RAEMDONCK, Georgius Valentinus Augustinus van

George van Raemdonck

(roepnaam: George), socialistisch tekenaar en illustrator, is geboren te Antwerpen op 28 augustus 1888 en overleden te Boechout, België, op 26 januari 1966. Hij was de zoon van Joseph Arthur Francis Mathilde van Raemdonck, apotheker, en Pauline Augustine Lefebvre. Op 12 april 1913 trad hij in het huwelijk met Adriana Maria Denissen, met wie hij twee dochters kreeg.
Pseudoniem: Hop.

Van Raemdonck groeide op in een welvarend en kunstminnend gezin. Zijn vader was apotheker, maar hield zich liever bezig met schilderen en tekenen. Zijn moeder, een Française, zorgde voor een Franstalige en zijn Vlaamse vader voor een strenge opvoeding, wat hem in elk geval een goede tweetaligheid opleverde. Vanwege zijn muzikale aanleg zond zijn vader hem naar het conservatorium, maar op zijn vijftiende besloot Van Raemdonck om daarnaast schilderles te volgen. Achtereenvolgens bezocht hij in Antwerpen de Academie voor Schone Kunsten en het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten. Toen hij besefte dat zijn talent onvoldoende was om de muzikale top te halen, liet hij het voornemen violist te worden varen en koos voor de beeldende kunst. In 1909 verliet hij het ouderlijk huis om in het Belgische Zwijndrecht te gaan wonen, waar hij een zorgeloos en ongebonden leven leidde. Hij had in die tijd succes als tekenaar voor het destijds grootste geïllustreerde weekblad Lange Wapper en als boekillustrator. In 1913 trouwde hij met de uit Bergen op Zoom afkomstige Adrienne Dennissen. Begin 1914 kregen zij een dochter. In augustus 1914 trok het Duitse leger in een snelle opmars België binnen en omsingelde Antwerpen, dat onder zwaar artillerievuur kwam te liggen. Onder de vluchtelingen naar Nederland bevond zich ook het gezin van Van Raemdonck, dat zich in Aerdenhout vestigde. Al spoedig werkte hij als politiek tekenaar voor De Amsterdammer, die hem in de eigen kolommen jubelend begroette: ‘Een man van begaafdheid en vernuft is die 26-jarige leerling van den Belgischen kunstenaar Franz Courtens, die hem aan de koninklijke academie voor schone kunsten inwijdde in de geheimen der schilderkunst’. Op 6 december 1914 verscheen in De Amsterdammer zijn eerste spotprent de ‘nijvere Bertha’, naar het kanon de ‘dikke Bertha’. Vele anti-oorlogsprenten volgden nog, waarvan hij er eind 1915 veertien ter beschikking stelde voor de door Marie de Roode-Heijermans georganiseerde Internationale Tentoonstelling der Oorlogsprentkunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam.

De socialistische schrijver A.M. de Jong waardeerde het werk van Van Raemdonck en vroeg hem in 1917 de illustraties te verzorgen voor Vacantiedagen, zijn boek voor de jeugd. Het was het begin van een levenslange vriendschap en unieke samenwerking. Toen Van Raemdonck moeilijkheden kreeg met de redactie van De Amsterdammer, vanwege een naar haar smaak te scherpe politieke tekening, ging hij na bemiddeling van De Jong ook tekenen voor De Notenkraker, het satirische zondagsblad van Het Volk. Van Raemdonck bleek een productief cartoonist en illustrator, wiens omvangrijke oeuvre in kranten, tijdschriften en boeken is terug te vinden. Daartoe behoorde Droomkoninkje (1924) van Herman Heijermans, dat hij verluchtigde met 88 betrekkelijk kleine tekeningen die, in de stijl van die tijd, in de tekst, soms deels in de marge geplaatst werden, waardoor ze welhaast letterlijk kanttekeningen genoemd kunnen worden. Van Raemdoncks stijl was scherp realistisch. Zijn tekeningen waren meestal sober, soms rauw en niet verhullend. Het succes van de strip Bulletje en Boonestaak lijkt daardoor haast een tegenspraak, want zijn tekenwerk had kinderen weinig te bieden. Het bood meer aan volwassenen die het onverkapte realisme van de tekenaar wel konden waarderen. Ondeugd kon de tekenaar niet worden ontzegd, want van een van de laatste tekeningen in Droomkoninkje, nota bene een vrouwenfiguur, leek het hoofd wel erg op de ietwat rommelige kop van hemzelf. Het was niet de laatste keer dat hij zichzelf in een tekening of cartoon afbeeldde. Ook De Jong kon rekenen op de spotlust van de tekenaar. Diens hoofd prijkte met enige regelmaat in karikaturen. De Jong sloeg overigens met eigen wapens terug, want enkele keren zijn in zijn teksten persiflages over Van Raemdonck terug te vinden.

