SEGGELEN, Josephus Adriaan van

Josephus Adriaan van Seggelen

(roepnaam: Jos), bestuurder R.K. Bond van Overheidspersoneel en geschiedschrijver van de katholieke arbeidersbeweging, is geboren te Haarlem op 10 juli 1883 en overleden te Den Haag op 24 juni 1952. Hij was de zoon van Jan van Seggelen, scheepstimmerman en later metaalbewerker, en Josina van der Stijlen. Op 25 mei 1910 trad hij in het huwelijk met Maria Geertruida Servaas, dienstbode, met wie hij vier dochters en vijf zoons kreeg. Pseudoniemen: Bavo, Lierdrager, Vanes.

Van Seggelen, die op jeugdige leeftijd als leerling-smid bij het Gemeentelijk Gasbedrijf te Haarlem kwam te werken, werd omstreeks zijn vijftiende jaar aspirant-lid van het Rooms Katholieke IJzer- en Metaalbewerkersgilde 'St. Ampelius' en de afdeling Haarlem van de Nederlandsche R.K. Volksbond. Waarschijnlijk volgde hij hierin zijn vader, die rond de eeuwwisseling afdelingsbestuurder van de katholieke Haarlemse metaalbewerkers was. Bovendien zette hij zich af tegen atheïstische opvattingen die tijdens schafttijd op de fabriek werden verkondigd. Zijn activiteiten in de Volksbond begonnen na lezing van het artikel 'Werkloosheid, gebrek, ziekte en dood' in De Volksbanier. Hij veroordeelde de tegenstelling tussen 'heren-' en 'armenbanken' in de negentiende-eeuwse kerken en putte inspiratie uit de encycliek 'Rerum novarum' van paus Leo XIII (1891). Als principieel katholiek was hij een trouw volgeling van de richtlijnen van paus en bisschoppen.

Van Seggelen was één van de pioniers van de R.K. Gemeente-Werkliedenbond 'St. Paulus', die op 28 april1907 in het Gildenhuis te Amsterdam werd opgericht met als patroonheilige 'St. Paulus van het Kruis', stichter van de Orde der Passionisten, wiens feestdag op genoemde datum wordt gevierd. Van Seggelen maakte de oprichting niet mee, aangezien in Haarlem nog geen plaatselijke vereniging van R.K. gemeentewerklieden bestond. Deze kwam in november 1907 tot stand onder voorzitterschap van Van Seggelen, die de Haarlemse vereniging in december vertegenwoordigde op de tweede vergadering van afgevaardigden van St. Paulus in Rotterdam. In 1911 werd hij gekozen tot lid van het hoofdbestuur en in 1912 tot tweede secretaris. Hij bereidde de fusie voor van St. Paulus met de in 1910 gestichte R.K. Rijkswerkliedenbond 'St. Lodewijk', waardoor de naam van de bond in 1914 werd gewijzigd in Nederlandsche R.K. Bond van Personeel in dienst van Openbare Lichamen en Bedrijven 'St. Paulus'. In december 1918 kwam Van Seggelen in bezoldigde dienst en wel als bondssecretaris, tevens redacteur van het orgaan Onze Strijder. Wegens verplaatsing van het bondskantoor verhuisde hij in 1920 naar 's-Gravenhage. Hij was mede-oprichter van de R.K. Centrale van Burgerlijk Overheidspersoneel in november 1919 en de Internationale Federatie van Christelijke Bonden van Overheidspersoneel in augustus 1930 te Keulen. Buiten de vakbeweging zette Van Seggelen zich in voor de drankbestrijding - nadat hij in 1907 in Nijmegen het katholiek congres tot bestrijding van het alcoholisme had bijgewoond, werd hij actief in het Kruisverbond, de Dr. Ariënsvereeniging en Sobriëtas, de Katholieke Garde en was hij voorzitter van de R.K. Vereeniging van Slechthorenden. Toen de Duitse bezetter de katholieke vakorganisaties op 25 juli 1941 onder nationaal-socialistische leiding plaatste, stelde Van Seggelen met andere bestuurders zijn functie ter beschikking. Van 4 mei tot 12 december 1942 verbleef hij als gijzelaar van de bezetter in het seminarie Beekvliet te Sint Michielsgestel. Na de bevrijding hervatte hij zijn functie als bondssecretaris van St. Paulus en legde hij in 1946 de eerste contacten voor een fusie met de R.K. Bond van PTT-Personeel 'St. Petrus'. Hieruit kwam per 1 januari 1949 de Katholieke Bond van Overheidspersoneel (KABO) voort. Nadat hem tijdens het bondscongres van St. Paulus in maart 1946 voor zijn verdiensten voor kerk en vakbeweging de pauselijke onderscheiding 'Pro Ecclesia et Pontifice' was uitgereikt, ging Van Seggelen op 1 augustus met pensioen.

