Bob Reinalda, Dertig jaar Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland

Oorspronkelijk gepubliceerd in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, november 1983, p. 370 e.v.
Hier verschenen met toestemming van de redactie van het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis

In het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam vond op 2 januari 1953 de eerste vergadering plaats van een gezelschap dat zich vijftien jaar lang zou tooien met de naam Sociaal-Historische Studiekring (afgekort SHS), de voorloper van de Nederlandse Vereniging tot beoefening van de Sociale Geschiedenis (NVSG). Voorzitter van de SHS werd Arthur Lehning; vice-voorzitter, tevens redacteur van het Mededelingenblad dat de SHS al spoedig uitgaf, Piet Meertens.

Het initiatief tot het Biografisch Woordenboek

Voor de tweede vergadering van de kring op 11 april van dat jaar stelde het bestuur de leden voor mee te werken aan de samenstelling van een 'biografisch woordenboek van het socialisme en de sociale beweging in Nederland tussen 1860 en 1918'. Daarbij dacht het bestuur aan het opnemen van biografieën van personen, die een rol hebben gespeeld in of een bijdrage hebben geleverd tot de sociale beweging in Nederland tussen 1860 en 1918 en inmiddels overleden zijn'. Van de in aanmerking komende nog levende personen zou eveneens biografisch materiaal verzameld kunnen worden, zo mogelijk met medewerking van betrokkenen. Om de gedachten te bepalen en een indruk van de mogelijke omvang te krijgen, had het bestuur een voorlopige naamlijst van voor opname in aanmerking komende personen opgesteld. Tenslotte kwam het bestuur met het voorstel voor een redactiecommissie onder voorzitterschap van Meertens met als leden Frits de Jong en Oene Noordenbos. Deze zou als taak krijgen het vaststellen van een leidraad voor de biografieën en het coördineren van de werkzaamheden terzake.1

De inperking van 'sociale beweging' tot 'arbeidersbeweging'

De vergadering van zaterdag 11 april nam het bestuursvoorstel, dat de SHS zou gaan werken aan het samenstellen van een biografisch woordenboek onder redactie van Meertens, De Jong en Noordenbos, 'in beginsel' over. Tegelijk stelde zij een aantal zaken vast, die ik hier puntsgewijs wil weergeven.2 Opmerkelijk is de verandering in het vierde punt, waarbij de begrippen 'sociale beweging' en 'arbeidersbeweging' in het geding zijn. In totaal stelde de vergadering van 11 april een vijftal zaken met betrekking tot het woordenboek vast.
1. In het woordenboek worden geen artikelen over organisaties en periodieken opgenomen, maar enkel over natuurlijke personen.3
2. De begindatum van het woordenboek werd gesteld op 1848, 'evenwel met dien verstande, dat het accent zal liggen op de periode 1860-1918'. Zowel de einddata 1900 als 1940 werden verworpen.4
3. Sprekend over een criterium ten aanzien van personen die voor 'behandeling' in aanmerking komen, legde de vergadering de nadruk op 'de oorspronkelijke bijdrage, welke deze personen aan de ontwikkeling van het socialisme en de sociale beweging geleverd moeten hebben. Zij, die alleen maar organisatorisch actief zijn geweest, blijven buiten behandeling'.
4. Nadat was voorgesteld het project te beperken tot 'het socialisme, en hetzij het veel ruimere gebied van de sociale beweging geheel te laten vervallen - hetzij dit te vervangen door de arbeidersbeweging', besloot de vergadering tot dit laatste. Dit betekende dat in de door het bestuur gehanteerde naam - Biografisch woordenboek van het socialisme en de sociale beweging in Nederland tussen 1860 en 1918 - de woorden 'sociale beweging' werden vervangen door 'arbeidersbeweging'.
5. Ervan overtuigd dat een geheel bevredigende terreinafbakening 'minder wel mogelijk' zou blijken, gaf de vergadering de voorkeur aan het opstellen van 'een minimum-lijst van personen, welke het eerst voor behandeling in aanmerking komen', te putten uit de voorlopige naamlijst.
Met deze besluiten kon de redactiecommissie aan het werk.