Het gezin Van Raemdonck verhuisde in 1915 naar Heemstede, waar de tweede dochter werd geboren, en trok vervolgens in 1924 naar Halsteren, waar het gezin een naar het ontwerp van Van Raemdonck gebouwd huis betrok. Het huis met de trapgevels werd een ontmoetingsplaats voor kunstenaars. Ook De Jong verbleef er geruime tijd en schreef er een belangrijk deel van zijn romancyclus Merijntje Gijzen. In het huis te Halsteren organiseerden Van Raemdonck en De Jong cursussen voor werklieden om hen hun rechten te leren en hoe daarvoor op te komen. Het maakte het duo niet geliefd bij de plaatselijke bezittende klasse. Van Raemdonck die aanvankelijk naar het communisme neigde, werd onder invloed van De Jong lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). In Halsteren heette hij een bolsjewiek te zijn en de nonnen baden voor zijn terugkeer in de schoot van de moederkerk.

Zijn grote vermaardheid kreeg Van Raemdonck met zijn tekeningen van de stripfiguren Bulletje en Boonestaak. Het verhaal naar de tekst van De Jong was de eerste volledig Nederlandse strip, tussen 1922 en 1937 afgedrukt in de socialistische dagbladen Het Volk en Voorwaarts, met telkens twee of drie tekeningen met bijbehorende tekst. Van Raemdonck maakte hiervoor bijna 9000 tekeningen. In de strip gingen De Jong en Van Raemdonck in tegen de destijds heersende opvattingen van welvoeglijkheid. Zij gebruikten stevig taal en stelden ‘onfatsoenlijke’ uitingen als kotsen, het niet uit de weg gaan van een knokpartijtje en naaktlopen in woord en beeld aan de orde als dat zo uitkwam. Voor veel pedagogen waren dit schokkende uitingen die tot verontruste reacties leidden. Geheel nieuw was het stripverhaal in Nederland niet. Naar Amerikaans voorbeeld verschenen er kort na 1900 in Engelse en Franse kranten stripverhaaltjes voor kinderen. In Nederland volgde De Telegraaf in 1921 met de vertaalde Engelse strip Jopie Slim en Dikkie Bigmans. Deze brave strip voldeed aan de fatsoensnormen en het kon dan ook niet uitblijven of Bulletje en Boonestaak liepen voor het kantoor van de London Evening News, de bron van de Telegraaf-strip, Jopie Slim en Dikkie Bigmans tegen het lijf en raakten met dit tweetal slaags. Ook de na-ijver tussen Het Volk en De Telegraaf speelde een rol. Bulletje en Boonestaak groeiden uit tot ware idolen van socialistisch Nederland. Het succes van de strip deed de firma in koffie, thee en tabak de Weduwe J. van Nelle besluiten de strip, in een oplage van ruim 178.000 exemplaren in de jaren 1928-1931, in boekvorm uit te geven, waarbij deze reclame-uiting wel werd ontdaan van alle ‘onwelvoeglijkheden’. Ook de heruitgaven in Het Vrije Volk in de jaren 1947-1953 en de boekuitgaven van de strip door de Arbeiderspers in de jaren 1949-1959 ontkwamen niet aan een dergelijke ‘fatsoenering’. Bulletje en Boonestaak was de beroemdste maar niet de enige strip van het duo De Jong en Van Raemdonck. In de jaren 1925-1927 verscheen het tijdschrift Blue Band, uitgegeven door de margarinefabrikant Van den Bergh en Jurgens, met daarin De avonturen van Appelsnoet en Goudbaard. Werden in de eerdere strips de tekeningen naar het verhaal van De Jong gemaakt, in Onder de Jefkes uit 1927 vormden de tekeningen de herinneringen van Van Raemdonck aan het Belgische leger, waarna De Jong het verhaal er bij schreef. Van Raemdonck tekende in 1931 voor het Utrechts Nieuwsblad de strip De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels.

