MICHELS, Andreas Wilhelmus

Andreas Wilhelmus Michels

bestuurder van de Matrozenbond en lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, is geboren te Middenbeemster op 9 januari 1880 en overleden te Haarle op 24 april 1961. Hij was de zoon van Gerardus Wilhelmus Michels, huis- en rijtuigschilder, en Antje Tuin. Op 16 februari 1905 trad hij in het huwelijk met Aafje Doorgeest, met wie hij twee zonen kreeg.

Michels was het derde kind. Na de dood van zijn vader moest zijn moeder, die voor de tweede keer haar man verloor, met 36 jaar alleen vijf kinderen opvoeden. Ze slaagde er in Andreas nog tot zijn veertiende jaar naar school te laten gaan. Michels werkte korte tijd als leerling-letterzetter en ging daarna naar de kweekschool voor onderwijzers. Na zes maanden verliet hij deze opleiding om als matroos bij de Koninklijke Marine aan de slag te gaan. Naast zin voor avontuur zal ook de wens om de financiële zorgen van zijn moeder te verlichten een rol hebben gespeeld. Enige tijd later volgde zijn jongere broer Pieter zijn voorbeeld. Michels kwam als veertienjarige op 10 april 1894 in dienst. Zoals gebruikelijk in die tijd moest de jonge rekruut voor een dienstverband van twaalf jaar tekenen, dat pas op zijn zestiende jaar inging. Michels leerde het vak van matroos op diverse instructieschepen. Op 1 oktober 1896 volgde zijn bevordering tot lichtmatroos. In juni 1897 vertrok hij aan boord van de Koningin Emma der Nederlanden voor drie jaar naar de Oost. In de zomer van 1899 nam hij deel aan een militaire expeditie aan de Noordkust van Atjeh. Op 1 mei 1900 kreeg hij het eerbewijs voor goed gedrag. Voor zijn inzet in Indië ontving de net tot matroos eerste klasse gepromoveerde Michels op 6 februari 1902 het Eerbewijs van Kruis met gesp Atjeh 1896-1900. De talentvolle matroos legde het examen voor schrijver op 19 december 1902 bijzonder goed af en werd voorgedragen voor bevordering tot schrijver. Na zijn terugkeer uit Indië werd Michels lid van de in 1897 opgerichte Algemeene Bond voor Nederlandsche Marine-Matrozen. Deze vakorganisatie maakte politiek deel uit van de sociaal-democratische beweging. A.G.A. Verstegen, de eerste voorzitter van de Matrozenbond, was tevens een van de oprichters van de afdeling Den Helder van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De autoriteiten dwarsboomden de matrozen, die voor lotsverbetering opkwamen, op vele manieren. Het gegeven dat de matrozen bij de marineleiding geen gehoor kregen voor hun klachten en suggesties ter verbetering, of daar zelfs voor gestraft werden, benadrukte het belang van vakorganisatie. In de Matrozenbond trad Michels al snel naast Verstegen en W.H. Meijer op de voorgrond. De aanleiding vormde de spoorwegstakingen van 1903. Als vice-voorzitter van de afdeling Amsterdam van de Matrozenbond zat Michels op 7 en 8 februari 1903 in café De Hoop op de De Ruyterkade in Amsterdam vergaderingen voor, waar moties werden aangenomen die de nodige beroering veroorzaakten. Men besloot 'zich solidair te verklaren met de arbeiders, en daarmede bij een eventueel gewelddadig optreden terdege rekening te houden'. Tevens namen de matrozen een motie van afkeuring aan over schout-bij-nacht A.G. Ellis, die het hoofdbestuur van de Matrozenbond aansprakelijk