De eerste werkzaamheden

In het tweede nummer van het Mededelingenblad, dat in september verscheen, publiceerde de redactiecommissie van het woordenboek zowel een nota over het woordenboek als de eerste vier levensschetsen die zij gereed had, te weten van Anke van der Vlies, A.P. van Groeningen, Albert van der Heide en Rudolf Kuyper.
In de nota presenteerde de redactiecommissie de gevraagde 'minimum-lijst', die 107 namen bevatte.5 Volgens de redactie was van déze personen 'in de eerste plaats een biografie wenselijk'. Bij het opstellen van deze lijst had zij zich laten leiden door de overweging 'dat daarvoor allereerst die personen in aanmerking komen, waarover nog geen biografieën zijn verschenen en over wier leven en werk zovele gegevens beschikbaar zijn, dat het mogelijk is hieruit zonder al te veel moeite een levensschets op te stellen'. Bekende figuren als 'Domela Nieuwenhuis, Gorter, Heyermans, S. van Houten, Multatuli, Henr. Roland Holst, Schaper, Troelstra, Van Vloten, Wibaut en Wijnkoop' ontbraken in deze lijst. Daarentegen waren wel opgenomen - het is een willekeurige greep - W.A. Bonger, Edo Fimmen, Suze Groeneweg, G. Kapteyn-Muysken. A.S. de Leeuw, Jan Oudegeest, Hendrik Spiekman en Dirk Troelstra. In de lijst ontbraken volgens de redactie eveneens 'allerlei figuren uit de begintijd van het Nederlandse socialisme'. De redactie zag het niet als eenvoudig om over hun leven nadere bijzonderheden bijeen te brengen. Wel beschouwde zij dit als 'een van haar belangrijkste taken', al gaf zij niet aan hoe zij dacht deze taak te vervullen.6
Voor de redactie vormde de lijst van 107, die de leden nog konden aanvullen of inkorten,7 het uitgangspunt. Mocht het mogelijk zijn deze taak binnen afzienbare tijd af te ronden, en dat zou mogelijk zijn indien elk lid drie of vier biografieën schreef, dan zou daarmee 'al een zo belangrijke grondslag van ons biografisch woordenboek zijn gelegd', dat men met gerust vertrouwen de verdere ontwikkeling van dit werk tegemoet kon zien. Aldus de toen nog tamelijk optimistisch gestemde redactie.8 Zij nodigde de leden uit om biografieën uit de lijst voor hun rekening te nemen. Van degenen die zich opgaven, hield de redactie aantekening door achter de namen op de lijst tussen haakjes de medewerkersnamen te noteren. Dit konden, blijkens een besluit van de vergadering op 19 september 1953, ook mensen van buiten de SHS zijn.
Inzake de vorm van de levensschetsen verzocht de redactie de medewerkers met nadruk een zo volledig mogelijke bibliografie bij elke levensschets te voegen en een literatuuropgave van althans de belangrijkste bronnen. De eerste gepubliceerde schetsen golden tevens als voorbeeld voor wat de redactie voor ogen stond. Hierover werden in de vergadering van 19 september enkele kritische opmerkingen gemaakt.9 Helaas geven de notulen niet weer wat de inhoud van deze kritieken is geweest. Aangezien de latere schetsen dezelfde vorm als de eerste hebben, mogen we echter aannemen dat de geleverde kritiek niet van fundamentele aard is geweest.

Vragenlijst en medewerking van de pers

Om gegevens voor het biografisch woordenboek te verzamelen, stelde de redactiecommissie een vragenlijst op waarmee zij nog levende personen benaderde. Deze is opgenomen als bijlage 1. Hierop bleken in november 1954 33 ingevulde lijsten te zijn binnengekomen. Volgens Frits de Jong hadden de gegevens niet altijd betrekking op de aangeschreven personen maar soms op anderen. In elk geval was er bruikbaar materiaal bij.10
In het begin van het jaar had Lehning bovendien het verzamelen van materiaal door een oproep in de pers ter sprake gebracht. Het bleek dat Voskuil van Het Vrije Volk tot medewerking bereid was, waarna ook nog met enkele andere bladen contact werd opgenomen. Een veertigtal brieven was het resultaat van artikelen in Het Vrije Volk van 10 april 1954 (met alle buitenedities), Het Parool, Tijd en Taak en de Friese Koerier.11 Uiteindelijk beantwoordde een honderdtal personen de vragenlijst, soms met toevoeging van uitvoerige beschouwingen. Van degenen die de redactie rechtstreeks had benaderd, antwoordden slechts weinigen. Het aldus verkregen materiaal was volgens De Jong 'zeker niet zonder waarde, maar in kleiner bestek dan het Biografisch Woordenboek, waar het niet gelukt is bijzonderheden over belangrijke figuren te verkrijgen, wel gegevens over figuren van het tweede en lager plan'.12

'Arbeidersbeweging' of toch 'sociale beweging'?

