NOORDHOFF, Franciscus Siebren

Franciscus Siebren Noordhoff

bestuurder van de moderne ambtenarenbond en het NVV en PvdA-wethouder te Haarlem, is geboren te Den Haag op 7 juni 1882 en overleden te Winschoten op 20 april 1970. Hij was de zoon van Siebren Noordhoff, smid en handelaar in naaimachines, en Anna Catharina Roorda, dienstbode. Op 2 september 1909 trad hij in het huwelijk met Titia Bauer, met wie hij een dochter kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 11 september 1913. Op 25 november 1915 trad hij in het huwelijk met Margaretha Johanna Keiner, met wie hij een dochter en twee zoons kreeg.

Noordhoffs uit Friesland afkomstige ouders konden het in Den Haag niet bolwerken en keerden in 1882 terug naar hun geboortestad Leeuwarden. Maar Noordhoff bracht zijn jeugd grotendeels door in Sneek, waarheen zij in 1883 verhuisden en waar hij de vijf-jarige Hoogere Burger School doorliep. Van zijn vader moest hij zuiver Nederlands spreken en mocht geen Fries leren. Aan zijn uitspraak was zijn Friese afkomst echter duidelijk te horen. Na de HBS bekwaamde hij zich door zelfstudie in de economie. Van 1901 tot 1915 werkte Noordhoff voor het gevangenis- en rijkstucht- en opvoedingswezen in diverse plaatsen in het land. In Arnhem werd hij lid van de SDAP. Hij zette zich vanwege zijn werkkring bij de overheid in voor de in 1909 opgerichte Algemeene Nederlandsche Ambtenaarsbond (ANAB). Deze bond stelde zich in tegenstelling tot tal van andere ambtenarenbondjes op het standpunt van de klassenstrijd, wenste het 'hoedenproletariaat' te organiseren en sloot zich in 1910 aan bij het NVV. Noordhoff maakte zich eerst nuttig als onbezoldigd redacteur van het blad De Ambtenaar (1910), later als bezoldigd secretaris van de ANAB. In De Ambtenaar schreef hij artikelen die het belang van een vaste rechtspositie en goede arbeidsvoorwaarden benadrukten en de ambtelijke hiërarchie en de willekeur bij de overheid aan de kaak stelden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog stegen de prijzen enorm en de bij het NVV aangesloten ANAB, de Bond van Nederlandsche Onderwijzers en de bonden van werklieden in overheidsdienst vormden in 1914 een Salaris-Comité om hun eis van hoger salaris kracht bij te zetten. Als secretaris van de ANAB was Noordhoff de drijvende kracht achter dit comité. Hij hield een enquête om achter de loonhoogte van de verschillende ambtenaren te komen en publiceerde hierover in De Economist (1918) en De Socialistische Gids (1918). Door deze salaris-actie was Noordhoff in contact gekomen met de Vereeniging van Kommiezen bij 's Rijks Belastingen in Nederland en de Algemeene Bond van Nederlandsch PTT-Personeel. Beide bonden voelden al enige tijd voor aansluiting bij het NVV, wat slechts kon door met de ANAB te fuseren. In 1919 gingen de drie bonden op in de Centrale Nederlandsche Ambtenaarsbond (CNAB). Noordhoff werd de eerste voorzitter. Als voorzitter van de CNAB en secretaris van het overkoepelende Comité ter behartiging van de Algemene Belangen van Overheidspersoneel (ACOP), alsook secretaris van de Ambtenaren-Internationale, vormde hij met N. van Hinte (de voorzitter van de Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden) en J. ter Laan (vice-voorzitter CNAB en Tweede Kamerlid SDAP) een krachtig trio dat binnen en buiten het NVV opkwam voor de belangen van het overheidspersoneel. Maar ook andere onderwerpen hadden zijn belangstelling. Noordhoff stelde dat de oorzaak van een moderne oorlog lag in de strijd om de energiebronnen. Over de 'petroleum-politiek' schreef hij tal van artikelen, onder andere in Het Jonge Volk. Die werden in 1927 verzameld en met een voorwoord van F.M. Wibaut als het boek Petroleum en Petroleum-politiek (Gouda 1927) gepubliceerd.

