TENDELOO, Nancy Sophia Cornélie

Nancy Sophia Cornélie Tendeloo

(roepnaam: Corry), feministe en Tweede-Kamerlid voor de PvdA (1945-1956), is geboren te Tebing Tinggi (Sumatra, Nederlands-Indië) op 3 september 1897 en overleden te Wassenaar op 18 oktober 1956. Zij was de dochter van Henricus Johannes Emile Tendeloo, bestuursambtenaar in Nederlands-Indië, en Jeanne Cornelie Stammler.
Pseudoniem: Mejuffrouw X.

Tendeloo kwam ter wereld in het bevoorrechte milieu van de Indische bestuursambtenarij. Haar vader was ten tijde van haar geboorte controleur eerste klas en werd enkele jaren daarna assistent-resident. Hij had een grote intellectuele belangstelling en was gepromoveerd in zowel de taal- en letterkunde van de Oost-Indische Archipel als de rechtswetenschap, in welke vakken verschillende publikaties van hem verschenen. Hij had een zwakke gezondheid en stierf jong, toen Corry pas vijf jaar oud was. Haar moeder besloot daarop met haar drie kleine kinderen naar Nederland terug te keren, waar zij in Leiden gingen wonen. Het is aannemelijk dat Tendeloo's gedreven strijd voor een onafhankelijke positie van vrouwen mede geïnspireerd is door deze gezinservaringen. In Leiden ging Tendeloo naar de Hoogere Burgerschool voor meisjes en het gymnasium. In 1916 verhuisde de familie naar Utrecht, waar Tendeloo in 1918 de akte Engels Middelbaar Onderwijs-A behaalde. Zij werkte enkele jaren als lerares op een school voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. Daarnaast begon zij in 1919 een studie rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht, die zij in 1924 succesvol afsloot. Tijdens haar studie kwam zij via het Studenten-Genootschap voor Sociale Studie in contact met de vrouwenbeweging. Zij vertegenwoordigde haar vrouwelijke studentenvereniging in de Nationale Vrouwenraad. Vanaf 1925 werkte zij in de advocatuur in Amsterdam, eerst als medewerkster van het kantoor Pieren en Folkers, sinds 1927 als zelfstandig gevestigd advocate. In dat jaar verhuisde zij naar Amsterdam. Naast haar praktijk verrichtte zij vrijwilligerswerk voor het rechtskundig adviesbureau voor onbemiddelden van de vereniging Ons Huis. In haar werk stuitte zij regelmatig op onrechtvaardigheden die voortkwamen uit de wettelijke ongelijkheid van mannen en vrouwen. Deze onrechtvaardigheden vond zij vaak zeer ernstig. Zij werd lid en bestuurslid van diverse verenigingen die de belangen van vrouwen behartigden. Zo was zij van 1928 tot 1937 secretaris van de Nederlandse Vrouwenclub te Amsterdam, van 1933 tot 1939 hoofdbestuurslid van de Vereniging voor Vrouwen met Academische Opleiding en van 1936 tot 1942 hoofdbestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS). Vooral deze laatste vereniging vormde de springplank voor duidelijk politiek getinte activiteiten. Tendeloo voerde, als voorzitster van het Jongeren Werk Comité, dat uit de VVGS voortkwam, actie tegen het wetsontwerp van minister C.P.M. Romme van 1937, dat het arbeidsrecht van gehuwde vrouwen ernstig (verder) wilde inperken. Samen met Willemijn Posthumus-Van der Goot organiseerde Tendeloo op diverse bijeenkomsten in het hele land protest tegen dit wetsontwerp. Met deze activiteiten trok Tendeloo de aandacht van bestuursleden van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Deze partij vroeg haar eerst voor de kandidatenlijst van Provinciale Staten en vervolgens voor de kandidatenlijst van de Amsterdamse gemeenteraad, waar zij in april 1938 inderdaad inkwam. Zij bleef gemeenteraadslid voor de VDB tot maart 1941. Bij het ontslag van de joodse raadsleden in november 1940 stuurde zij hen als een van de weinigen blijken van medeleven.

Tendeloo nam haar plek in de Amsterdamse gemeenteraad weer in van november 1945 tot augustus 1946. In november 1945 werd Tendeloo tevens benoemd in het Noodparlement, als opvolgster van een overleden Kamerlid. Parlementslid zou zij tot haar dood in oktober 1956 blijven. In februari 1946 ging zij met de VDB over naar de Partij van de Arbeid. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van datzelfde jaar werd zij als enige vrouw van de PvdA-kandidatenlijst rechtstreeks gekozen. Opvallend genoeg was de eerste PvdA-vrouw in het parlement dus een uitgesproken feministe, in tegenstelling tot Suze Groeneweg, de eerste SDAP-vrouw in de Tweede Kamer in 1918. Na enige inwerktijd werd Tendeloo al snel een bekend en prominent Kamerlid. Gedurende haar hele Kamerlidmaatschap heeft zij op gedegen en zelfbewuste wijze aandacht gevraagd voor en gewerkt aan verbetering van de rechtspositie van vrouwen. Zij deed dit onder andere in haar functie van lid van de vaste Kamercommissie voor Justitie. Als zodanig werkte zij mee aan de totstandkoming van een nieuw burgerlijk wetboek. Tendeloo deed onder pseudoniem een poging zich in te schrijven op de belastingacademie, waar alleen mannen werden toegelaten. Hoewel haar om principiële redenen ondernomen poging geen direct succes had, werd als gevolg van haar actie en de discussies naar aanleiding daarvan in de pers (waarin gesproken werd over 'mejuffrouw X') en het parlement de Rijksbelastingacademie begin 1954 opengesteld voor vrouwen. Onderwerpen waarmee zij zich in het bijzonder bezighield en waarover zij in de Kamer meermaals het woord voerde, waren de huwelijkswetgeving, en wel speciaal (de opheffing van) de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw, het principe van gelijk loon voor arbeid van gelijke waarde en het recht van ambtenaressen om tevens gehuwd te zijn. Aan dit laatste onderwerp is haar naam verbonden in de vorm van 'de motie Tendeloo'. Nadat Tendeloo gedurende tien jaar steeds was teruggekomen op het ontslag van de huwende ambtenares, wist zij op 15 september 1955 met nipte meerderheid (46-44) een motie aangenomen te krijgen waarin de regering werd opgeroepen een einde te maken aan dit ontslaggebod (hetgeen eind 1957 zijn beslag kreeg). Opvallend was dat de vrouwelijke Kamerleden van alle partijen vóór de motie stemden. De wettelijke opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw werd, mede als gevolg van de inspanningen van Tendeloo, in 1956 geregeld.