Het besluit om het biografisch woordenboek niet te sieren met het ruimere begrip 'sociale beweging' maar met het meer beperkte 'arbeidersbeweging' komt uit de notulen van de vergadering van 11 april 1953 als een duidelijke beslissing naar voren. Bovendien is de verandering terug te vinden in de titel van de nota van de redactiecommissie en in de vaste kop voor het biografisch woordenboek in het Mededelingenblad. Steeds is daarin sprake van de combinatie 'het socialisme en de arbeidersbeweging', een combinatie die buitendien niet vreemd afsteekt bij de toenmalige sociale geschiedbeoefening.
Dat de op 11 april vastgestelde inperking niet de instemming van alle leden had, bleek op de derde vergadering op 19 september 1953. Daar drongen sommige leden aan in het woordenboek ook belangrijke figuren uit de sociale beweging buiten het socialisme te behandelen, 'zoals Ariëns, Gerritsen, Kerdijk e.a.'. Anderen wilden bovendien aandacht voor personen die 'in algemene zin invloed op de arbeidersbeweging hebben uitgeoefend'. De vergadering besloot 'nog levende figuren te benaderen teneinde van hen gegevens te verkrijgen'. Is dit al een onduidelijk antwoord op de principieel opgeworpen vragen, de volgende zin uit de notulen brengt ons met zijn uitsluitend socialistische voorbeelden nog verder van huis. 'De heer Meertens zal spreken met de heren Sam de Wolff en Luteraan, de heer Zoethout met de heren Alexander Cohen en de heer Lehning met de heer Soep.'13 Verwarring scheppend is bovendien dat de redactiecommissie in de eerder genoemde Vragenlijst in tegenstelling tot haar benaming in het Mededelingenblad de combinatie 'het socialisme en de sociale beweging' gebruikte.
Op de vergadering van 24 maart 1956 kwam de zaak opnieuw aan de orde, toen A.J.C. Rüter de vraag stelde of het niet wenselijk zou zijn ook 'figuren uit de sociale beweging (buiten het socialisme)' in het woordenboek op te nemen. In dat verband suggereerde hij contact op te nemen met W.J. Wieringa aan de Vrije Universiteit, die op dit terrein belangstelling had. Bij de vergadering vond hij gehoor, want deze verzocht het bestuur Wieringa het - toen nog door ballotage afgeschermde - lidmaatschap van de SHS aan te bieden. Bovendien nodigde de vergadering het bestuur uit om in gezamenlijk overleg met de redactie van het woordenboek een pre-advies uit te brengen over de omvang en inhoud van het woordenboek, 'waaromtrent blijkens de gedachtewisseling geen eenstemmigheid bestaat'.14
Over dit gevraagde pre-advies heb ik in het Mededelingenblad niets kunnen vinden. Wel kwam de terreinafbakening op de vergadering van 12 mei, dus nauwelijks twee maanden later, opnieuw ter sprake. Volgens de notulen beraadde de vergadering zich over 'de maatstaven, die aangelegd moeten worden ten aanzien van de opname in het woordenboek, waarbij gewezen wordt op figuren als de Directeur van het Huis van Bewaring in Middelburg, Jansen, Poutsma, de Witt Hamer, van Houten, d'Aulnis de Bourouill e.d.' Frits de Jong evenwel waarschuwde ervoor de grenzen 'niet te wijd' te stellen, 'zulks met het oog op de toch reeds uiterst langzame vordering van het werk'. Met zijn voorkeur de maatstaven voor opname in het woordenboek eerst principieel te stellen als het voorbereidend materiaal bijeengebracht en in het Mededelingenblad gepubliceerd zou zijn, verenigde de vergadering zich.15 Veel wijzer ten aanzien van het principiële punt zijn we daarmee niet, te meer omdat de combinatie 'waarschuwen voor niet te wijde (= smalle) grenzen' in de betreffende zin meer interpretaties toelaat. Wel is duidelijk dat de discussie tot een later tijdstip is uitgesteld.
Vijf-en-een-half jaar later, evenwel eerder dan bedoeld tijdstip, is er een duidelijke aanwijzing. Dat is op de vergadering van 25 november 1961, waar gesproken werd over de vraag of bepaalde letterkundigen wel of niet in het woordenboek moesten worden opgenomen. In dat verband wees Jan Rogier er 'nog eens' op dat het biografisch woordenboek 'de gehele sociale beweging in ons land bestrijkt en niet alleen de socialistische'.16 Uit de notulen is niet op te maken, dat tegen Rogiers visie bezwaar bestond.
Samenvattend wil ik over de opgetreden onduidelijkheid het volgende vermoeden uitspreken. Het bestuur, dat in zijn voorstel uit begin 1953 over sociale beweging had gesproken, zag deze woorden door het woord arbeidersbeweging vervangen. Noch voor het bestuur, noch voor de redactie van het woordenboek leverde dit problemen op, omdat dit de praktijk van het woordenboek dekte. Niet alle leden konden hiermee instemmen. Op de vergaderingen van de SHS verdedigden zij een theoretisch ruimere omschrijving, zonder dat daaruit vooralsnog praktische resultaten voortkwamen in de vorm van biografieën van confessionele of sociaal-liberale figuren dan wel voorstellen inzake de samenstelling van de naamlijst van het woordenboek. Het is deze situatie van elkaar uitsluitende praktijk (woordenboek) en theorie (ledenvergadering, maar ook niet bestreden door het woordenboek), waarin de vraag naar opname van figuren uit de sociale beweging buiten het socialisme steeds kon terugkeren. De hier genoemde kloof tussen woordenboek en ledenvergadering brengt ons op een volgend ermee samenhangend punt, namelijk de teleurstellende medewerking van de leden aan het project van de vereniging.