had gesteld voor de hem niet welgezinde inhoud van het bondsblad Het Anker. De bestuursleden waren daarvoor in de provoost gezet. Michels kreeg een strafoverplaatsing naar het wachtschip Willemsoord in Den Helder en de voordracht van bevordering tot schrijver werd ingetrokken. In Den Helder meldde hij zich op de eerste mei aan als lid van de SDAP. Enkele maanden later straften de autoriteiten Michels, inmiddels lid van het hoofdbestuur van de Matrozenbond, opnieuw. Deze keer voor een artikel in Het Anker met als aanhef 'Kameraden, medestrijders', 'welker inhoud strijdig is met eene goede krijgstucht in den dienst ter zee'. In Michels' conduiteboekje kwam te staan: 'Is niet te vertrouwen. Moet voortdurend in het oog worden gehouden. Is bekwaam, doch als militair niet geschikt'. Op 14 juli werd Michels 'het eerbewijs van goed gedrag ontnomen wegens gemis van bijzondere geschiktheid' en op 4 augustus kreeg hij ontslag uit de zeedienst 'wegens anti-militair karaktereigenschappen'. Deze ontslagreden heeft een korte tijd gegolden bij de marine. Van die mogelijkheid om er vervroegd uit te komen maakten echter zoveel matrozen gebruik dat deze reden al snel kwam te vervallen. Daarna moesten de zeelieden weer gebruik maken van andere, soms wanhopige manieren om onder hun contract uit te komen: desertie, verminking, zelfmoord. In het gedenkboek van de bond uit 1907 blikte Michels nog eens terug op 1903: 'Het omzweefde ons steeds als een zwart spook, de gedachte aan een eventueel optreden tegen onze stakende medearbeiders'. Hij was opgelucht dat de autoriteiten de matrozen niet inzetten omdat 'men ons niet vertrouwde'. Voor Michels begon een nieuwe levensfase. In april 1904 kwam hij als administrateur in dienst van de Matrozenbond. De eerste jaren assisteerde hij Meijer, die tevens redacteur-uitgever van Het Anker was. Meijer typeerde Michels als een bekwame en harde werker, een nuchter en rationeel ingesteld man, die een stempel heeft gedrukt op de Bond voor Minder Marine-Personeel, zoals de Matrozenbond na de fusie met een mariniersbond vanaf begin 1908 heette. Michels bleef vijftien jaar in dienst van de bond. Als burgerbestuurder, die zich onafhankelijk tegenover de marineleiding kon opstellen, loodste hij de bond door moeilijke jaren. Hij was ook administrateur van het Helders Marinegebouw, redacteur van het Correspondentieblad (vanaf 1906) en van Het Anker (van 1916 tot 1919). Een boekwinkel leverde een aanvulling op zijn inkomen. Onder zijn leiding kwam het imposante vakbondsgebouw De Burcht in Den Helder tot stand. Het werd in de zomer van 1914 geopend in aanwezigheid van voormannen van de SDAP en het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV). Op 24 augustus 1904 was Michels als secretaris van de SDAP-afdeling Den Helder begonnen. In 1915 kwam hij in de gemeenteraad van Den Helder en werd hij secretaris, en nadien voorzitter van het Gewest Noord-Holland Noord van de SDAP (in beide functies tot 1919). In 1916 werd hij tussentijds lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Doordat het vooral Michels was, die het Tweede Kamerlid F.W.N. Hugenholtz over kwesties bij de zeemacht informeerde, werd Hugenholtz lange tijd beschouwd als de spreekbuis in het parlement voor de Matrozenbond.