In 1928 keerde het gezin Van Raemdonck vrij plotseling terug naar Vlaanderen en woonde achtereenvolgens in Zwijndrecht, Antwerpen, Kapellen en Edergem. Van Raemdonck wilde weer gaan schilderen en verwachtte daarmee in Vlaanderen meer succes te hebben. Hij moest echter min of meer weer van voren af aan beginnen. In Nederland was hij een gevierd (strip)tekenaar, maar in Vlaanderen was hij vrijwel onbekend. Naast zijn illustratiewerk pakte hij het maken van schilderijen weer op en allengs kreeg hij bekendheid als portretschilder. Zijn samenwerking met De Jong ging onverminderd voort. Nadat in 1933 Adolf Hitler Rijkskanselier van Duitsland was geworden, begonnen Van Raemdonck en De Jong in De Notenkraker hun strijd tegen het aanzwellende nationaalsocialisme en fascisme met potlood en pen, samen met tekenaars als Albert Hahn jr., Funke Küpper en Tjerk Bottema. De samenwerking tussen Van Raemdonck en De Jong eindigde in 1943 abrupt toen Nederlandse SS-ers De Jong in de hal van zijn woning in Blaricum doodschoten. Na de oorlog ontstond een samenwerking tussen Van Raemdonck en Jef van Droogenbroeck, die schreef onder het pseudoniem L. Roelandt. Vanaf 1964 verschenen van dit duo in het Gentse dagblad Vooruit romantische stripverhalen, zoals Tijl Uilenspiegel. Van Raemdonck legde zich nu toe op het portretschilderen. Zijn portretten stonden bekend als levensecht. In 1936 had hij in Litouwen een prijs voor zijn schilderijen gekregen en in 1964, kort voor zijn dood in 1966, werd hij in Bergen op Zoom geëerd met een expositie van schilderijen, tekeningen en politieke prenten. Ook waren er manuscripten en brieven van A.M. de Jong te zien. In het boek In de ban van Bulletje en Boonestaak, dat in 1977 werd uitgebracht, schreef Willem Drees een voorwoord waarin hij vertelde hoe enthousiast zijn achtjarige zoon destijds over deze strip was geweest.

In 1947 had de familie Van Raemdonck zich gevestigd in Boechout, een dorp ten zuiden van Antwerpen, waar hij een bekende en geziene figuur werd, die graag en regelmatig een pintje pakte in café Sportbors op de hoek van de straat waar hij woonde. Op de achterzijde van bierviltjes tekende hij vaak met enige snelle lijnen de ‘koppen’ van de cafébezoekers. De ruim 250 viltjes kregen een plaats aan de wand van het café, waar ze enkele tientallen jaren te bewonderen zijn geweest. Vanaf 1986 wordt in Boechout tweejaarlijks een Kartoenale georganiseerd, die de naam George van Raemdonck draagt. Ter gelegenheid van de tiende Kartoenale in 2005 werd aan het voormalige woonhuis van Van Raemdonck een plaquette onthuld met de beeltenis van de kunstenaar. Het tegenover het huis gelegen parkje werd omgedoopt tot George van Raemdonckpark en er werd een monument onthuld voorstellend een schetsboek waaruit een blad omhoogsteekt waarop Van Raemdonck’s beroemdste stripfiguren prijken. De wereldreis van Bulletje en Boonestaak kwam dus in een Vlaams dorp ten einde.

Publicaties: 

Een overzicht van geïllustreerde boeken, geschriften en illustraties bij verhalen geeft J. Kooijman in J. Kooijman en H. Stovelaar (red.), In de ban van Bulletje en Boonestaak: George van Raemdonck & A.M. de Jong (Baijum 1977), 127-129 en een Bulletje en Boonestaak bibliografie, 42-45.

Literatuur: 

L. Roelandt, ‘De schilder en caricaturist George van Raemdonck’ in: Vooruit, 27.11.1954; K. de Decker, George van Raemdonck, ambassadeur van de Vlaamse spotprentkunst in Nederland (Gent 1973); H. en F. Vuysje, ‘Het leuke socialistisch-realisme van Bulletje en Boonestaak’, in De Haagse Post, 22.6.1974; B. den Uyl en J. van der Bol, ‘Bulletje en Bonestaak mochten van Van Nelle niet naakt zwemmen’ in: Het Vrije Volk, 25.2.1975; J. Kooijman en H. Stovelaar (red.), In de ban van Bulletje en Boonestaak: George van Raemdonck & A.M. de Jong (Baijum 1977, met een voorwoord van W. Drees sr.); J. Kooijman en H. Stovelaar, Bulletje en Boonestaak: George van Raemdonck & A.M. de Jong (Amsterdam 1979); J. Rampart, Een onderzoek naar de relatie tussen A.M. de Jong en George van Raemdonck (Zevenbergen 1981); J. Kooijman en H. Stovelaar, Bulletje en Boonestaak: feiten en verhalen / George van Raemdonck & A.M. de Jong (Amsterdam 2001); J. Vanoystayen, 10e George van Raemdonck Kartoenale (Boechout 2005); T. Adriaensen, Boechoutse koppen. Bierviltjes van George van Raemdonck (Boechout 2009).

Portret: 

Bronzen gedenkplaat aan Van Raemdoncks woonhuis in de Dokter Theo Tutstraat te Boechout, naar ontwerp van Eric Verlinden, onthuld in 2009. Foto Jany Mudde, 2012.

Handtekening: 

Signatuur tekening 'Acht-urendag in België', 8-10-1921, collectie IISG, Amsterdam.

Auteur: 
Dik Nas
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2013)