De teleurstellende medewerking van de leden

Mogen we het biografisch woordenboek een gezamenlijk project van de SHS noemen? Of is het juister dit te zien als een door Meertens gedragen project, waaraan een betrekkelijk klein aantal leden van de vereniging gedurende korte of langere tijd steun en medewerking heeft gegeven?
Wie de eerste nummers van het Mededelingenblad leest, krijgt de indruk van een warm enthousiasme voor het bestuursplan. Met de intekening op de lijst van 107 op de vergadering van 19 september 1953 vlotte het evenwel niet zo. Na afloop waren er van zeven mensen toezeggingen voor 38 biografieën, waarvan echter 22 voor rekening van de drie redacteuren.17 Op de volgende vergadering (9 januari 1954) drong Meertens er bij de leden op aan zich aan de gemaakte afspraken te houden. Dat de leden tot dan toe weinig of niet hadden meegewerkt, betreurde hij. Zelfs dacht hij erover de vergadering te verzoeken het plan voor het woordenboek in te trekken. Maar met die opvattingen waren de leden het niet eens. B.W Schaper vond de door Meertens gestelde termijn van drie maanden 'wel wat kort' en stelde voor de historische sectie van de Universiteit van Amsterdam bij het werk in te schakelen. Of dit uiteindelijk tot resultaten heeft geleid, is mij niet bekend, wel werden afspraken gemaakt om Romein en Presser te polsen, evenals Rüter, voor medewerking van Leidse studenten.18 Ruim twee jaar later, op de vergadering van 24 maart 1956, stelde Meertens opnieuw de vraag of met het project moest worden doorgegaan. Hij concludeerde dat het resultaat 'teleurstellend' was. 'In 6 nummers van het Mededelingenblad zijn thans 17 biografieën verschenen. Het oorspronkelijke plan van 1953 ging uit van 100 biografieën, die binnen een tijdsduur van anderhalf jaar door de 25 kringleden zou worden geschreven.' In weerwil van zijn negatieve conclusie beantwoordde de vergadering zijn vraag positief. Zelfs kwamen er enkele toezeggingen voor biografieën.19
Deze opleving van de vereniging veranderde evenwel weinig aan de door Meertens geschetste stand van zaken. Meestal viel op de volgende vergaderingen een 'traditionele klacht' van hem over de geringe medewerking aan het biografisch woordenboek te beluisteren. Was dat niet het geval, dan kwam dat omdat Meertens zich inhield, terwijl het eigenlijk wel nodig was erop te wijzen. Op 19 januari 1957 deelde hij mee sinds de vorige vergadering geen bijdragen meer te hebben ontvangen. Gezien dit tempo vreesde hij 'ondanks zijn betrekkelijke jeugd de verschijning van het woordenboek wel niet meer te zullen meemaken'.20 Op 26 april 1958 sprak hij zelfs over een 'volkomen gebrek aan medewerking', die de verschijning van het woordenboek wel 'zeer illusoir' maakte.21

Desondanks voortgang

Ondanks de geringe medewerking zette Meertens zijn activiteiten voor het woordenboek gestaag voort, zich verontschuldigend voor zijn 'uitgesproken voorkeur voor Zeeuwse figuren'.22 Om de leden te stimuleren maakte hij verschillende keren melding van soortgelijk werk in Engeland onder leiding van John Savi1le;23 opvallend genoeg niet van het Franse initiatief van Jean Maitron uit dezelfde tijd.24 Onverwachte hulp kreeg hij in 1959 van J.J. Kalma, die zich had gezet aan de geschiedschrijving van de Friese arbeidersbeweging. Opnieuw dus een regionale voorkeur. Gestimuleerd door diens komst kon Meertens in het Mededelingenblad van mei 1959 een tussenstand geven. Op dat moment waren 23 biografieën gepubliceerd. Kalma had er 14 gereed en 71 in bewerking. Meertens zelf had er 10 gereed en 35 in bewerking. Van de leden had A.J.M. Baljet er 9 toegezegd, B.W. Schaper en B. van Tijn elk 3, J.R. van der Leeuw 2 en S. de Wolff 1.25
Dat Meertens de drijvende kracht achter het biografisch woordenboek was, zal niemand willen ontkennen. Hoe groot zijn aandeel in de bereikte resultaten in deze periode was, toont het 25e nummer van het Mededelingenblad, dat in september 1964 verscheen. Hieruit blijkt dat op dat moment 56 biografieën waren gepubliceerd. Van deze waren er 37 van de hand van Meertens en 14 van Kalma. De beide redacteuren De Jong en Noordenbos hadden elk één biografie geleverd, wat ook gold voor de leden K. van Boeschoten, A. Lehning en A.J. Luikinga.26
Bevestigen deze gegevens niet de eerder opgeworpen gedachte dat het biografisch woordenboek niet zozeer te zien is als een gezamenlijk project van de SHS, maar wel als een door Meertens gedragen project, waarbij een klein aantal leden hem daadwerkelijk terzijde heeft gestaan?

Wijziging in de redactie

Nadat hierover vier jaar lang nauwelijks een woord was gewisseld, kwam het biografisch woordenboek op de vergadering van 13 november 1965 weer ter sprake. Wegens een teveel aan andere werkzaamheden trokken Frits de Jong en Oene Noordenbos zich uit de redactie terug, waarna Ger Hamsen hun plaats innam.
Op de vergadering kwam een gedachtewisseling op gang over de begrenzing van het woordenboek, waarvan ik de resultaten weer puntsgewijze wil weergeven:27
1. Besloten werd de periode 1860-1918 te verlengen tot 1940.
2. Hoewel geen besluit genomen werd over een vroeger begin van de periode, wil ik vermelden dat sommigen meenden dat niet iedereen die vóór 1860 actief was, geweerd kon worden. Daarbij golden bepaalde vrijdenkers, non-conformistische publicisten en de Zwijndrechtse Nieuwlichters als voorbeelden.
3. Besloten werd voortaan ook te werken aan vooraanstaande personen. Een belangrijke overweging hierbij was het vergroten van de aantrekkingskracht van het Mededelingenblad.
4. Voorts kwamen twee vragen aan de orde, waarvan de eerste bekend in de oren zal klinken: 'Beperken we ons tot de arbeidersbeweging of nemen we de sociale beweging in zijn geheel? Behandelen we mensen die naast hun rol in de arbeidersbeweging ook nog op andere wijze actief waren in wetenschap, kunst of elders in hun geheel of alleen voor zover zij op het door ons afgeperkte terrein kwamen?'. Net als bij punt 1 werden over deze vragen geen besluiten genomen. De notulen vermelden slechts een voorstel van H. Daalder, dat de redactie zou proberen richtlijnen op te stellen.
5. Omdat het bijeenbrengen van biografische gegevens belemmerd werd door het ontbreken van registers in een aantal belangrijke historische werken over de arbeidersbeweging, rekende de nieuwe redactie ook het samenstellen van registers tot haar taak.