De rede van P.J. Troelstra op maandagavond 11 november 1918 in Rotterdam en de dag erna in de Tweede Kamer, waarin hij verkondigde dat de arbeidersklasse de politieke macht zou grijpen, vond in Den Helder de nodige weerklank. Heet van de naald stuurde Michels op dinsdag een uitgebreide brief aan alle afdelingsbesturen en correspondenten van de Bond voor Minder Marine-Personeel. Daarin liet hij weten dat het hoofdbestuur van de bond deelnam aan het SDAP-congres op 17 en 18 november. In de brief nam Michels, die pleitte voor orde, organisatie, kalmte en nuchterheid en waarschuwde voor communistische soldatenraden, een aantal eisen uit het bondsprogramma op. De tijd leek nu rijp voor verwezenlijking daarvan: 'Gaarne ontvangt het Hoofdbestuur (vóór Zaterdag) bericht, of naar Uw meening de stemming der schepelingen bij U aan boord zoodanig is, dat een eventueele leiding onder S.D.A.P. en N.V.V. van 's lands zaken onvoorwaardelijk zal worden aanvaard. Of zij dus op Uw moreelen steun kunnen rekenen'. Op dezelfde dinsdag had de commandant van de marine te Willemsoord, schout-bij-nacht J. Albarda, een gesprek met vertegenwoordigers van de vier vakorganisaties van marinepersoneel. Hij wilde weten in hoeverre onder alle omstandigheden op het personeel onder de rang van officier viel te rekenen. Op 15 november kreeg hij van de bonden een in tactische bewoordingen geformuleerde brief terug: 'Mocht echter het personeel der marine voor het feit worden gesteld partij te moeten kiezen, dan zal de mogelijkheid niet uitgesloten zijn dat een meerderheid althans onder de minderen, zich scharen zal aan de zijde die tot doorvoering van door hen wenschelijk geachte hervormingen, voor hen altijd streden. Het zal dan in het belang van de goede orde en van het personeel zijn, hen niet tot de keuze te dwingen!'. Toen in Den Helder het gerucht de ronde deed van Russische schepen die in aantocht waren, nam Albarda een maatregel die later tot zijn ontslag zou leiden. Op zijn bevel werd besloten de vloot te ontwapenen en de schepen onklaar te maken. Michels heeft zich zeker niet onverbloemd gezagsgetrouw opgesteld, maar evenmin aantoonbaar de matrozen tot een opstand aangezet. Enige dagen later schreef Michels in Het Vaderland dat, al geloofde hij geen moment aan revolutie, het hem toch een verstandige daad leek om de vloot maar te ontwapenen 'omdat ongetwijfeld in veler hoofden van 't personeel allerlei dwaasheden die week hebben rondgespookt'. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten van Noord-Holland in 1919 stond Michels nummer één op de lijst van de SDAP. De sociaal-democraten werden met 21 op de 77 leden de grootste fractie in de staten en Michels kwam met A.H. Gerhard voor de SDAP in het College van Gedeputeerde Staten. Hij zou er van 1919 tot 1941 en van 1945 tot de verkiezingen in 1946 deel van uitmaken. Als gedeputeerde hield hij zich vooral bezig met volksgezondheid. Daardoor was hij ook belast met het bestuur van de aanvankelijk twee, later drie provinciale ziekenhuizen. Al kort na zijn benoeming kwam hij in conflict met zijn kameraden in Den Helder, omdat hij artikelen in de burgerlijke Heldersche Courant schreef. Eind december 1919 keerde hij zich in deze krant tegen de gasprijs berekend naar de hoogte van het inkomen, zoals burgermeester en wethouders, onder wie Verstegen, voorstonden. De zaak liep zo uit de hand dat zelfs het partijbestuur zich gedwongen zag haar oordeel te geven over de kwestie en Michels rol daarin. De zaak liep met een sisser af. Michels was een steile persoonlijkheid, die gewend was zijn eigen weg te gaan. Meijer zei van hem: 'Hij is een gaaf en sterk karakter van onkreukbare trouw en eerlijkheid, arbeidzaam en nauwgezet, die waar dit nodig is, ook de massa de waarheid durft te zeggen. Daarbij een kerel met een klare kop, die zich door zelfstudie en zeer hard werken een plaats van betekenis heeft weten te veroveren in het maatschappelijk leven'. Michels heeft twintig jaar lang een stempel op het maatschappelijk leven in Den Helder gedrukt. In 1924 verhuisde hij met zijn gezin naar Haarlem. In 1933 leek Michels' positie als gedeputeerde even te wankelen. Hij werkte evenals andere vooraanstaande ex-marinemensen mee aan een heruitgave van Het Anker, waarin kritiek op de autoriteiten werd geleverd vanwege hun optreden ten tijde van en na de muiterij op De Zeven Provinciën. Michels en Verstegen moesten zich onder druk van de minister van Binnenlandse Zaken terugtrekken uit de groep, die de heruitgave van het blad verzorgde. Over de perioden 1931-1935 en 1935-1939 schreef Michels twee brochures over de inbreng van de sociaal-democraten in de Provinciale Staten. In de tweede brochure haalde hij meteen uit naar de zeven nieuw aangetreden leden van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB): 'Het optreden was, voor zover het niet onbeschoft was, niet meer dan een operette, door en door onoprecht. Hun voorstellen waren dikwijls stuntelig en getuigden van gemis aan bekwaamheid'. Michels schreef ook in Het Volk, De Gemeente en De Socialistische Gids, meestal over praktische politieke aangelegenheden. W.H. Vliegen was getroffen door de ontwikkeling van 'deze eenvoudige ex-marinematroos tot een uitstekend bestuurder'. In 1945 moest Michels zich voor de Ereraad van de SDAP verdedigen, omdat hij deel bleef uitmaken van Gedeputeerde Staten, toen daar in de zomer van 1941 een NSB-er in werd geplaatst. Zijn verweer werd geaccepteerd. Het aanblijven gebeurde op grond van een door gedeputeerden gezamenlijk genomen besluit, dat bovendien door de overgrote meerderheid van de sociaal-democratische statenfractie werd goedgekeurd. Op 1 september 1941 traden de gedeputeerden en bloc af. De Ereraad sprak er in dit verband wel zijn afkeuring over uit dat Michels voorzitter bleef van de Commissie van Bestuur van de Provinciale Ziekenhuizen. Michels verdedigde zich met te zeggen dat de drie geneesheren-directeur er eenstemmig bij hem op hadden aangedrongen om te blijven. Zij wilden niet met een NSB-Commissie worden opgescheept. Toen dat in september 1942 onvermijdelijk werd, trad de hele Commissie inclusief de voorzitter af. Bij zijn afscheid als voorzitter van de Commissie werd hem een door alle leden van het personeel uitgezonderd een paar NSB-ers, getekende oorkonde gegeven. In 1946 vertrok Michels op 66-jarige leeftijd als gedeputeerde. Na zijn pensionering bleef hij nog tot 1954 aan als lid van de Commissie van Bestuur voor de drie Provinciale Ziekenhuizen.

