SCHMIDT, Frerich Ulfert

Frerich Ulfert Schmidt

(roepnamen: Frits, F.U.), drankbestrijder en socialistisch onderwijzer, is geboren te Leeuwarden op 20 december 1870 en overleden te Amsterdam op 13 december 1939. Hij was de zoon van Ulfert Frerich Schmidt, hoofdonderwijzer aan de gymnastiekschool, later kantoorbediende, en Wilhelmina Görlach. Op 31 oktober 1901 trad hij in het huwelijk met Sientje (Sani) Prijes, naaister, onbezoldigd vakbondsleidster en schrijfster, met wie hij een dochter kreeg.

Toen Schmidt negen jaar oud was, scheidden zijn ouders. De vijf kinderen bleven bij hun moeder in Leeuwarden. Van 1885 tot 1889 bezocht Schmidt de kweekschool in Nijmegen. Daar ontwaakte onder meer door lectuur van Multatuli bij hem en zijn kornuiten belangstelling voor de 'sociale quaestie' en daarmee voor de gevaren van de alcohol. Zij werden geheelonthouder. Schmidt kreeg zijn eerste aanstelling als onderwijzer in het Friese dorp Stiens en was daar actief in de 'blauwe beweging'. Van 1894 tot 1897 was hij onderwijzer te Vlaardingen. Daar werd hij lid van de in 1894 opgerichte Nederlandsche Onderwijzers Propaganda Club (NOPC), waarin de onderwijzers van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank (de NV) elkaar troffen. In maart 1894 kwam Schmidt in het NOPC-bestuur. In april 1895 werd hij voorzitter. Toen hij in januari 1896 het bestuur van de NV aanbood een Nederlandse bewerking te maken van het destijds bekende Engelse standaardwerk over alcohol van dr. B.W. Richardson, was hij nog vrij onbekend. In 1898 kwam het boek uit onder de titel Over den alcohol en zijne werking. Schmidt was intussen verhuisd naar Amsterdam, waar hij bij zijn moeder en zuster introk. Hij gaf nu les op een volksschool in de Jordaan. Op 15 juni 1897 schreef hij zich in Amsterdan in als lid van de SDAP (onduidelijk is of hij dit ook in Vlaardingen al was). In de volgende jaren maakte Schmidt naam als één van de radicale jongeren, die de NV zouden omvormen tot Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Niet alleen gedistilleerd, maar ook het drinken van wijn en bier moest worden bestreden. Drankbestrijders waren bovendien pas geloofwaardig als zij ook zelf geen druppel dronken. Na lange discussie werd de NV in 1899 definitief een geheelonthoudersorganisatie. In de kring der drankbestrijders pleitte Schmidt sinds 1897 voor aansluiting bij de actie voor de achturendag en bij de kiesrechtbeweging. Op het NV-congres in 1905 trad hij hierover in debat met dominee J.A. Bruins, die de vereniging buiten de politiek wilde houden. De drankbestrijding zou profiteren van een waarlijk brede volksvertegenwoordiging, betoogde Schmidt. Maar pas in 1908 sloot de NV zich bij het Comité voor Algemeen Kiesrecht aan. In 1907 kruiste Schmidt - sinds 1903 hoofd-bestuurslid van de NV - de degens met Franc van der Goes over de verhouding tussen socialisme en drankbestrijding. Van der Goes had in Het Volk betoogd dat alcoholisme uitsluitend een gevolg was van het kapitalisme en dus alleen 'in het teeken van de roode vaan' kon worden overwonnen. In zijn brochure De roode of de blauwe vaan? (St. Anna Parochie 1907) toonde Schmidt aan dat alcoholmisbruik vaak eerder een welvaarts- dan een armoedeverschijnsel was en dus wel niet tegelijk met het kapitalisme zou verdwijnen. Daarom was zijn leus: 'Naast de blauwe, hoog de roode vaan!' Schmidt wist zich in zijn mening gesteund door socialisten als Emile Vandervelde, Victor Adler en Henriette Roland Holst. In 1912 besloot de NV naar Amerikaans en Scandinavisch voorbeeld een volkspetitionnement te organiseren voor Plaatselijke Keuze. Dit beoogde dat gemeenten bij referendum zouden beslissen over een verbod van alcoholische dranken binnen de gemeentegrenzen. Schmidt werd voorzitter van het Nederlandsch Comité voor Plaatselijke Keuze en kon op 20 november 1914 bijna 700.000 handtekeningen aanbieden aan koningin Wilhelmina. Maar nadat de Tweede Kamer hiermee in 1922 had ingestemd, stak de Eerste Kamer er alsnog een stokje voor. In 1923 verliet Schmidt het hoofdbestuur van de NV, maar bleef lid van de verenigingsraad. Als spreker trad hij nog maar weinig op; wel schreef en herschreef hij diverse brochures. In 1932 was hij nog voorzitter van een commissie voor de produktie van een propagandafilm voor de NV.