Minder publicaties, meer materiaalverzameling

Hoewel de nieuwe redactie het publiceren van biografieën in het kader van het woordenboek voortzette, kan toch van een zekere beleidsombuiging worden gesproken in die zin, dat de materiaalverzameling meer nadruk kreeg dan het publiceren van de al haast traditionele levensschetsen uit het Mededelingenblad. Uitingen hiervan zijn het registerplan, dat met grote voortvarendheid werd aangepakt,28 en het geduldig verzamelen en systematisch ordenen van biografische gegevens over alle in aanmerking komende personen. Voor het publiceren van biografieën hield de redactie van het woordenboek niet langer vast aan de regel dat levensschetsen reeds vorm en lengte van het woordenboekartikel moesten hebben. Het leek haar zinvoller in het Mededelingenblad eventueel een veel uitvoeriger biografie op te nemen en deze te zijner tijd voor het woordenboek drastisch te bekorten.29 Bij haar werkzaamheden hanteert de redactie een 'Ontwerplijst Biografisch Woordenboek' met 760 namen, die nog voor uitbreiding vatbaar is. Dit is een kritische bewerking van de voorlopige naamlijst, die als 'Lijst van namen voor het biografisch woordenboek' 911 namen bevatte. Hoewel de naam 'Ontwerplijst Biografisch Woordenboek' geen antwoord geeft op de vraag 'arbeidersbeweging of sociale beweging?' kan gesteld worden dat het gaat om de brede opvatting, zoals door Jan Rogier verwoord.
Pogingen voor het samenstellen van levensberichten studenten te winnen, bleven niet zonder succes.30 De belangstelling die studenten- en vrouwenbeweging in de jaren zeventig voor de geschiedenis van socialisme, arbeidersbeweging en vrouwenbeweging aan de dag legden, droeg hier nog toe bij. Talloze scripties zijn hiervan het resultaat, gevolgd in veel gevallen door artikelen en zelfs boeken, welk materiaal door de redactie naarstig wordt verzameld en geregistreerd.
Dat met deze andere werkwijze ook een andere planning samenhangt dan die waarmee de eerste redactie van start ging en zelfs die waaraan Meertens bij zijn ijverig volhouden moet hebben gedacht, is te begrijpen. In haar verslag uit september 1979 sprak de redactie over 'een zaak van lange adem. Het project zal zeker niet binnen tien jaar voltooid zijn'. Was het volgens de redactie in 1972 nog de bedoeling 'een kleine duizend grote en vooral kleinere figuren' in het biografisch woordenboek op te nemen,31 in 1979 sprak zij over een beperktere opzet. 'Om te beginnen' stelde zij zich 'een handzaam eendelig werk van 500 à 600 pp.' voor, dat circa 400 levensschetsen zou bevatten van een halve tot twee pagina's per stuk. Dit betekende een strenge selectie uit de omvangrijke lijst, die de redactie hanteert. Daarbij streefde de redactie naar een evenwichtige samenstelling, 'zodat de verschillende stromingen binnen de arbeidersbeweging overeenkomstig de plaats die zij innemen tot hun recht komen. Sociaal-liberalen, sociaal-demokraten, anarchisten, syndicalisten, christelijke en religieuze socialisten, kommunisten en linkse socialisten krijgen een plaats. Zowel aan voormannen en voorvrouwen van partijen, vakorganisaties, koöperaties, uitgeverijen, periodieken en culturele organisaties wordt aandacht besteed. Binnen de vakorganisaties krijgen voorzover mogelijk de verschillende beroepen en bedrijfstakken aandacht. Kunstenaars en schrijvers krijgen alleen een plaats als zij óf zelf een actieve rol binnen de arbeidersbeweging hebben gespeeld (Gorter, H. Roland Holst, A.M. de Jong, H. Heyermans) òf als hun werk veel aandacht heeft gekregen (Berlage, Toorop)'. Dit eendelige werk moest zodanig zijn opgezet dat het voor een brede kring aantrekkelijk en van belang zou zijn. Daarnaast dacht de redactie aan een voor historici bestemd, apart uit te geven uitgebreid personenregister, dat duizenden namen zou omvatten met enkele persoonsgegevens en literatuurvermeldingen.32