Archief: 

Dossier A.W. Michels in archief SDAP (Eereraad) in IISG (Amsterdam).

Publicaties: 

Rapport nopens de tractements-regeling van de matrozen, mariniers en stokers, volgens in 1913 gehouden onderzoek (Den Helder 1915); De provoost-straf. Een pleidooi voor een humanere en rechtvaardiger toepassing van het militaire tuchtrecht (Amsterdam 1918); 'Het militair straf- en tuchtrecht' in: De Socialistische Gids, 1918, 272-91; Propaganda brochure CAMBO (Den Helder 1922; Comité tot behartiging van de algemene belangen van het marinepersoneel beneden de rang van officier); De taak der provincie ten aanzien der geesteszieken (Amsterdam 1930); De regelende taak der overheid bij de tewerkstelling der onvolwaardige arbeidskrachten (Amsterdam 1928); Het werk van de Sociaal-Democratische Staten-Fractie in Noord Holland 1913-1935 (z.pl. z.j.); Sluit de gelederen! Een korte opwekking in de verkiezingsstrijd voor de Provinciale Staten in 1935 (Amsterdam z.j.); Het werk van de Sociaal-Democratische Staten-Fractie in Noord-Holland 1935-1939 (z.pl. z.j.); 'De geschiedenis van Meerenburg' in: Een eeuw krankzinnigenverpleging, Gedenkboek ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort (Santpoort 1949).

Literatuur: 

A.G.A. Verstegen e.a., Gedenkboek ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van den Algemeenen Bond van Nederlandsche Marinematrozen 22 jan. 1897- 22 jan. 1907 (Amsterdam z.j.); P.J. Troelstra, Gedenkschriften. Deel III (Amsterdam 1929); W.H. Vliegen, Kracht, III; W.H. Meijer, Terugblik. Herinneringen van een sociaal-democraat (Amsterdam 1981); J.C.H. Blom, De muiterij op De Zeven Provinciën (Utrecht 1983); H.A.M. Peer, Daar komen de Jantjes. Uit de geschiedenis van de Matrozenbond 1897-1933 (Amsterdam 1997); H. Smit, Den Helder, November 1918. Schets van de situatie, de verhoudingen en de gebeurtenissen voor en tijdens de zogenaamde revolutieweek (scriptie z.pl. z.j).

Portret: 

Andreas Wilhelmus Michels, uit: H.A.M. Peer, Daar komen de Jantjes. Uit de geschiedenis van de Matrozenbond 1897-1933 (Amsterdam 1997)

Auteur: 
Harry Peer
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 162-166
Laatst gewijzigd: 

10-02-2003