Tot 1952 hield Tendeloo tevens haar praktijk als advocaat aan. Toen werd dat, mede vanwege ziekte (kanker), te zwaar. Ook het heen en weer reizen van Amsterdam naar Den Haag werd een bezwaar. Tot dan toe had zij in een appartement in de flat voor ongehuwde vrouwen van de Coöperatieve Woonvereniging 'Het Nieuwe Huis' gewoond (Roelof Hartplein 4). Van deze woonvereniging was Tendeloo jarenlang voorzitter (1933-1946). Behalve over deze persoonlijke keuze voor haar woonvorm, valt er niet gemakkelijk veel meer te zeggen over haar persoonlijk leven. Enkele tijdgenoten en mensen die haar gekend hebben, kenschetsen haar als een warme en hartelijke persoonlijkheid, die echter tevens altijd een 'dame van stand' bleef (al stoorde het sommigen dat haar huishoudster aan tafel mee at). Zij was een strijdbare vrouw, die desalniettemin door veel van haar mannelijke collega's gewaardeerd werd. Zij had een grote werklust, een gedegen kennis van zaken en was een geducht debater. In de Tweede-Kamerfractie nam zij een invloedrijke positie in. In 1953 verhuisde zij naar Wassenaar, om dichter bij haar Haagse werk te zijn. In 1956 verergerde haar ziekte en overleed zij tenslotte op 59-jarige leeftijd.

Archief: 

Collectie N.S.C. Tendeloo in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam).

Publicaties: 

(met A.J. Hoek-Van Nieuwkerk en A.H. Weyers) 'De oude-dags-voorziening voor werkende vrouwen' in: Rapport aan het bestuur van de Nederlandsche Bond van Vrouwen werkzaam in Bedrijf en Beroep afd. Amsterdam (Amsterdam 1936); (met J. Boer) De techniek van het verenigingsleven (Rotterdam 1940, 19512); 'De Vrijzinnig-Democratische vrouwen' in: C. Pothuis-Smit (red.), Wat deden vrouwen met haar kiesrecht? (Arnhem 1946) 161-71; 'Generale preventie' in: Socialisme en Democratie, 1949, 749-51 (bespreking gelijknamige boek Th.W. van Veen); veel afleveringen van de rubriek 'Parlementaria' in: Vrouwenbelangen (maandblad VVGS), jrg. 11-21, december 1946 - april 1956.

Literatuur: 

H.G. Cannegieter, 'Mr. N.S. Corry Tendeloo' in: Morks Magazijn, 1938, 337-47; M. Roelofsma in: Haagse Post, 25.2.1956, 10 (interview); J. Burger in: Het Vrije Volk, 18.10.1956; 'Mej. Mr. N.S.C. Tendeloo overleden' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 18.10.1956; R. de Bruijn Ouboter in: Mededelingen van de Nederlandse Vereniging van Vrouwen met Academische Opleiding, 22e jrg., nr. 4, november 1956, 1-2; J.C. van Oven in: Nederlands Juristenblad, 1956, 845; J.M. Stoffels-Van Haaften in: Vrouwenbelangen, 1956, 145-7; W.H. Posthumus-Van der Goot, A. de Waal (red.), Van moeder op dochter (Utrecht 19683); U. Jansz, Vrouwen ontwaakt (Amsterdam 1983); A. Linders, 'De heren zijn blijkbaar allemaal bang': Mr. N.S.C. Tendeloo en de strijd voor vrouwenrechten in het krachtenveld van continuïteit en verandering, 1945-1956 (doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam 1993); A. Linders, 'Mr. N.S. Corry Tendeloo in het spanningsveld van continuïteit en verandering, 1945-1956' in: Tijdschrift voor Vrouwenstudies, 1995, nr. 1, 5-17; A. Linders, 'N.S.C. Tendeloo' in: BWN (electronisch tekstbestand versie 9.12.1996 www.konbib.nl/ing/rgp/werkbest/bwn/welkom.htm); A. Linders, 'Vier fronten, één strijd: mr. N.S. Corry Tendeloo in het spanningsveld van continuïteit en verandering 1945-1956' in: P. Luykx, P. Slot (red.), Een stille revolutie? (z.pl. 1997) 109-29; R. Plantinga, 'Corry Tendeloo' in: Het Parool, 20.5.1999.

Portret: 

Nancy Sophia Cornélie Tendeloo, IISG

Auteur: 
Alice Mul
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 288-291
Laatst gewijzigd: 

00-00-2001