Ontwikkelingen in de verhouding tussen woordenboek en vereniging

Hoe had zich intussen de verhouding tussen woordenboek en vereniging ontwikkeld?
Is het onjuist om te stellen dat de relatie tussen woordenboek en SHS vanaf eind jaren vijftig geleidelijk aan, maar steeds verder vervaagde? Ik denk van niet. Zelfs zie ik daarin nog een ondersteunend argument voor mijn opvatting dat het woordenboek eigenlijk niet gezien moet worden als een gezamenlijk project van de SHS maar als een door Meertens met steun van enkele leden gedragen project. Uiteraard was er geen sprake van dat de SHS als organisatie haar houding tegenover het woordenboek had gewijzigd. Integendeel, en niet te onderschatten, met het Mededelingenblad verschafte zij het woordenboek een publicatiemogelijkheid. Op de vergaderingen evenwel kwam het biografisch woordenboek steeds minder ter sprake. Bijzonder opvallend in dit verband is dat het woordenboek noch in de discussie over de vraag 'Wat is sociale geschiedenis?' (vergadering van 3 februari 1962), noch in de gedachtewisseling over omvorming van SHS tot NVSG een rol speelde, al werd het in beide gevallen terloops een keer genoemd. In de uit 1968 daterende statuten van de NVSG was wel van het verenigingsorgaan sprake, maar niet van het biografisch woordenboek. Dat geldt eveneens voor de bekende nota uit november 1973 aangaande de verdere ontwikkeling van vereniging en orgaan.
Pas in 1975 werd de verhouding tussen woordenboek en vereniging weer helder. Toen in mei van dat jaar het eerste nummer van het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (TvSG) als opvolger van het Mededelingenblad in de bus viel, meldde het voorwoord dat de NVSG voortzetting van het werk voor het biografisch woordenboek 'ook in 't vervolg tot één van haar taken' rekende.33 Bovendien benoemde de jaarvergadering op 15 november - naar een suggestie van scheidend voorzitter Theo van Tijn - Ger Harmsen in het bestuur van de vereniging. Hij werd gevraagd 'bij te dragen tot de verwezenlijking van een oud project van de NVSG (vroeger ook van de Sociaal Historische Studiekring), nl. het samenstellen van het biografisch woordenboek van de Nederlandse arbeidersbeweging', aldus de notulen.34 Behalve een weer duidelijk geworden verhouding met de vereniging had het biografisch woordenboek sinds 1975 in TvSG en spraakgebruik een nieuwe naam: 'Biografisch woordenboek van de Nederlandse arbeidersbeweging'. De benaming werd in het tweede nummer van het TvSG voor het eerst als kop gebruikt,35 maar was buiten de redactie van het biografisch woordenboek om vastgesteld. Zoals ook de selectie en redactie van de biografieën, die in het TvSG onder genoemde kop verschenen, buiten de competentie van de woordenboekredactie vielen. Kenners van het verenigingswezen begrijpen al dat de verhouding tussen woordenboekredactie en toenmalige TvSG-redactie niet zonder problemen was. Het bestuur probeerde hierover in 1976 overleg op gang te brengen,36 maar dit bracht in de verhouding voorlopig weinig verandering. Wel kwam na nummer 7 van het tijdschrift (februari 1977) aan het gebruik van de kop 'Biografisch woordenboek van de Nederlandse arbeidersbeweging' een eind. Dit is echter in zoverre bedrieglijk dat nadien lange tijd ook geen biografieën meer in het tijdschrift werden afgedrukt.

