STOOP, Theodoor

Theodoor Stoop

SDAP-geldschieter en -raadslid in Dordrecht, is geboren te Dordrecht op 20 oktober 1861 en aldaar overleden op 7 september 1933. Hij was de zoon van Adriaan Stoop, kassier, en Cornelia Deking Dura, particuliere. Op 8 maart 1893 trad hij in het huwelijk met Adriana Magdalena Julie Snouck Hurgronje, met wie hij twee dochters en twee zoons kreeg.

Stoop stamde uit een vooraanstaand Dordts patriciërsgeslacht, dat veel voor de stad heeft gedaan. Na zijn middelbare school studeerde Stoop geneeskunde in Leiden. Hij promoveerde in 1890 en werd in 1891 arts in Dordrecht. Door zijn 'armenpraktijk' kwam hij in contact met de arbeidersklasse. Hij werd lid van de in 1897 opgerichte Arbeiders-Kiesvereeniging, waarin de bekende Socialistenbond'ers J.A. Bergmeijer en J. van Zadelhoff de scepter zwaaiden, en in 1900 stond hij kandidaat voor de raad. Bij het opheffen van de Socialistenbond in hetzelfde jaar werd de Dordtse afdeling van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) opgericht en trad Stoop toe tot de SDAP. Ondanks zijn voor zijn afkomst radicale politieke keuze brak hij niet met zijn milieu. Hij bleef omgaan met zijn familie en speelde een voorname rol binnen e gegoede liberale burgerij. Zo was hij voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Samen met andere sociaal-bewogen rijke burgers van Dordrecht steunde hij de Dordtse arbeidersverenigingen. Zijn rustig en beminnelijk karakter zal daarbij een grote rol hebben gespeeld. Ook zijn vrouw deelde zijn socialistische opvattingen en was politiek actief. Zij was bevriend met Henriette Roland Holst en schreef kinderboeken. Stoop gaf de dichteres soms medische adviezen. In 1901 kwam hij als kandidaat van de Arbeiders-Kiesvereeniging in de raad, waarvan hij onafgebroken tot in 1927 lid zou blijven. Direct wendde hij zijn relaties en deskundigheid aan om het ouderwetse ziekenhuis te vervangen door een moderne instelling. Samen met Van Zadelhoff en Bergmeijer voerde hij van 1909 tot 1920 de redactie van het plaatselijke SDAP-blad, De Volksstem, waarin veel gedichten van Roland Holst werden opgenomen.

Landelijk ambieerde Stoop geen politieke rol maar trad hij op als geldschieter binnen de SDAP en aanverwante organisaties. In 1900 werd hij betrokken bij de pogingen van F.M. Wibaut verbruikscooperaties op te zetten. Vooral na de mislukte spoorwegstaking in 1903 werd een beroep op zijn vermogen gedaan. De Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond en voorzitter Henri Polak leenden geld van hem. Met andere kapitaalkrachtigen als J.G. ten Bokkel en Wibaut moest Stoop vaak diep in de buidel tasten. De ontslagen staker H.A. Wakker kreeg geld van hen voor een boekhandel, later uitgebreid met een uitgeverij. Stoop en Ten Bokkel hielden het marxistisch bijvoegsel van Het Volk, het Weekblad, financieel overeind. Stoop schreef er ook in, speelde een bescheiden rol onder de gematigde marxisten rond dat blad en zat in de Raad van Commissarissen. In 1904 speelde hij een rol bij de oprichting van de Centrale Arbeiders-Verzekerings- en Depositobank (De Centrale). Hij trad ook daar toe tot de Raad van Commissarissen en zou daarvan tot zijn dood lid blijven. Zeker in het begin redde hij het voortbestaan van De Centrale door regelmatig grote bedragen te lenen. Om die reden werd zelfs een Syndicaat tot het Overnemen van Aandeelen van 'De Centrale-Arb.-Verz. en Dep. Bank' in het leven geroepen. Stoop zag De Centrale als een machtig wapen voor de socialistische arbeidersbeweging. Hij was van veel verenigingen bestuurslid, niet alleen van socialistische. Zo speelde hij een rol binnen de Zuid-Hollandsche Vereeniging 'Het Groene Kruis' en de daaraan verbonden Gezondheidskolonie voor zwakke kinderen. Hij behoorde tot de begunstigers van de Nederlandsche Arbeiders Sportbond en de Dordtse Bond voor Lichamelijke Opvoeding. In 1906 was hij betrokken bij de oprichting van de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken. Hij werd penningmeester en zou lange jaren in het bestuur en in de commissie van toezicht zitten. Stoop zette zich in voor de tuberculosebestrijding. Binnen de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst probeerde hij met Louis Heijermans de sociaal-democratische opvattingen over gezondheidszorg te propageren. Hij kwam daardoor vaak in strijd met zijn meer principiële marxistische partijgenoten, die dit alles afdeden als lapwerk. In 1904, 1907 en 1910 stond hij kandidaat voor de Provinciale Staten. Pas in 1913 lukte het Stoop in de Provinciale Staten van Zuid-Holland te komen. Herhaaldelijk, maar tevergeefs bood de SDAP hem een zetel in de Eerste Kamer aan. Wel vervulde hij jarenlang bestuursfuncties in het partijgewest Zuid-Holland-Oost. Slechts een enkele keer manifesteerde Stoop zich op landelijk niveau. In 1909 behoorde hij met Bergmeijer en Van Zadelhoff tot de 'marxisten', die zich verzetten tegen het buitengewoon congres dat leidde tot het royement van de Tribunisten. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog behoorde hij tot de zogeheten 'Dordsche oppositie', die zich heftig verzette tegen de godsvredepolitiek van P.J. Troelstra en zich op een pacifistisch standpunt stelde. Aan zijn vriend en geestverwant Wibaut schreef hij eerst dat hij de partij zou verlaten als dieop de ingeslagen militaristische weg zou voortgaan, maar later schreef hij: 'Wij voelen ons zo weinig los van de partij, dat als onze motie verworpen wordt en desnoods alle acht eischen van Troelstra met huid en haar geslikt, wij nog niet weg zouden gaan'. Toen deze oppositie op het Arnhemse partijcongres van 1915 het pleit verloor, bleef Stoop inderdaad in de SDAP. Maar hij bleef zich in het Weekblad uitspreken tegen de landsverdediging en voor de klassenstrijd. Mede met hulp van Stoop financierde Julius Barmat de Rotterdamse sociaal-democratische krant Voorwaarts, die in 1920 verscheen.

