VERSTEGEN, Alexander Gustaaf Adolph

Alexander Gustaaf Adolph Verstegen

mede-oprichter van de Algemeene Bond van Nederlandsche Marine-Matrozen, later voor de SDAP wethouder in Den Helder en burgemeester van Koog aan de Zaan, is geboren te Texel op 6 oktober 1870 en overleden te Den Helder op 8 augustus 1936. Hij was de zoon van Judicus Marinus Pieter Jan Verstegen, boekhouder, en Bregje Jacobs. Vanaf 6 oktober 1898 had hij een vrij huwelijk met Hendrika Clasina Jacoba Pauwelina Ligteringen, met wie hij op 14 september 1899 in het huwelijk trad. Zij had al een dochter en een zoon, de laatste waarschijnlijk van Verstegen.
Pseudoniem: Alex.

Verstegen groeide op in een Nederlands-Hervormd gezin dat het financieel niet gemakkelijk had. Hij volgde met onderbrekingen de lagere school en tekende bij de marine een dienstverband dat toentertijd tot het 28ste levensjaar duurde. Het leven van het marinepersoneel was hard. Het voedsel was vaak beneden de maat, er werd zwaar en snel gestraft en de betaling was slecht. Verstegen diende als matroos eerste klas op de Bellona en genoot al een zekere bekendheid bij het marinepersoneel toen hij samen met J. Bonarius en J. Gottmer het initiatief nam om de matrozen te organiseren. Hij plaatste daartoe in 't Vliegend Blaadje een advertentie voor een vergadering op 22 januari 1897 in Diligentia in Den Helder. De zestig daar aanwezige matrozen richtten Eendracht maakt Macht op en kozen de initiatiefnemers tot bestuur, met Verstegen als voorzitter. De naam veranderde spoedig in Algemeene Bond voor Nederlandsche Marine-Matrozen. Na de beëindiging van zijn dienstverband in oktober 1898 exploiteerde Verstegen, die reservematroos bleef, een klein koffiehuis aan de Westgracht in Den Helder. Hij had het niet breed en verdiende wat bij met het houden van kostgangers en het verhuren van kamers. Volgens W.H. Meijer, die samen met twee andere matrozen bij hem een kamer huurde, kwamen daar 'alle draden bijeen van de toen nog vrij onbetekenende arbeidersbeweging in Den Helder'. 's Zondags aten we mee aan tafel, met anderen die kwamen binnenvallen. Want dit huis was, zoals wij het noemden "het huis van de doortrekkende troepen". Wie betalen kon betaalde en wie dit niet kon, rekende later wel eens af, een stel armoedzaaiers, die elkaar zo'n beetje door het leven hielpen en behalve van brood met margarine en aardappelen met lawaaisaus, leefden van de nieuwe ideeën, die ze elkaar trachtten in te prenten'.

Nu hij niet meer voer, kon Verstegen de matrozenbond, waarvan het ledental was teruggelopen van driehonderd naar dertig, nieuw leven inblazen, in 1899 als voorzitter en vanaf 1900 als secretaris. Dat was hij geworden omdat men veel belang hechtte aan goede stukken en correspondentie. De matrozen stonden onder de militaire krijgstucht en waren dus niet vrij in hun beweging en handelen. Daarom wilden zij dat iemand die niet meer in dienst was, de bond zou leiden. Tastend vonden zij de weg naar een echte vakorganisatie. In 1900 kwam de bond voor het eerst in de Tweede Kamer ter sprake, toen de anti-revolutionaire afgevaardigde voor Den Helder A.P. Staalman een request om verbetering van de arbeidsomstandigheden van matrozen ondersteunde. Moeilijkheden met de autoriteiten begonnen toen Verstegen misstanden in het marinehospitaal in Den Helder eind 1900, begin 1901 in de publiciteit bracht door het plaatsen van een artikel in verschillende kranten, waarvoor hij uiteindelijk door het Hof in Den Haag veroordeeld werd tot f100,- boete of veertien dagen hechtenis. De boete werd voor hem betaald. Omdat de matrozen het belang inzagen van een eigen orgaan, verscheen vanaf 6 april 1901 Het Anker, eerst als maandblad en later als weekblad met Verstegen als secretaris-redacteur tegen een salaris van f10,-, vanaf 1902 f12,50 per week. Verstegen was in deze functie niet altijd 'tactvol' genoeg en plaatste volgens sommigen rijp en groen. In 1902 verbood de Directie te Willemsoord bij monde van schout-bij-nacht A.G. Ellis het lezen van Het Anker. Verstegen liet toen onder redactie van 'Alex' de Hamerhaai verschijnen, dat na drie nummers ook verboden werd. Door de benoeming van Ellis in 1903 tot minister van Marine braken nog moeilijker tijden aan en werd de vervolging steeds heviger. Omdat het bestuur van de bond aansprakelijk gesteld werd voor de inhoud van Het Anker besloot men in juni 1903 in naam het blad los te laten. Verstegen werd redacteur-uitgever, alle leden van de bond werden automatisch als abonnee ingeschreven en een deel van de bondscontributie werd geboekt als ontvangen abonnementsgeld. Verstegen was inmiddels wat moedeloos geworden. Bovendien kon hij slecht tegen kritiek. In juli 1903 kwam Meijer hem helpen. In oktober droeg Verstegen de redactie van Het Anker aan hem over en in april 1904 verliet hij de matrozenbond. Kort daarna verloor de bond haar rechtspersoonlijkheid en werd Het Anker op alle schepen verboden. Het artikel 'Goed zoo!' uit 1902 door Verstegen geschreven naar aanleiding van het ontslag uit de dienst van Meijer die in publikaties de misstanden bij de marine aan de kaak had gesteld, speelde daarbij een rol.