Uitbreiding van de woordenboekredactie

Net als 1975 was 1979 een jaar waarin het biografisch woordenboek in de belangstelling van de vereniging stond. In het bestuur kwam de relatie tussen woordenboek en TvSG-redactie opnieuw ter sprake.37 En op de jaarvergadering op 13 oktober hield Ger Harmsen in het kader van het biografisch woordenboek een lezing die drie jaar eerder aangekondigd was geweest, maar toen door ziekte niet had kunnen plaatsvinden. Hij behandelde daarin de rol van de biografie in de geschiedschrijving van de arbeidersbeweging. Na hem sprak Salvador Bloemgarten over het leven van Henri Polak.
Diezelfde dag stond het woordenboek ook op de agenda van de huishoudelijke vergadering. Aan de orde waren het jaarverslag van het woordenboek (bij mijn weten het eerste) en een voorstel tot benoeming van vier in plaats van twee redacteuren. Het 'jaarverslag', dat feitelijk de stand van zaken na meerdere jaren overzag, werd desondanks goedgekeurd. Ook de benoeming van de vier redacteuren (Piet Meertens, Ger Harmsen, Albert Mellink en Bob Reinalda) kreeg de instemming van de vergadering.38 Merkwaardig hierbij was de niet-gedifferentieerde voordracht van de redacteuren. Immers, zowel bij Meertens, die eind 1971 weliswaar uit de redactie van het Mededelingenblad was getreden,39 maar daarmee nog niet uit het woordenboek, als bij Harmsen ging het feitelijk om herbenoeming.
Op de jaarvergadering van 18 oktober 1980 lag opnieuw een jaarverslag van het biografisch woordenboek voor. Ondanks zijn beknoptheid gaf dit aanleiding tot discussie, doordat het enkele kritische woorden over het beleid van de TvSG-redactie inzake het woordenboek bevatte. De vergadering keurde het verslag wel goed, maar met de aantekening dat bedoelde opmerkingen 'daarin eigenlijk niet thuishoorden'.40 Gelukkig kwam aan de gebrekkige verhouding tussen beide redacties nu spoedig een einde. Anderhalve maand later voerden zij een informeel overleg, waarin de betrekkingen werden verbeterd. De TvSG-redactie zou geen biografieën meer onder de kop van het biografisch woordenboek plaatsen. In feite werden de terreinen gescheiden, doordat het TvSG over het algemeen omvangrijkere beschouwende biografieën zou plaatsen, die geheel onder zijn redactionele verantwoordelijkheid vielen. De woordenboekredactie daarentegen zou werken met korte, informatieve opsommingen in de geest van de oude woordenboekvorm. Praktische consequentie van dit alles was wel dat het biografisch woordenboek niet langer beschikte over zijn traditionele publicatiemogelijkheid, te weten het verenigingsorgaan, al staat het de woordenboekredactie net als anderen vrij biografische schetsen bij het TvSG in te zenden. De redacties spraken af nader contact te onderhouden en meer informatie uit te wisselen. Door toedoen van het NVSG-bestuur dat door het aftreden van Ger Harmsen als bestuurslid in oktober 1980 niet langer over een directe band met het woordenboek beschikte, kwam hiervoor ook een organisatorische vorm. Voortaan werden beide redacties op voet van gelijkheid behandeld en bij het bestuurswerk betrokken. Vanuit het TvSG werd redactiesecretaris Jan Lucassen aan het bestuur 'toegevoegd', vanuit het woordenboek ondergetekende.41

Stand van zaken

In het Mededelingenblad werd drie maal een overzicht van 'behandelde personen' gegeven. In mei 1959 gaf Meertens een tussenstand na 14 nummers.42 In september 1964 verscheen een registernummer over de eerste 24 nummers, met daarin een door J. van Heijst samengestelde lijst van behandelde personen.43 En in de zomer van 1974 verscheen een door mij samengesteld registernummer over de eerste 39 nummers met eveneens een lijst van behandelde personen.44 In bijlage 2 treft men de vierde inventarisatie, gebaseerd op de 46 nummers van het Mededelingenblad, de eerste 29 nummers van het TvSG en vijf Jaarboeken voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland. Deze lijst bevat 90 behandelde personen, van wie 8 vrouwen (Baart, Huygens, Kapteyn-Muysken, Pothuis-Smit, Prijes, Tjaden-van der Vlies, Troelstra-de Vries en Vos). Vier personen werden twee maal behandeld, waardoor meer gegevens beschikbaar kwamen. Meertens nam van de 94 biografieën er 41 voor zijn rekening, Kalma 20, Harmsen en Anneke Welcker elk vijf, Mellink drie en Johan Frieswijk twee, terwijl 18 personen elk één biografie schreven. Vermelding in deze bijlage wil overigens niet zeggen dat elke persoon te zijner tijd ook werkelijk in het woordenboek in boekvorm wordt opgenomen. Er zijn randgevallen bij als Nutters en Plantenga.
Buitendien zijn ons behalve scripties tal van gepubliceerde biografieën bekend. Mellink bijvoorbeeld behandelde L.H. Mansholt in het boek 'Freonen om ds. J.J. Kalma hinne' (1982). Jacques Giele nam in de heruitgave van de arbeidsenquête van 1887 ('Een kwaad leven', 1981) in het derde deel diverse in aanmerking komende 'Biografische aantekeningen' op. Het Jaarboek voor het democratisch socialisme bevat verschillende, al dan niet afgeronde schetsen. Bepaald indrukwekkend is het aantal in aanmerking komende personen in het eerste deel van het 'Biografisch woordenboek van Nederland' (1979). In dit verband noem ik ook het 'Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme' (1978, 1983). Ik zou meer voorbeelden kunnen noemen. Dat is echter niet de bedoeling. Laat niemand zich overigens zorgen maken dat de redactie zich teksten zou willen toeëigenen of eigenmachtig veranderen. Daarvan is geen sprake. Het gaat hier slechts om een inventarisatie uit eigen kring en een beperkte aanduiding van wat elders is te vinden. Tenslotte wil ik vermelden dat binnenkort het eerste nummer zal verschijnen van het Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging (BNA), waarin de redactie van het Jaarboek arbeidersbeweging regelmatig biografische schetsen wil publiceren. In het eerste nummer verschijnen biografieën van Hijman Croiset (1877-1925) en Gerrit Baas Kzn. (1884-1978).45
De lijst van namen, waarvan de redactie van het biografisch woordenboek zich voorstelt om die te zijner tijd in het biografisch woordenboek in boekvorm op te nemen, treft men aan in bijlage 3.