In 1898 of 1899 had Schmidt zich aangesloten bij de Socialistische Onderwijzers-Vereeniging (SOV), die kort daarop weer Sociaal-Democratische Onderwijzers-Vereeniging (SDOV) ging heten en als pressiegroep binnen de Bond van Nederlandsche Onderwijzers (BvNO) functioneerde. Van het SOV-blad De Volksonderwijzer was Schmidt in 1899-1900 redacteur. Binnen de SDAP, de S(D)OV en diverse onderwijsorganisaties sprak en schreef Schmidt geregeld over drankbestrijding. In 1898 en 1899 was hij medewerker van De Sociaaldemokraat, in de eerste jaren na 1900 had hij zelfs een eigen rubriek in Het Volk. Hij sprak niet alleen op bijeenkomsten van de SDAP en onderwijzers, maar ook van de vakbeweging. Op een spreekbeurt in 1899 voor de naaistersvereniging Allen Eén maakte Schmidt kennis met Sani Prijes.

Als onderwijzer was Schmidt al rond de eeuwwisseling, als één van de eersten in socialistische kring, aanhanger van de door Jan Ligthart uitgedragen 'nieuwe pedagogiek'. De belevingswereld van het kind stond hierin centraal. Schmidt werkte mee aan Ligtharts blad School en Leven. Vanuit dit opvoedingsideaal oordeelde Schmidt in 1901 ook over het ontslag door het Amsterdamse gemeentebestuur van een gymnastiekonderwijzer die een leerling had geslagen. Namens de SDOV protesteerde J.W. Gerhard in De Volksonderwijzer tegen het ontslag én tegen het verbod om te slaan. Schmidt daarentegen verklaarde zich in Het Volk wel tegen het ontslag, maar vóór het verbod. Hij kreeg weinig steun. Een idealiserend beeld van Schmidts eigen optreden als onderwijzer is te vinden in De lamp van den meester (Zeist 1927), het literaire debuut van zijn vrouw. In 1911 werd Schmidt hoofdonderwijzer, eerst op een school aan de Binnenkant, in 1918 aan het Iepenplein in Amsterdam-Oost. Hij stond er op ook als schoolhoofd een eigen klas te houden. Tegen 'ambulante' hoofden (dus zonder klas) had de BvNO steeds fel geageerd. De Amsterdamse BvNO-afdeling had in 1906 zelfs het hoofdonderwijzerschap als zodanig voor haar leden taboe verklaard. Intussen raakte Prijes vervreemd van de sociaal-democratie. Zij geloofde niet meer in de klassenstrijd, schreef zij in 1909 vanuit Hilversum, hun nieuwe woonplaats, aan Van der Goes. In een naschrift liet Schmidt weten, dat hij nog steeds sociaal-democraat was maar een deel van haar nieuwe inzichten niet kon weerleggen. Hij hoopte dat Van der Goes dat wél kon en zou een gesprek hierover waarderen. Of dit plaatsvond, is onbekend. In zijn persoonlijke leven kreeg Schmidt, die sinds 1916 in Bussum woonde, zware klappen te verduren. In 1928 overleed hun 24-jarige dochter, in 1933 zijn 56-jarige vrouw. Zelf had hij ook met ernstige ziekte te kampen. Hij keerde terug naar Amsterdam, waar hij lid werd van de Internationale Orde van Goede Tempelieren en trouw de wekelijkse logevergaderingen bezocht. Bij zijn overlijden in 1939 noemde Th.W. van der Woude zijn 'vurig enthousiasme' en 'meeslepende welsprekendheid' zijn meest opvallende eigenschappen. Het Volk herdacht Schmidt ook als onderwijzer, wiens 'mededogen met zwakken en verdrukten, gepaard gaande met een practische levensstijl, zeer vele leerlingen in hun verdere leven tot voorbeeld heeft gestrekt'.

Publicaties: 

Behalve de genoemde: De school en het alcoholisme (Amsterdam 1896); De lagere school en de vakopleiding (Amsterdam 1900); Zijne majesteit het kind (St. Anna Parochie 1900, Utrecht l9273); De groote uitsluiting in Nederland (z.pl. 1900); Het groote verbond in Nederland (z.pl. 1901); De invloed van het drankkapitaal (Amsterdam 1905); De Algemeene Nederlandsche Geheel-Onthouders-Bond en de Ned. Ver. tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken (St. Anna Parochie 1906); (met J.A. Bruins) Onze Vereeniging en de Kiesrechtbeweging (Drachten 1 906); De reclame van den drankhandel (Amsterdam 1907); Wat zult gij antwoorden (Utrecht 1931); Een moorddadige industrie (St. Anna Parochie z.j.); Onze landplaag (z.pl. z.j.); Die moderne Arbeiterbewegung und der Kampf gegen den Alkoholismus in Holland (Berlijn z.j.).

Literatuur: 

Th.W. van der Woude, 'Over een hoogst-verdienstelijk veteraan' in: De Wegwijzer, 1938, 139-142; Th.W. van der Woude, 'In memoriam F.U. Schmidt' in: De Wegwijzer, 1939, 180-185; Het Volk, 15.12.1939; K.F. Proost, Weg en werk. Een eeuw drankbestrijding. Ontwikkelingsgang van de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, geschetst ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan (Utrecht 1941); G. Harmsen, Blauwe en rode jeugd (Assen 1961); Sj. Karsten, Op het breukvlak van opvoeding en politiek. Een studie naar socialistische volksonderwijzers rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1986); J.C. van der Stel, Drinken, drank en dronkenschap. Vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland (Hilversum 1995).

Portret: 

F.U. Schmidt, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Schmidt/Prijes dd. 31 oktober 1901. Reg 37 fol 29, akte 3595, akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Peter-Paul de Baar
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 184187
Laatst gewijzigd: 

18-03-2020 (beroep vader gecorrigerd)