Verstegen begon nu in Den Helder een boekhandel-annex sigarenwinkel (1904), maar vertrok spoedig naar Amsterdam, waar hij agent van Het Volk en de Centrale Arbeiders Verzekeringsen Depositobank werd. Door de val van het kabinet na de verkiezingen in 1905 verdween minister Ellis, die het de Bond zo lastig had gemaakt. Maar ook Meijer was vermoeid en wist Verstegen in 1906 weer naar Den Helder te krijgen. Deze schreef in Het Anker van 12 mei dat hij teruggekomen was 'toegerust met wat meer practischen zin, met wat nuchterder kijk op de dingen, die zich in het leven aan ons voordoen, met wat meer kennis van personen en zaken van wezen en schijn.' Het tienjarig bestaan van de matrozenbond werd in 1907 gevierd met een fraai gedenkboek, waarin Verstegen twee artikelen schreef. Op het feest klonk voor het eerst het bondslied met woorden en muziek van H.J. Hegeraat en hield Verstegen de feestrede. In hetzelfde jaar was hij met enkele matrozen en mariniers bij de betoging voor algemeen kiesrecht in Den Haag, een voor velen onvergetelijke herinnering. Verstegen zou Het Anker redigeren tot 1916, volgens medebestuurders een bewijs van zijn ongelofelijke taaiheid. Ook had hij overwicht op de marinematrozen. Hij was in leeftijd ouder dan de meesten van hen en het matrozenleven lag al lang achter hem. Hij was gevoelig, gemoedelijk, soms wat naïef en goed van vertrouwen en had een sterk rechtvaardigheidsgevoel. A.B. Kleerekoper karakteriseerde hem in 1916 met het bijbelwoord 'Wees vroolijk met ernst'. 'Als ik zijn oogen zie, dan leveren daar zijn humor en zijn idealisme een gestadig spiegelgevecht dat ze alle twee onophoudelijk winnen.' A.W. Michels, die al vanaf 1904 in de bond actief was, nam het redacteurschap van hem over. Om de eenheid in de matrozenbond te herstellen- na conflicten over de richting van de bond met onder anderen J.A. Brandsteder - nam Verstegen in 1919 na het vertrek van Michels de redactie opnieuw op zich, tot Het Anker in 1921 opging in het Algemeen Marine-Weekblad.