Noordhoff was betrokken bij de oprichting van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO) in 1924. Als afgevaardigde van het NVV was hij in de periode 1932-1935 voorzitter. Ook namens het NVV nam Noordhoff als secretaris deel aan de Militaire Commissie, die in 1924 was ingesteld door SDAP en NVV om een standpunt te bepalen aangaande de ontwapening. In deze commissie bepleitte hij een pacifistisch standpunt. In 1935 en 1936 maakte hij deel uit van de Centrale Plan-Commissie, door SDAP en NVV ingesteld om de propaganda voor het Plan van de Arbeid te verhogen. In zijn woonplaats Baarn was Noordhoff korte tijd SDAP-gemeenteraadslid (1923 - 1924). Na zijn verhuizing naar Haarlem in 1930 kwam hij daar in 1935 in de gemeenteraad. Als principieel geheelonthouder voerde hij in zijn maidenspeech het woord over de vaststelling van het maximum aantal drankvergunningen, dat hij te hoog vond. In 1934 kwam hij in de Vereenigingsraad van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. In januari 1936 al verving Noordhoff M.A. Reinalda, die wethouder werd, als fractievoorzitter.

In 1930 stapte Noordhoff als bestuurder over van de CNAB naar de vakcentrale. In zijn nieuwe functie als lid van het dagelijks bestuur van het NVV en als redacteur van De Strijd en De Vakbeweging bleven de ambtenarenbelangen zijn aandacht houden. De bezoldiging van de ambtenaren hield hem bezig en tot in de jaren dertig verschenen van zijn hand brochures waarin aangedrongen werd op loonsverhoging. Als lid van het dagelijks bestuur raakte Noordhoff in 1931 betrokken bij de strijd om een goed geregelde ziekenfondsverzekering. Hij volgde E. Kupers op als voorzitter van de Algemeene Raad voor de Ziekenfondsverzekering, het samenwerkingsorgaan van NVV en CNV en de Landelijke Federatie ter Behartiging van het Ziekenfondswezen, de organisatie van onderling bestuurde ziekenfondsen. Het NVV wilde graag een oplossing van het zich voortslepende conflict tussen overheid, ziekenfondsen en artsenorganisaties die elke wettelijke ziekenfondsregeling blokkeerde. Om de kracht van de onderlinge ziekenfondsen te versterken, begon de vakbeweging onder leiding van Noordhoff zelf ziekenfondsen op te richten. Maar het boterde niet tussen vakbeweging en ziekenfondsen en in 1934 werd de Algemeene Raad voor de Ziekenfondsverzekering opgeheven. Noordhoff was zodanig in de materie ingevoerd, dat hij namens het NVV in tal van volksgezondheidscommissies kwam. Zo was hij lid van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Vereeniging voor Sociale Tandheelkunde, lid van het College van Toezicht op de Ziektewet (1929 - 1939) en lid van de Raad van Toezicht op de Rijksverzekeringsbank (1932 - 1939). In 1936 werd hij als lid van de Hooge Raad van Arbeid lid van de Commissie tot herziening van de Ongevallenwet. In de jaren daarna liet hij namens de Hooge Raad van Arbeid zijn licht schijnen over de kinderbijslagverzekering van minister C.P.M. Romme (1937) en was lid van de Staatscommissie Verrijn Stuart die de financiering van de sociale verzekering bestudeerde (1939). Na het aantreden van SDAP-minister van Sociale Zaken J. van den Tempel in 1939 kwamen er nog meer commissies met betrekking tot de instelling of uitbreiding van sociale verzekeringen maar de Tweede Wereldoorlog brak veel commissiewerkzaamheden af. In de eerste weken van de Duitse bezetting onderhield Noordhoff, die niet naar Engeland had willen vluchten, namens het NVV de contacten met de Duitsers. Nadat eerst Kupers en S. de la Bella waren weggestuurd door de nazi's, werd op 16 juli 1940 het gehele dagelijks bestuur ontslagen. Noordhoffs raadslidmaatschap duurde tot 3 maart 1941. Toen ontbond de bezetter de Haarlemse gemeenteraad.