Zijn radicale standpunten verhinderden niet dat Stoop in 1917 in Dordrecht gekozen werd tot wethouder van sociale zaken. Hij voerde onmiddellijk een voedseldistributie in. In 1919 raakte de SDAP de wethouderszetel voor korte tijd kwijt, maar in 1921 kwam Stoop terug. In 1923 was hij een tijdlang loco-burgemeester. Mevrouw Stoop-Snouck Hurgronje deed als SDAP-er af en toe ook van zich spreken. Tijdens de acties rond de vrijlating van de dienstweigeraar Herman Groenendaal drong zij in juli 1921 de Tweede Kamer binnen om daar een anti-militaristische rede te houden. Zij werd snel verwijderd. In 1919 had ze dit staaltje eerder vertoond door vanaf de publieke tribune de Dordtse gemeenteraad toe te spreken bij de installatie van het eerste vrouwelijke raadslid, een socialiste. Zij was de drijvende kracht achter Stoops inspanningen een deel van de Biesbosch in te laten polderen, om de werkloosheid te bestrijden. Ook was hij de initiatiefnemer van een sportpark in Dordrecht. Stoop maakte geen ophef van zijn werk, hij vond zijn geluk in het doen. Als wethouder zette hij zich in voor de modernisering van de armenzorg, die hij ombouwde tot Maatschappelijk Hulpbetoon en het in het leven roepen van een Gemeentelijke Geneeskundige Dienst en een Schooltandartsendienst. Ook de preventieve gezondheidszorg nam hij ter hand door een goede gemeentereinigingsdienst op te richten. Voor de havenarbeiders organiseerde hij een havenbeurs. In 1927 legde Stoop om gezondheidsredenen al zijn functies neer. Hij trad af als wethouder en hield op lid te zijn van de vele besturen, waarin hij zitting had. 'Pauca loquens, multa faciens' (weinig sprekend, veel werkend) staat op het schilderij dat George Rueter aan het einde van zijn werkzaam leven van hem maakte.

Publicaties: 

Iets over de behandeling der zoogenaamde aneurysmata externa (Leiden 1890; dissertatie); 'Het Londensch congres tot bestrijding der tuberculose, in: De Nieuwe Tijd, 1901, 526-9.

Literatuur: 

Vliegen, Kracht I-II, III, 141-3; J. Giesen, Nieuwe geschiedenis. Het antimilitarisme van de daad in Nederland. (Rotterdam 1923) 222-3; J. Sanders, Een kwarteeuw in den Dordtschen raad. Gedenkboek. Herinneringen uit een vijfentwintig-jarig tijdperk van sociaal-democr. gemeentepolitiek in den gemeenteraad van Dordt 1901-1926 (Dordrecht 1927); H. Greve, Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland (Den Haag 1933); J. van Zadelhoff, 'Doctor Theodoor Stoop' in: De Socialistische Gids, 1933, 665-8; H. Festen, 125 jaar Geneeskunst en Maatschappij (Utrecht 1974); G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut. Mens en magistraat (Den Haag 1987); F. Vriesendorp, 'Dokter Stoop' in: Kwartaal en teken van Dordrecht, jrg. 1, 1975, 8-10; W. Veerman, 'Veertig jaar socialisme in Dordrecht (1900-1940)' in: Kwartaal en teken van Dordrecht, jrg. 1, 1975, 11-4; A. Pannekoek, Herinneringen (Amsterdam 1982); H. Fels (red.), Een levenlang Ben Sajet (Baarn 1977); H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP (Amsterdam 1989); A. Roland Holst, Briefwisseling met Richard en Henriette Roland Holst (Amsterdam 1990); B. van Dongen, Revolutie of integratie (Amsterdam 1992); S. Bloemgarten, Henri Polak, sociaal democraat 1886-1943 (Den Haag 1993); G.W.B. Borrie, Monne de Miranda (Den Haag 1993); J. van Gerwen, De Centrale centraal (Amsterdam 1993); L. Tibbe, R.N. Roland Holst. Arbeid en schoonheid vereend (Amsterdam 1994); E. Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriette Roland Holst 1869-1952 (z.pl. 1996).

Portret: 

Theodoor Stoop, uit: W.H. Vliegen, De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en tafereelen uit de socialistische beweging in Nederland. Deel II (Amsterdam 1905)

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 266-269
Laatst gewijzigd: 

00-00-2001