Ook in de oorspronkelijk kleine SDAP-afdeling Den Helder speelde Verstegen direct een belangrijke rol. Vanaf 1898 was hij bestuurslid (het grootste gedeelte van de tijd voorzitter) hetgeen hij (met een korte onderbreking) tot zijn vertrek uit Den Helder in 1929 bleef. Hij bezocht namens de afdeling de partijcongressen, waar hij in 1909 te Deventer voor royement van de Tribunisten was. Vanaf november 1907 was hij aan het Helderse SDAP blad De Vonk verbonden, eerst als redacteur en vanaf 1909, toen C. Thomassen die functie overnam, als medewerker. Hij was oprichter van de arbeiderszangvereniging Kunst aan het Volk. Verder slaagde hij erin de plaatselijke transportarbeiders tot organisatie te brengen. Als enige sociaal-democraat werd hij in 1909 tot lid van de gemeenteraad gekozen. Hij had zitting in de Commissie voor het ontwerpen van een salarisregeling voor het gemeentepersoneel (1910), de Commissie voor de werklozenverzekering (1914), kreeg de leiding van de levensmiddelendistributie (1915) en werd directeur van het levensmiddelenbedrijf, wat zijn vertrek uit de Raad meebracht. In 1916 werd hij niet alleen directeur van de gemeentelijke arbeidsbeurs, maar ook controleur op de uitvoer van zeevis op verzoek van de Nederlandsche Uitvoer Maatschappij. In 1919 werd hij weer in de gemeenteraad gekozen, werd wethouder tot 1929 en als zodanig ambtenaar van de Burgelijke Stand. Als voorzitter van de SDAP afdeling kwam hij samen met secretaris J. Borkert, ook een ex-matroos, in 1920 in conflict met Michels. Behalve zakelijke geschillen over het eigenmachtige optreden van Michels als SDAP-er speelden karakterverschillen een rol, die ook in de matrozenbond de samenwerking niet altijd even soepel hadden doen verlopen en tot conflicten hadden geleid. Een 'geschillencommissie' moest de 'kwestie' oplossen. Minister J.B. Kan droeg Verstegen in 1929 - nadat een sollicitatie in 1926 naar Callantsoog mislukt was - voor als burgemeester van Koog aan de Zaan. Deze benoeming vond plaats tegen de nadrukkelijke adviezen van de commissaris van de koningin, A. Röell, die - ofschoon de SDAP vijf van de elf raadszetels bezette - geen sociaal-democraat wilde benoemen. Verstegen was geliefd als 'arbeiders-burgemeester', ging mee met de uitstapjes van schoolkinderen en bejaarden en nam actief deel aan het verenigingsleven. Hij bevorderde onder meer de volkshuisvesting in Koog aan de Zaan. Hij had een leidende functie bij de plaatselijke Orde van Odd Fellows, was voorzitter van de Commissie voor onderricht en ontspanning van werkloozen, sprak voor afdelingen van de SDAP en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. Maar zijn hart lag ook nog steeds bij de marine en Den Helder. In 1933 behoorde hij tot de 'oudgasten', die na de muiterij op de Zeven Provinciën het marinepersoneel probeerden te ondersteunen en activeren. Hij werd voorzitter van het Marine-Steun-Comité en was evenals Michels betrokken bij de heroprichting van Het Anker, waarvan vijf nummers verschenen. Het blad werd voor militairen verboden en Verstegen moest van minister J. de Wilde zijn mede-ondertekening van het inleidende woord 'Alle hens aan dek' openlijk terugtrekken en deed dat, omdat het 'niet te vereenigen is met de plichten die op mij rusten als burgemeester eener Nederlandschen gemeente. Als zoodanig toch is het mijn taak het gezag hoog te houden - een taak, die ik onder alle omstandigheden tot het uiterste zal vervullen - en dit is niet de strekking van dit artikel'. Wegens een hartkwaal kon Verstegen zijn tweede termijn als burgemeester niet volmaken. Eind 1935 nam hij afscheid van Koog aan de Zaan om zijn laatste maanden in Den Helder door te brengen. Op 12 augustus 1936 vond onder enorme belangstelling de indrukwekkende begrafenis op de algemene begraafplaats te Huisduinen plaats. P.L. Kramer, de architect van het gebouw van de Marinebond in Den Helder, ontwierp een eenvoudig grafmonument.

Publicaties: 

behalve artikelen in Het Anker en andere periodieken: 'Uit 'n tienjarig leven' en 'Hoe wij ons tien-jaarfeest vierden' in: Gedenkboek ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van den Algemeenen Bond van Nederlandsche Marinematrozen 22 jan. 1897-22 jan. 1907, 1-50, 112-131.

Literatuur: 

Het Anker, 29.4.1916; Troelstra, Gedenkschriften, III, 7-9; J.C.H. Blom, De muiterij op de Zeven Provinciën (Bussum 1975, 19832), W.H. Meijer, Terugblik (Amsterdam 1981); H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP. Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland (SDP) (Amsterdam 1989).

Portret: 

A.G.A. Verstegen, met zijn zoon, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Verstegen/Ligteringen dd. 14 september 1899. Akte 147, akteplaats Den Helder. Als bruidegom.

Auteur: 
Mies Campfens
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 211-215
Laatst gewijzigd: 

12-08-2002