgevolgd door de marxist H.A. Wakker. Ondanks zijn inzet voor de plaatselijke SDAP lukte het Helsdingen niet in de Rotterdamse gemeenteraad gekozen te worden. Bij de raadsverkiezingen van 1905 veroverde hij in district II geen zetel, al bereikte hij wel de herstemming. Ook in 1912 en 1915 kreeg hij te weinig stemmen. In 1915 haalde hij opnieuw de herstemming. Pas op hoge leeftijd, in 1921, werd hij in de raad gekozen, in de vacature K.R. van Staal, die was teruggetreden in verband met een schandaal (waarvan deze later werd vrijgesproken). Deze zetel bezette Helsdingen tot 1923. In 1924 overleed hij op 71-jarige leeftijd.

In de literatuur worden bepaalde gebeurtenissen aan zowel Piet als Willem toegeschreven. Volgens De Ruyter-de Zeeuw was Piet 'niet zo'n inspirerende figuur als zijn broer', die landelijk bekend werd en in 1901 in de Tweede Kamer was gekomen. Andere vergelijkingen met zijn broer (Vliegen en Van Ravesteyn) vallen eveneens minder gunstig uit voor hem. Daar staat tegenover dat Piet Helsdingen in de kiesrechtbeweging en in Rotterdam een eigen en herkenbare rol heeft gespeeld. Bij het 25-jarig bestaan van de Rotterdamse sociaaldemocratie in 1906 schreef hij tussen juli 1906 en februari 1907 de geschiedenis daarvan in een wekelijks feuilleton met 32 afleveringen.

Publicaties: 

Een herinneringsdag', feuilleton in: Voorwaarts. Weekblad van de Arbeiderspartij in Zuid-Holland, 21.7.1906-23.2.1907.

Literatuur: 

Bymholt, Geschiedenis; W.P.G. Helsdingen, 'Korte levensschets' in: De Jonge Gids, 4, 6.2.1902, 655-94; Vliegen, Dageraad I-II (personalia in: I, 84-5); Vliegen, Kracht I-II; W. van Ravesteyn, 'De arbeidersbeweging in Rotterdam vóór de Eerste Wereldoorlog' in Rotterdams Jaarboekje, 1954, 237-80; A. Scheffer, Ome Jan. Het leven van Jan van Zutphen (Amsterdam 1958); Chr.A. de Ruyter-de Zeeuw, Hendrik Spiekman. De grondvester van de Rotterdamse Sociaal-Democratie (Rotterdam 1971); J. Outshoorn, Vrouwenemancipatie en socialisme (Nijmegen 1973); M. Schouten, De socialen zijn in aantogt. De Nederlandse arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Amsterdam 1976); H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw (Den Haag 1981) 212-13; H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP (Amsterdam 1989); S. Bloemgarten, Henri Polak. Sociaal democraat 1868-1943 (Den Haag 1993); R. Wolters, 'Piet en Sien bezorgden aardappelen aan huis' in: Rotterdams Nieuwsblad, 14.11.1998 (betreft blinde zoon); P. Honig, Herinneringen van een Rotterdams revolutionair (Utrecht 2005, bezorgd door B. Altena).

Portret: 

P.J. Helsdingen, uit: Vliegen, Dageraad I (Amsterdam 1905), tegenover p. 136

Handtekening: 

Huwelijksakte van Helsdingen/Antonisse dd. 17 november 1875. Akte 1103, akteplaats Rotterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2011)
Laatst gewijzigd: 

04-04-2011

11-2-2017 (beroep echtgenote toegevoegd)