LALLEMAN, Gerrit Bernardus

Gerrit Bernardus Lalleman

strijder tegen kinderarbeid, is geboren te Naaldwijk op 29 januari 1820 en overleden te Amsterdam op 14 juli 1901. Hij was de zoon van Eliza Lalleman, metselaarspatroon, en Neeltje van der Hoeven. Op 7 augustus 1841 trad hij in het huwelijk met Maria Frederika Vroeg, met wie hij drie dochters en vier zoons kreeg.

In de dorpsschool te Naaldwijk kreeg Lalleman zijn eerste onderwijs. Daar leerde hij ook het meisje kennen dat later zijn echtgenote zou worden. Met dertien jaar begon hij als kwekeling eerst in Naaldwijk, vervolgens op de gunstig bekend staande kostschool voor kinderen uit de hogere stand te Hillegersberg. Tenslotte werd hij ondermeester op het vermaarde Instituut Noorthey. Daarna werkte hij twee jaar als gouverneur in het gezin Westreene in Den Hoorn bij Delft. In 1841 werd Lalleman benoemd tot onderwijzer, koster en voorzanger in Stad aan 't Haringvliet. Kort voordien was hij getrouwd met de vrouw 'wier vreugde alleen in den huiselijken kring te vinden was', 'in stilte haar weg gaand', aldus J.A. Tours. Na het behalen van de tweede onderwijzersrang in 1842 volgde in december 1844 zijn benoeming tot schoolhoofd aan de openbare school in Moordrecht. Tevens aanvaardde hij hiermee de taak van koster, voorlezer en voorzanger. Hij zou hier 43 jaar schoolhoofd blijven. Het aanbod om leraar aan de Haarlemse kweekschool te worden sloeg hij af.

Rond het jaar van zijn benoeming had de werkende bevolking het in Moordrecht en ook elders in Nederland zwaar. De aardappelziekte die de oogst deed mislukken, maakte het volksvoedsel bij uitstek schaars. De cholera-epidemie van 1848-1849 eiste ook in Moordrecht een zware tol onder de slecht gevoede werkende bevolking. De begraafplaats voor de laagste bevolkingsklasse moest een paar keer uitgebreid worden. Er gingen nog minder kinderen naar school dan normaal. Lalleman, in de eerste plaats een volksonderwijzer met hart voor de zaak, deed alles om meer kinderen op school te krijgen. Slechts de helft van de kinderen tussen vijf en twaalf jaar volgde onderwijs. De andere helft verrichtte loonarbeid omdat de ouders te arm waren om hun kinderen naar school te sturen. Lalleman rapporteerde op 3 januari 1848 aan het gemeentebestuur over het onvoldoende schoolbezoek, maar zonder resultaat. Hij begreep dat hij, om meer kinderen op school te krijgen, de kinderarbeid moest bestrijden. Niet alleen in Moordrecht maar ook in Gouda, Gouderak en Oudewater werkten honderden kinderen vanaf vijf jaar in touwslagerijen, lijnbanen en steenplaatsen. Iedere volwassen spinner werd bijgestaan door een kind dat het wiel in beweging bracht. Hij kreeg de steun van burgemeester G. van Vollenhoven.

In 1855 publiceerde Lalleman (als G.B.L. te M.) in De Economist onder de titel 'Slavernij in Nederland' als eerste een aanklacht tegen de kinderarbeid. Hij schetste hoe kinderen 's zomers van vijf uur 's morgens tot acht uur 's avonds en 's winters van zes uur 's morgens tot zeven uur 's avonds in ongezonde, vochtige loodsen werkten. Lalleman vroeg om een arbeidswet die hier een einde aan zou maken. Dit laatste stuitte bij zowel liberale als christelijke politici op verzet. Ondertussen richtte Lalleman een avondschool op voor kinderen die in de lijnbanen werkten. Hij bleef publiekelijk de aandacht vestigen op de mensonterende kinderarbeid. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, waarvan hij bestuurslid was, benoemde hem tot rapporteur van de door haar ingestelde commissie die een onderzoek deed naar het schoolverzuim tengevolge van de kinderarbeid. Lalleman was medeoprichter van het Schoolverbond ter Bestrijding van het Schoolverzuim en van 1870 tot 1896 redacteur van het schoolblad De Wekker. Nieuwe bijdragen voor het onderwijs. Van de door de regering in 1863 ingestelde 'Commissie belast met het onderzoek naar den toestand der kinderen in fabrieken arbeidende' maakte Lalleman, hoewel hij de eerst aangewezen persoon was, geen deel uit. Pas in 1874 zou het kinderwetje van S. van Houten een begin maken met een verbod van kinderarbeid in fabrieken en werkplaatsen. Lalleman schreef in De Wekker dat de wet net zo weinig leek op het ontwerp van Van Houten 'als een oude dame op een jeugdige schoone van 18 jaren'. 'Bevredigt de wet ons al niet, daarom geen moed verloren'. Ondertussen was hij ook tot leraar benoemd aan de Normaalschool in Gouda. Hij zou dit vele jaren volhouden. Om zeven uur 's morgens begon hij met les te geven 'aan de jongelui, die bij hem inwoonden, om zich voor te bereiden tot een of ander examen'.