Na de invoering door de Duitsers van het Ziekenfondsenbesluit in 1941, die de verplichte ziekenfondsverzekering bracht, werkte Noordhoff als inspecteur, later als referendaris bij het Staatstoezicht op de Ziekenfondsen. Tijdens de oorlog bleef er illegaal contact tussen de voormalige NVV-bestuurders en in 1944 werd de Eereraad opgericht die na de bevrijding het NVV moest zuiveren van bestuurders die de Duitsers te zeer ter wille waren geweest. Van deze Eereraad werd Noordhoff vanwege zijn principiële opvattingen en onkreukbaarheid, zijn lange staat van dienst en zijn oordeelsvermogen plaatsvervangend voorzitter. De Haarlemse burgemeester Reinalda trok hem aan als adviseur en Noordhoff kreeg het beheer over de gemeentefinanciën en de gemeentebedrijven. In oktober 1945 werd hij door de Noodraad gekozen tot wethouder met dezelfde portefeuille. In 1946 volgde mr. Sake van der Wall hem op. Toen deze in januari 1949 overleed, bekleedde Noordhoff voor de PvdA opnieuw het wethouderschap tot september 1949. In de tussentijd werkte Noordhoff mee aan het opstellen van algemene richtlijnen voor de ontwikkeling van het sociale zekerheidsstelsel. In Haarlem zette hij zich in voor het algemeen welzijn van de burgers. Zowel in de gemeenteraad en als wethouder, maar ook als een van de oprichters en jarenlange voorzitter van Humanitas en na zijn pensionering als voorzitter van de bejaardenstichting De Blinkert. Volgens medewethouder D.J.A. Geluk bereidde Noordhoff zijn speeches voor de raad goed voor en sprak uit de vele citaten een grote belezenheid. 'Hij was een zeer principieel man en had een zekere onverzettelijkheid en ofschoon hij wat kortaf kon zijn, was hij in feite een vriendelijk mens.' Aan het einde van zijn leven verhuisde Noordhoff naar Winschoten, waar hij op de hoge leeftijd van 87 jaar overleed. Hij werd in de stad Groningen begraven.

Publicaties: 

Crisis-maatregelen ten behoeve van het overheidspersoneel (Amsterdam 1917); De beteekenis van de voorstellen der Staatscommissie-Stork (Amsterdam 1918); Interdepartementaal overleg. Een ambtenaarsbelang en een rijksbelang (Gouda 1919); Stikgas. De chemische wetenschap voor oorlogsdoeleinden misbruikt (Amsterdam 1924); Ontwapening en Volkenbond (Amsterdam 1927); Het moderne ACOP en de salarisactie van het rijkspersoneel (z.pl. 1927); Een gids voor de zelfstudie van het militaire vraagstuk (Amsterdam z.j.); De wereldstrijd om de petroleum (Amsterdam 1928); Overheidspersoneel en arbeidersbeweging (Den Haag 1930); De beteekenis van de ziekenfondswet (Utrecht 1931); Het NVV en het ziekenfondswezen (Amsterdam 1933); Iets over het nut en de beteekenis van de Plaatselijke Culturele Commissie (Amsterdam 1934); De jeugd wacht op daden! (z.pl. 1935); De ziekenzorg en het ziekenfondswezen (Amsterdam 1939); Problemen der sociale zekerheid (Deventer 1946); 'M.H. Groenendaal 31 maart 1883 - 13 oktober 1953' in: Haerlem Jaarboek, 1953, 30 - 31.

Literatuur: 

Centrale Bond van Ziekenfondsen 1913-1938. Geschiedenis van een kwart eeuw (z.pl. z.j.); E.B.F.F. Baron Wittert van Hoogland, De Parlementaire Geschiedenis der Sociale Verzekering 1890-1940 (Haarlem 1940); D.J.A. Geluk, 'Necrologie Franciscus Siebren Noordhoff 7 juni 1882-20 april 1970'; in: Haerlem Jaarboek, 1970, 33-34; H.C.M. Michielse, Socialistiese vorming (Nijmegen 1980); H.C. van der Hoeven, Om de macht bij het fonds (Den Haag 1983); C.H. Wiedijk, Koos Vorrink (Groningen 1986).

Portret: 

F.S. Noordhoff, uit: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden (Amsterdam 1938) 1082

Handtekening: 

Huwelijksakte van Noordhoff/Bauer dd. 2 september 1909. Reg 72, akte 35, akteplaats Almelo, Stad. Als bruidegom.

Auteur: 
Harry Peer
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 201-205
Laatst gewijzigd: 

14-05-2021 (beroep moeder en jaar van verhuizing naar Sneek toegevoegd)