RAAY, Cornelis Johannes van

Cornelis Johannes van Raay

SDB-propagandist, is geboren te Den Haag op 4 december 1859 en overleden te Utrecht op 7 januari 1893. Hij was de zoon van Pieter van Raay, winkelbediende, en Christina Johanna Molijn. Op 6 februari 1884 trad hij in het huwelijk met Hendrika Wilhelmina Elisabeth Schweitzer, met wie hij een dochter en drie zonen kreeg.

Van Raay werd in een armoedig gezin geboren en moest al op jeugdige leeftijd voor zichzelf zorgen. Hij werd opgeleid tot timmerman, maar in de praktijk bleek dat hij het vak slecht verstond en vaak werkloos was. In 1883 kwam hij in het bestuur van de Haagse afdeling van de Vereeniging Volksonderwijs op het moment dat de socialisten er het bestuur overnamen, nadat het zittende bestuur een adres van F. Domela Nieuwenhuis aan de gemeenteraad om gratis schoolvoedsel te verstrekken niet had willen steunen en daarom aftrad. In hetzelfde jaar werd Van Raay lid van de Haagse afdeling van de Sociaal-Democratische Bond (SDB). Hij maakte snel promotie en werd in 1884 voorzitter van de afdeling. Tevens was hij korte tijd lid van de Centrale Raad van de SDB maar wegens drukke werkzaamheden trad hij af, om in 1885 opnieuw lid van de Centrale Raad te worden. Door toedoen van Domela, die hij waarschijnlijk in de Haagse vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte had leren kennen, kreeg hij in 1884 de gelegenheid zich op de drukkerij Excelsior, waar Recht voor Allen werd gedrukt, om te scholen tot typograaf. Na enige tijd werd hij expediteur van het bedrijf. Van Raay, die alleen lagere school doorlopen had, sloeg aan het lezen en studeren en ontpopte zich al snel tot één van de beste propagandisten van de SDB. Hij sprak logisch en fundeerde zijn betoog op feiten. Terwijl de meeste sprekers zich tegen iets afzetten, wist Van Raay positieve dingen te zeggen. Binnen de Haagse afdeling voerde hij vaak het woord en ontzag zich niet kritiek te leveren. Hij zag weinig heil in openbare vergaderingen, ondanks het feit dat hij daar zelf veelvuldig sprak. Ook vond hij Recht voor Allen te moeilijk voor de minder ontwikkelde arbeiders. Deze opmerkingen zouden Domela op den duur in het verkeerde keelgat schieten. Van Raay trad veel op als propagandist. Begin 1885 ondernam hij een propagandareis door het Noorden van het land. In de stad Groningen werd in februari, na een rede van Van Raay, een SDB-afdeling opgericht. Hij sprak veel in de Zaanstreek, waar hij met zijn revolutionaire uitroepen zeer gewaardeerd werd. In maart 1885 herdacht hij te Wormerveer de Parijse Commune en in januari 1886 sprak hij er over het onderwerp 'Macht gaat boven recht'. In de kiesrechtbeweging speelde Van Raay slechts korte tijd een rol. Tijdens de kiesrechtdemonstratie in Den Haag in september 1885 stelde hij als vertegenwoordiger van de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht (NBvAKS) onder veel bijval voor naast de Tweede Kamer, in zijn ogen een 'bezittersparlement', een volksparlement op te richten: 'Wij vertegenwoordigen het Nederlandsche volk beter dan de heeren, die zich het recht daartoe aanmatigen en ons regeeren'. In een motie werd het algemeen stemrecht geëist. Werd die eis niet ingewilligd, dan 'acht zich [de vergadering] bij dezen ontheven van de verplichting de Regeering nogmaals op de wijze als heden is geschied met den volkswensch in kennis te stellen zijnde een herhaling van deze bewering beleedigend voor de eigenwaarde van het Nederlandsche volk'. In Recht voor Allen verdedigde Van Raay zijn idee van een volksparlement op felle wijze. Maar de regering schonk geen enkele aandacht aan de eis en negeerde de NBvAKS. Feitlijk had deze zich met de aanvaarding van deze motie schaakmat gezet. Van Raay noemde de oprichting van een volksparlement een daad tegen de regering, maar niet alleen de NBvAKS zag niets in zijn ideeën, ook Domela wees het volksparlement in een hoofdartikel in Recht voor Allen af. De verhoudingen binnen de SDB verslechterden. Domela en Van Raay kregen steeds meer een hekel aan elkaar. Van Raay maakte ook ruzie met andere leden van de Centrale Raad, zoals de ambtenaren C. Croll en P.L. Otten, die in zijn ogen 'heren' waren. Op hun beurt vonden zij de jonge Van Raay een over het paard getild, eigenwijs en koppig man.

Van Raay liet meermalen zijn dichtader vloeien, onder meer door parodieën op bestaande liederen te schrijven. In 1885 liep hij met zijn 'Stemrechtlied' een geldboete op, omdat hij de leden van de Eerste Kamer uitmaakte voor dieven en woekeraars. Van Raay verdedigde zichzelf en kwam er met een boete van vijfentwintig gulden vanaf. Na zijn veroordeling begeleidde een menigte, die het gewraakte lied luidkeels zong, hem naar het gebouw Walhalla. Even snel als Van Raay's ster binnen de SDB gestegen was, ging deze ten onder. Binnen drukkerij Excelsior ontstond onder het personeel ruzie. Een ontslagen typograaf dreigde bewijsstukken aan Justitie te overhandigen, waaruit zou blijken dat het namaak-Staatsblad, waarvoor B. van Ommeren in de gevangenis zat, bij Excelsior gedrukt was. Van Raay zou van de kwestie op de hoogte zijn geweest. In een aandeelhoudersvergadering zou zijn rol in de kwestie besproken worden. Van Raay, die voorzag dat deze affaire gebruikt kon worden om hem kwijt te raken, zorgde er voor dat een aantal aandeelhouders van Excelsior aan zijn kant stond. Hij mocht uiteindelijk blijven, maar de Centrale Raad van de SDB bezon zich op maatregelen. Op een buitengewoon congres op 14 maart 1886 werd de zaak opnieuw besproken en werd Van Raay met enkele anderen uit de SDB gezet. Kort nadien volgde zijn ontslag bij Excelsior. Van Raay richtte een nieuwe socialistische vereniging op, met ongeveer vijftig leden, van wie W.H. Vliegen het meest prominente lid was. Er zou een eigen blad komen en er werden openbare vergaderingen belegd. Maar het publiek gedroeg zich jegens Van Raay uiterst vijandig. Van Raay's aanhangers vielen op hun beurt Domela lastig en scholden hem uit voor 'chocolade-socialist'. De Centrale Raad en Van Raay bestookten elkaar heftig in twee brochures. Persoonlijke aanvallen schuwden zij daarbij niet. Van Raay stelde dat Domela zich de verering van zijn aanhangers graag liet aanleunen en ondanks alles een kapitalist was gebleven. Volgens Van Raay moesten juist arbeiders leiding geven aan de SDB: 'Er moet dus zijn een partij van arbeiders en arbeiders alleen, om de groote vraagstukken van den dag door vereenigde werking tot oplossing te brengen'. Enkele aanhangers leverden intussen aan de politie het 'bewijs' tegen Van Ommeren en vertelden ook dat deze dynamiet in zijn woning verborg. Een huiszoeking leverde echter niets op en ook de bij Excelsior gebruikte lettertypen kwamen niet overeen met die in het namaak-Staatsblad. Verschillende aanhangers van Van Raay vonden deze handelingen zo laag, dat zij de vereniging verlieten. Doordat Van Raay financieel krap zat, kon hij het niet langer bolwerken en hief hij de vereniging na enige weken op. Blijkbaar had hij goede contacten overgehouden aan zijn propagandatochten in de Zaanstreek, want hij vertrok daarheen. Niet alleen de arbeiders wisten hem daar te waarderen, maar ook de progressief-liberale fabrikant Jacob Duyvis was hem welgezind. Die voerde in zijn fabrieken in Koog, Wormerveer en Utrecht een verlicht sociaal beleid, wat Van Raay er niet van weerhouden had hem aan te vallen. Maar Duyvis toonde zich liberaal en bood Van Raay een baan als meesterknecht aan in zijn stijfselfabriek te Utrecht. Daar deed zich in 1887 het voorval voor dat Van Raay het materiaal naar de gevangenis bracht, waarmee de in die gevangenis verblijvende Domela Nieuwenhuis voor Duyvis stijfseldoosjes moest plakken. Domela memoreerde dat in zijn herinneringen: 'Ik meende zijn stem gehoord te hebben, toen mijn cel eens op 'n kier stond . Wat moet er in zulke oogenblikken wel in zijn ziel zijn omgegaan?'. Met de socialistische beweging liet Van Raay zich in Utrecht, waar hij in 1884 zelf de SDB-afdeling had opgericht, niet meer in. Wel werd hij via Duyvis betrokken bij sociaal werk in Utrecht, waardoor hij in contact kwam met de vooruitstrevende liberaal A. Kerdijk. In 1891 stelde de liberale Utrechtsche Kiezers Vereeniging Van Raay als werkmanskandidaat verkiesbaar. Van Raay wilde wel voor de liberalen politiek actief worden, maar alleen wanneer hij de steun van de Utrechtse werkliedenorganisaties had. Recht voor Allen noemde hem een voor de liberalen bruikbaar sujet. De Utrechtse werkliedenorganisaties verzetten zich heftig tegen zijn kandidatuur, omdat Van Raay in dienst van Duyvis was en Duyvis ook al in de gemeenteraad zat. De werklieden schreven een vergadering uit en kwamen met een eigen kandidaat. Van de 199 uitgebrachte stemmen kreeg Van Raay er maar vijf, waarop hij zich terugtrok. In 1893 stierf hij onverwacht op 35-jarige leeftijd aan de complicaties van een griep. Recht voor Allen schreef zuur: 'Wanneer dit nummer van ons blad onder de oogen der lezers verschijnt, zal het lichaam van den ex-sociaal-demokraat J.C. van Raaij te Utrecht al onder de aarde bedolven zijn'. De voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, B.H. Heldt, sprak aan zijn graf.

Publicaties: 

De zegeningen van het christendom' in: Volksalmanak Vooruit (Gent 1884); Mijn afscheid van den Sociaal-Demokratischen Bond (Den Haag 1886).

Literatuur: 

Vijf en dertig leugens in één vijf-cents-brochure (Den Haag 1886; is een reactie op Van Raay's Mijn afscheid); Bymholt, Geschiedenis; A. Kerdijk, 'C.J. van Raay' in: Het Nieuws van de Week, Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk, Staatkundig Nieuws- en Advertentieblad, 4.2.1893; Vliegen, Dageraad I, 376-9; H. Smits, De Nederlandsche arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Rotterdam 1902); C.A.M. Diepenhorst, De sociaal-democratie in de residentie (Den Haag 1932); D.J. Wansink, Het socialisme op de tweesprong. Geboorte van de SDAP (Haarlem 1939); P.J. Meertens, 'Raay, C.J. van' in: Mededelingenblad, nr. 24, november 1963, 8-9; J.J. 't Hoen, Op naar het licht (Wormerveer 1968); J. Charité, De Sociaal-Democratische Bond als orde- en gezagsprobleem (1880-1888) (Den Haag 1972); J. van de Merwe, Gij zijt kanalje, heeft men ons verweten! (Utrecht 1974) 212; P. van Horssen, D. Rietveld, 'De Sociaal Democratische Bond II' in: TvSG, februari 1977, 17-26; P. Hoekman, J. Houkes, O. Knottnerus (red.), Een eeuw socialisme en arbeidersbeweging in Groningen 1885-1985 (Groningen 1986); L. Dorsman, G.W. Kernkamp. Historicus en democraat 1864-1943 (Groningen 1990) 130, 269; J. Meyer, Domela, een hemel op aarde (Amsterdam 1993); J. Perry, De voorman. Een biografie van Willem Hubert Vliegen 1862-1947 (Amsterdam 1994).

Portret: 

Cornelis Johannes van Raay, uit: Vliegen, Dageraad I (Amsterdam 1905), t.o. 168

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 217-220
Laatst gewijzigd: 

10-03-2003