Na zijn pensionering op 67-jarige leeftijd vestigde Lalleman zich in 1887 te Amsterdam. Hij werd directeur van het in 1877 door het hoofdbestuur van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap met medewerking van de Vereeniging van Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs opgerichte Schoolmuseum in deze stad. Dit museum, eerst gevestigd in een lokaal van het Paleis voor Volksvlijt en daarna in het gebouw van de Handelsschool op de Keizersgracht, leidde een kwijnend bestaan zodat er zelfs stemmen opgingen om het op te heffen. Lalleman wist echter het museum nieuw leven in te blazen. Hij kreeg van het rijk een subsidie voor het museum. Gemeente en provincie volgden dit voorbeeld. Het belang van een verzameling van alles wat op het onderwijs betrekking had, werd ingezien en het aantal bezoekers nam toe. Hij werd lid van de Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs. Op 17 januari 1888 volgde zijn benoeming tot directeur der Vormschool voor Onderwijzeressen aan Bewaarscholen. Hij vervulde deze functie tot mei 1901. Pas in 1898, toen hij 65 jaar bij het onderwijs werkzaam was, benoemde de regering hem tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Een bescheiden eerbewijs.

De dood van zijn vrouw in 1892, die hem levenslang tot steun was geweest, kon hij moeilijk verwerken. De liberale bankier en filantroop A.C. Wertheim, die hij door zijn politieke activiteiten had leren kennen en met wie hij bevriend was geraakt, wist hem op te beuren. Hij vond troost in het werk. Naast het vele onderwijs dat hij gaf, publiceerde hij in De Economist en Tijdspiegel. Tot aan de opheffing van De Wekker in 1896 bleef hij redacteur van dit blad. Hij maakte deel uit van het bestuur van de liberale kiesvereniging Burgerplicht en van District V van de Vereeniging Vooruitgang. Levenslang was hij de liberale beginselen toegedaan. In juni 1901 namen zijn krachten af. Toen hij zijn dagelijkse wandelingen naar het Schoolmuseum niet meer kon volbrengen, liet hij zich door een rijtuig ophalen. Twee dagen nadat hij op 11 juli afscheid van het Schoolmuseum had genomen, overleed hij.

Publicaties: 

(met H.M. van Loon) Wetten voor het departement Moordrecht en Gouderak der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (z.pl. 1866); Het Schoolverzuim in Nederland en het Schoolverbond (Tiel 1869); Hoe is de volksschool in Nederland in betrekking tot art. 23. ingerigt? Een woord tot allen, die belang in het volksonderwijs stellen (Amsterdam 1869); Open brief aan W.M. de Brauw (1869); Mijn schoolkameraads. Naar het Engelsch van R. Ascott Hope (Leiden 1872); Leve de Koning! Feestgeschenk ter gelegenheid van 's Konings zilvren kroningsfeest, op 12 Mei 1874 (Arnhem 1874); (met J.W. Regt) Geschiedenis der Nederlandsche paedagogiek, in voorlezingen, voornamelijk ten dienste van kweekelingen, jeugdige onderwijzers, en onderwijzeressen der lagere scholen (Gouda 1861, 1876).

Literatuur: 

J.A. Tours, 'Levensbericht van G.B. Lalleman' in: Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden ... 1901-1902 (Leiden 1902) 1-14; E. Zuidema, 'Lalleman (Gerrit Bernardus)' in: Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek II (Leiden 1912); J.C. Vleggeert, 'In verzet tegen de kinderarbeid [I-II]' in: Goudsche Courant, 25.6 en 30.6.1955; J.C. Vleggeert, G.B. Lalleman. 1820-1901 (typoscript z.d. in archief Vleggeert in IISG); J. de Rek, 'Meester Lalleman een waar kindervriend' in: Vrouwenpost, 12 (1955), nr. 3, 125-128; 'Jeugd verkommerde op de lijnbanen. Meester Lalleman schreef: Slavernij in Nederland' in: De Bouwer, 38 (1959), nr. 2, 5; P.J. Meertens, 'Lalleman (Gerrit Bernardus)' in: Mededelingenblad, nr. 18, december 1960, 6-7; J.C. Vleggeert, Kinderarbeid in Nederland 1500-1874. Van berusting tot beperking (Assen 1964); J.H.G. de Graaf, Moordrecht in touw. Sociale geschiedenis in de 19e eeuw (Bloemendaal 1970); W. Smit, 'Meester Lalleman en de kinderarbeid in Moordrecht' in: VU magazine, 16 (1987), nr. 2, 35-37.

Portret: 

Gerrit Bernardus Lalleman, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Lalleman/Vroeg dd. 7 augustus 1841; akte 18; akteplaats Naaldwijk. Als bruidegom.

Auteur: 
Ger Harmsen
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 124-126
Laatst gewijzigd: 

10-02-2003