Van Seggelen schreef niet alleen in het bondsorgaan maar ook in katholieke dag- en weekbladen. Veel van deze publikaties hebben een propagandistische strekking. Volgens Ferdinand Spit was de pen het wapen in dienst van zijn idealen. Door Van Seggelens lyrische inslag waren veel bijdragen geheel of gedeeltelijk in dichtvorm geschreven. Zijn historische belangstelling uitte zich in de verschillende vakbondsgedenkboeken die hij publiceerde. Hierin verwerkte hij ook persoonlijke herinneringen. Over de moeizame totstandkoming van de rooms-katholieke vakorganisatie schreef hij: 'Er is een ontzaggelijke achterstand. Er is zoveel, dat reeds veel eerder had moeten worden aangevangen.' Bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van zijn bond publiceerde Van Seggelen 'St. Paulus' in worden en werken (Utrecht 1932). Het wel en wee van de bond in de bezettingsjaren tekende hij op in het boek: St. Paulus in jaren van oorlog (Den Haag 1947). Na zijn pensionering schreef hij eerst een gedenkboek over zestig jaar Nederlandsche R.K. Volks-bond, getiteld: Wat er groeide uit de daad (1948). Op verzoek van het hoofdbestuur van de KABO schreef hij vervolgens het verslagboek over de jaren 1946-1948 van St. Paulus, waarin hij tevens de viering van het veertigjarig bestaan in 1947 behandelde. Zijn laatste bondswerk verrichtte hij in 1949-1950 als secretaris van de vlag-commissie van de KABO. De nieuwe bondsvlag bood hij op 1 mei 1951 aan het hoofdbestuur van de KABO aan. Negen dagen later stapte hij met zestienhonderd Nederlanders in de trein naar Rome, waar katholieke arbeiders uit de hele wereld de jubilea van de encyclieken 'Rerum Novarum' en 'Quadragresimo Anno' bijwoonden. Na zijn overlijden in 1952 schreef de bond op zijn grafsteen: 'Zijn leven was een onvermoeid dienen van de zaak van de katholieke arbeiders'.

Literatuur: 

L.H. van Rooyen, Ontwikkeling van den R.K. Bond 'St. Paulus' 1907-1917 (Den Haag 1917) 3-21; Gedenkboek bij het zevende lustrum der Haagsche afdeeling van den R.K. Volksbond (Den Haag 1925) 22; C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid (Utrecht 1951-1953); F. Spit, 'Jos A. van Seggelen ' in: Kabo-Post, 5.7.1952; A.A. Op de Beek, in: Bondsverslag KABO 1951-1953, 19 en 28; G. Harmsen, J. Perry, F. van Gelder, Mensenwerk (Baarn 1980).

Portret: 

J.A. van Seggelen, 1943, Bondsmuseum AbvaKabo

Handtekening: 

Huwelijksakte van Van Seggelen/Servaas dd. 25 mei 1910. Akte 28, akteplaats Schoten. Als bruidegom.

Auteur: 
Rutger Arents
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 187-189
Laatst gewijzigd: 

18-03-2020 (aantal zoons gecorigeerd)