Oproep tot medewerking

De redactie van het biografisch woordenboek en het bestuur van de NVSG doen een dringend beroep op leden van de vereniging en andere belangstellenden een bijdrage te leveren aan de werkzaamheden ten behoeve van het Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Dat kan op verschillende manieren.
1. Door het suggereren van namen, die voor behandeling in het woordenboek in aanmerking komen.
2. Door het verzamelen en ter beschikking stellen van gegevens over personen die voor behandeling in het woordenboek in aanmerking komen.
3. Door het schrijven van een of meer biografieën, hetzij in uitgebreide vorm hetzij in de vorm zoals die uiteindelijk in het woordenboek zal verschijnen.
4. Door omwerking van een uitvoerige biografie tot de vorm zoals die uiteindelijk in het woordenboek zal verschijnen.

Leden en belangstellenden die een bijdrage willen leveren, wordt verzocht contact op te nemen met Bob Reinalda [...]. Wie wil meewerken, krijgt van de redactie opgave van gegevens en literatuur, voor zover bekend, ter beschikking.

Het bestuur van de NVSG hoopt dat deze oproep niet zonder gevolgen blijft voor de voortwerkende redactie.

Noten

1. Mededelingenblad SHS, nr. 1, april 1953, 3.
2. Mbl., nr. 2, september 1953, 2.
3. Later werd wel nog de suggestie gesteund om gegevens over organisaties in een uniform kaartsysteem te verzamelen; vgl. Mbl., nr. 3, januari 1954, 2.
4. De aanduiding 'in Nederland' leverde kennelijk geen problemen op. Toen op de vergadering van 1 november 1958 de vraag rees of het woordenboek ook biografieën van Vlamingen moest bevatten, ontraadde Meertens dit; vgl. Mbl., nr. 15, mei 1959, 2.
5. De redactie-commissie - 'Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland tussen 1860 en 1918', in: Mbl., nr. 2, september 1953, 4-7. De lijst is te vinden op de pp. 5-6.
6. Mbl., nr. 2, 4.
7. De derde vergadering voegde bijvoorbeeld twee namen toe; vgl. Mbl., nr. 3, 1.
8. Mbl., nr. 2, 7.
9. Mbl., nr. 3, 1-2.
10. Mbl., nr. 6, juni 1955, 1.
11. Mbl., nr. 5, november 1954, 1-2.
12. Mbl., nr. 9, september 1956, 1-2.
13. Mbl., nr. 3, 1-2.
14. Mbl., nr. 8, mei 1956, 2.
15. Mbl., nr. 9, 2.
16. Mbl., nr. 21, oktober 1962, 9.
17. Mbl., nr. 2, 5-5; nr. 3, 2.
18. MbI., nr. 5, 1.
19. Mbl., nr. 8, 2.
20. Mbl., nr. 11, juli 1957, 2.
21. Mbl., nr. 15, 1.
22. Mbl., nr. 19, augustus 1961, 1.
23. Mbl., nr. 19, 1 en 14-16; nr. 27, november 1964, 8.
24. Vgl. zijn oproep in: l'Actualité de l'Histoire, numéro 24, juillet-septembre 1958; Dictionnaire biographique du mouvement ouvrier français, publié sous la direction de Jean Maitron, Paris 1964 en volgende jaren.
25. P.J.M. - 'Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland tussen 1860 en 1918', in Mbl., nr. 15, mei 1959, 4-5.
26. 'Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland tussen 1860 en 1918', in: Mbl., nr. 25, september 1964, 1-2.
27. Mbl., nr. 29, augustus 1966, 1-2.
28. Mbl., nr. 31, januari 1967, 2; nr. 41, mei 1972, 34. De uitgetikte versies hiervan liggen op het IISG in Amsterdam ter inzage.
29. G. Harmsen - Jaarverslag Redaktie Biografies Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Stencil d.d. 16 september 1969.
30. Mbl., nr. 41, 35.
31. Mbl., nr. 41, 34-35.
32. Harmsen - Jaarverslag, a.w.
33. Tijdschrift voor sociale geschiedenis, nr. 1, mei 1975, 3.
34. TvSG, nr. 4, februari 1976, 104.
35. TvSG, nr. 2, september 1975, 239.
36. Kort verslag van de bestuursvergadering van de NVSG, gehouden op woensdag 28 april 1976 in het I1SG. Stencil, 2.
37. Jaarverslag van de secretaris october 1978 - october 1979. Stencil.
38. TvSG, nr. 17, maart 1980, 87-88.
39. Mbl., nr. 41, 2.
40. TvSG, nr. 22, juni 1981, 178.
41. Gestencilde notulen van de bestuursvergaderingen van de NVSG op 18 november 1980 (2) en 13 februari 1981 (1); Jaarverslag van de secretaris 1980-1981. Stencil.
42. Vgl. noot 25.
43. Vgl. noot 26.
44. 'Biografisch woordenboek van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland. Behandelde personen nrs. 1 t/m 39 Mededelingenblad', in: Mbl., nr. 40, zomer 1974, 7-8; vgl. ook 3.
45. Te bestellen bij ondergetekende: [...]

Bijlage 1: Vragenlijst ten behoeve van een Biografisch woordenboek van het socialisme en de sociale beweging in Nederland.
Bijlage 2: Lijst van in het kader van het Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland verschenen biografieën in het Mededelingenblad van de Sociaal-Historische Studiekring, het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis en het Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland.
Bijlage 3: Geselecteerde lijst ten behoeve van een handzame eendelige boekuitgave van het Biografisch woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland.