PRIJES, Sientje

Sani Prijes

(ook bekend onder de namen Prijes-Schmidt en Schmidt-Prijes; roepnaam: Sani), vakbondsbestuurster en schrijfster, is geboren te Amsterdam op 7 augustus 1876 en aldaar overleden op 8 juli 1933. Zij was de dochter van Moritz Prijes, horlogemaker, en Marianne Speijer. Op 31 oktober 1901 trad zij in het huwelijk met Frerich Ulfert Schmidt, onderwijzer, met wie zij een dochter kreeg.
Pseudoniemen: Espee, Sani van Bussum, S.P., S.P.S., S.S.P., Zippora.

Prijes groeide op in een arm middenstandsgezin in de Amsterdamse 'Jodenbuurt'. Haar moeder, dochter van een marktkoopman, was een rasechte Mokumse, vader kwam uit de 'Mediene' (Vlissingen). Sani had een drie jaar oudere broer Michel en een bijna twee jaar oudere zuster Caroline. Twee na haar geboren kinderen stierven zeer jong. Na de lagere school werd Sani, net als Caroline, opgeleid tot kostuumnaaister, hoewel zij hogere ambities had: 'Al je illusies te zien vervliegen: ... verlangen te studeeren, schooljuffrouw, zangeres of zooiets te mogen worden, en dan tenslotte bij het naaivak te worden ingelijfd!'.

Mede onder invloed van het werk van Henriette Roland Holst en Herman Gorter werd Prijes rond 1897 lid van de SDAP. Op 5 januari 1898, na een openbare vergadering, meldde zij zich aan als lid van de één jaar oude maar al weer bijna weggekwijnde hoofdstedelijke Naaistersvereeniging 'Allen Een'. Voorzitster Roosje Vos vroeg haar secretaris te worden. Door fusie met een Rotterdamse naaistersvereniging ontstond in de zomer van 1898 de Algemeene Nederlandsche Naaistersbond (ANNB). Ook hiervan werd zij secretaris, naast Roosje Vos als voorzitster. Toen in oktober 1898 het bondsblad De Naaistersbode ging verschijnen, werd Prijes daarvan de redactrice. Van begin af aan openbaarde zich daarin haar schrijftalent, gekenmerkt door sprankelend sarcasme. Ook als gloedvol spreekster viel zij op: 'In die dagen was een twee-en-twintig-jarig meisje dat op openbare vergaderingen sprak een wonderverschijnsel,' aldus De Proletarische Vrouw bij haar overlijden. Haar vakbondsloopbaan was kort maar krachtig. In de Naaistersbond onderscheidde zij zich vooral als propaganiste en ideologe. In die eerste rol richtte zij in het hele land bondsafdelingen op. Ideologisch profileerde zij zich als overtuigd marxiste en kemphaan tegen het 'burgerlijk' feminisme, waarvan haars inziens proletarische vrouwen niets te verwachten hadden. Zij was een groot voorstander van Henri Polaks ideaal van een 'moderne', strak geleide, centralistische vakbeweging. Vanuit die optiek bepleitte zij ook - tenslotte met succes - het samengaan van de Naaistersbond met de even kleine Kleermakersbond. In februari 1901 ontstond de Algemeene Nederlandsche Bond van mannelijke en vrouwelijke arbeiders in de Kleedingindustrie en aanverwante vakken, kortweg Bond in de Kleedingindustrie, met circa driehonderd leden. Roosje Vos werd de eerste voorzitster, Sani Prijes weer secretaris en redactrice van De Naaisters en Kleermakersbode. Naast al dit onbezoldigd bondswerk verdiende zij nog haar brood als naaister, sinds 1900 bij de vanuit de Naaistersbond opgerichte coöperatie Samenwerkende Linnennaaisters. In de loop van 1901 bleek dat dit roofbouw op haar lichaam was geweest. Tijdelijk verruilde zij de zware taak van bondssecretaris/redactrice voor het lichtere voorzitterschap en verzuimde meer dan eens vergaderingen wegens ziekte.

Maar niet alleen haar slechte gezondheid kondigde het einde van Prijes' vakbondswerk aan. In oktober 1901 trouwde zij met de rode onderwijzer F.U. Schmidt, een voorman van de geheelonthoudersbeweging die al vaak op naaisters vergaderingen had gesproken. Daarnaast kende zij hem van onderwijscongressen en uit de kiesrecht-beweging. Het echtpaar, dat voor het huwelijk al enige tijd in Sani's ouderlijk huis had samengewoond, betrok een bovenwoning aan de De Clercqkade (nu -straat). Enkele maanden na de bruiloft, in februari 1902, trok Sani zich wegens ziekte terug uit het hoofdbestuur van de Bond in de Kleedingindustrie en al het bondswerk. Voor haar begon een nieuw leven als onderwijzersvrouw. Alleen via haar zuster Caroline, oud-voorzitster van Allen Eén en leidster van een naaisters-koortje, hield zij nog enige jaren contact met de kledingbond, speciaal met de Amsterdamse naaisters afdeling. Nog éénmaal trad zij naar voren in de arbeidersbeweging, toen zij in het najaar van 1904 de hoofdstedelijke Sociaal-Democratische Vrouwen-Propagandaclub hielp oprichten. Zij werd daarvan de eerste secretaris naast Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom als voorzitster. Binnen het jaar werd Sani al opgevolgd door Marie Mensing. Het eerste nummer van het clubblad De Proletarische Vrouw (1 november 1905) opende met een gedicht van haar onder het pseudoniem Zippora. Om onduidelijke redenen raakte Sani Schmidt-Prijes, die zich aanvankelijk Prijes-Schmidt placht te noemen, tussen 1906 en 1909 meer en meer vervreemd van het socialisme. Franc van der Goes poogde het echtpaar (ook Schmidt twijfelde, maar minder) op het rechte pad terug te brengen. Zij geloofde niet meer in de klassenstrijd en was uitgekomen bij een soort pantheïstische filosofie. Haar gezin kwam centraal te staan. Tot 1908 woonde zij op diverse adressen in Amsterdam, daarna tot 1914 in Hilversum en, na weer twee jaar in de hoofdstad, sinds 1916 definitief in Bussum. Haar man bleef al die tijd lesgeven op Amsterdamse volksscholen.

In haar activiteiten beperkte Prijes zich niet tot de taken van huisvrouw en moeder. Zij las geweldig veel en behaalde op latere leeftijd nog de MO-akte staathuishoudkunde. Bovendien bleef zij schrijven. In 1906 schreef zij enkele sociaal-realistische korte verhalen voor De Proletarische Vrouw. Daarna werd het drankbestrijdersblad De Blauwe Vaan haar voornaamste podium. Voor de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende dranken schreef zij als S. Schmidt-Prijes een brochure ter propagering van de Plaatselijke Keuze (St. Anna-Parochie, 1913), ofwel 'het recht der inwoners van eene gemeente, om den drankverkoop te beperken of te verbieden' op grond van een referendum. Haar incidentele literaire bijdragen aan De Blauwe Vaan liepen in de jaren twintig uit op de verzorging van een vaste 'Rubriek voor de vrouwen'. Uit enkele fragmenten in 1925 in die rubriek verschenen, groeide haar eerste boek: De lamp van den meester (Zeist 1927), onder het pseudoniem Sani van Bussum. Dit bevat scènes uit het schoolleven in een volksbuurt, gezien door het oog van een onderwijzers-vrouw. Veel aandacht trok het boek niet. Een laaiend enthousiaste pers kreeg daarentegen haar tweede werk: Een bewogen Vrijdag op de Breestraat. Een vertelling uit de tweede helft der l9de eeuw (Amsterdam 1930), een novelle over een moeilijke bevalling in de Jodenbreestraat in de jaren 1870 (de tijd en plaats van haar eigen geboorte). Haar familieleden zijn erin herkenbaar. Drie jaar later verscheen haar iets zuiniger geprezen boek Het Joodsche bruidje. Een zedenschets uit onze dagen (Amsterdam 1933) over de vijftigjarige bruiloft van een kinderloos joods echtpaar, waarvoor weer een oom en tante model stonden. In de vele recensies wordt de schrijfster vergeleken met Ina Boudier Bakker, Carry van Bruggen en Louis Couperus. Postuum verscheen haar als mooi maar ouderwets beoordeelde autobiografisch getinte meisjesboek In de Gouden Klok (Alkmaar 1933). De in 1973 verschenen tweede druk van haar Bewogen Vrijdag zorgde voor een kortstondige herontdekking van Sani van Bussum, van wie vrijwel niemand de ware identiteit nog bleek te kennen.

Sani's betrekkelijke literaire roem werd in haar laatste levensjaren zwaar overschaduwd door de dood in 1928 van haar 24-jarige dochter en de slopende ziekte, die haar zelf trof. Zij stierf enkele dagen na publikatie van haar derde boek.

Archief: 

Collectie S. Prijes in knipselarchief uitgeverij Em. Querido (Amsterdam).

Publicaties: 

Behalve de genoemde: Een woord aan kleermakers en naaisters (Amsterdam 1900; eerder gepubliceerd in De Nieuwe Tijd, 1899-1900, 553 e.v., onder de titel 'De Kleedingindustrie').

Literatuur: 

A.H.M. Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel. Een literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster (Amsterdam 1935) 198; P.-P. de Baar, 'Sani Prijes van de Naaistersbond' in: Jaarboek arbeidersbeweging, 1980, 120-143; M. Elias, De Naaistersvereeniging Allen Eén (doctoraalscriptie Historisch Seminarium Universiteit van Amsterdam 1983); A.L. Sötemann, Querido van 1915 tot 1990. Een uitgeverij (Amsterdam 1990) 181.

Portret: 

S. Prijes, ca. 1910. Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam.

Handtekening: 

Huwelijksakte van Schmidt/Prijes dd. 31 oktober 1901. Reg 37 fol. 29, akte 3595; akteplaats Amsterdam. Als bruid.

Auteur: 
Peter-Paul de Baar
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 95-97
Laatst gewijzigd: 

23-05-2002