JANSSEN, Gerardus Lambertus

Gerardus Lambertus Janssen (Perio)

(roepnaam: Gerrit; ook bekend als Janssen Perio), propagandist van het staatspensioen voor iedereen, is geboren te Den Haag op 3 maart 1859 en overleden te Rotterdam op 27 september 1932. Hij was de zoon van Jannes Janssen, stalmeester aan het hof, en Maria Elisabeth Steenbergen, keukenmeid. Op 16 maart 1881 trad hij in het huwelijk met Alida van Beek, met wie hij vier dochters en zes zoons kreeg, van wie er drie op zeer jonge leeftijd stierven.
Pseudoniemen: Een administrerend soldenier, Aqua Pinctura, Bernadotte, Klaas Jelle Bormema, Maria Elisabeth, Mehnra, Mucius Scaevola, Oli Pinxit, Peer Corstiaan, Perio, Prophylactus, Maarten van Rossum, Schoolmeester, Zondig Paterken.

Janssen groeide op in Den Haag. Hij bezocht regelmatig de koninklijke stallen waar zijn vader stalmeester was en hoorde daar verhalen over een zekere 'Hij' en 'Zij'. Deze verhalen waren van invloed op zijn later oordeel over vorsten, die hij in zijn memoires betitelde als 'misdadige parasieten' en 'onbenullige bezitters van onverdiend goed'. De verdiensten van zijn vader waren gering en op slinkse wijze werd voor aanvulling op het budget gezorgd. Uit Janssens beschrijving blijkt dat onder het koninklijk personeel een wijdverbreid systeem van fraude en verduistering bestond. Janssen ging naar de openbare school voor on- en minvermogenden en volgde enige jaren voortgezet lager onderwijs. Hij mislukte op een tekenacademie, waarna zijn vader hem voor de handel bestemde. Maar na baantjes bij een bakker en een sigarenboer meldde Janssen zich voor een militaire opleiding te Kampen. Na enige tijd kreeg hij oog voor de misstanden in het leger, waarover hij later publiceerde. Als soldaat werd hij naar Amsterdam gestuurd, toen daar in 1875 rellen uitbraken omdat de kermis was verboden. Na een ernstige ziekte ging hij zich verdiepen in de problemen van zijn tijd. De socialistische brochures die hij las, grepen hem aan. 'Jezus' leer omzetten in daden' was de boodschap die hij daar uit haalde. In de Malakkastraat in Den Haag, waar hij als administratief onder-officier diende, woonde Janssen enige tijd in de buurt van F. Domela Nieuwenhuis, raakte bevriend met hem en al spoedig ook met P.L. Otten, C. Croll en andere socialisten. Janssen werd medewerker aan Recht voor Allen (1885-1888), waarin hij onder het pseudoniem Mucius Scaevola de rubriek 'Militaire Omtrekken' verzorgde. Als Peer Corstiaan schreef hij in De Dageraad over Multatuli. Toen zijn superieuren lucht kregen van zijn socialistische neiging, leidde dit tot overplaatsing naar Bergen op Zoom, waar hij al spoedig een bekende persoonlijkheid werd. Daar stichtte hij een soephuis voor de armen en was actief in een afdeling van Eigen Hulp, een coöperatie voornamelijk voor rijksambtenaren. Hij schreef nu ook voor De Vrouw, De Nieuwe Bredasche Courant en werd redacteur van het Nieuwsblad voor Bergen op Zoom. In 1889 werd hij gevraagd de redactie van de Nieuwe Bredasche Courant op zich te nemen, wat hij graag aannam om de 'militaire poppenkasterij' te kunnen verlaten. In dit blad, eigendom van katholieke ondernemers, schreef hij veel over gemeentelijke toestanden. Wat te radicaal was, stuurde hij naar het Radicaal Weekblad van Joan Nieuwenhuis, waarin het geplaatst werd onder het pseudoniem Zondig Paterken, of naar De Volkstribuun van W.H. Vliegen. Te Breda kwam Janssen in aanraking met enkele geestverwanten, met wie hij in 1892 De Sociale Gids oprichtte. Uit enkele bewaard gebleven brieven blijkt een grote verering voor Domela Nieuwenhuis. Janssen noemde hem een onoverwinnelijke generaal en sprak hem aan met 'meester'. Maar dit zou niet lang duren, want in 1894 ontstond een onverkwikkelijke ruzie tussen beiden, waarbij Domela Janssen dubbelhartig gedrag verweet. Janssen nam gedesillusioneerd afscheid van de socialistische beweging, toen hij in Recht voor Allen voor verrader en politiespion werd uitgemaakt, maar bleef op maatschappelijk terrein actief.

Janssen richtte zich vervolgens op levensverzekeringen, eerst nog als bijverdienste maar al gauw als hoofdverdienste. Hij werd medewerker aan het blad De Mentor en werd door de Nationale Verzekeringsbank als inspecteur voor België aangesteld. Enige malen werd hij nu overgeplaatst, van Antwerpen naar Rotterdam en vervolgens naar Arnhem. Daar werd hij medewerker aan de Nieuwe Arnhemsche Courant en schreef artikelen voor De Controleur. Uit de onder het pseudoniem Peer Corstiaan geschreven brochure De Sociaal-Aristocratie, de eeuwenoude partij der toekomst (Arnhem 1901) bleek dat zijn wilde socialistenjaren voorbij waren. Het volk was niet rijp voor verdere democratie en de 'besten' hadden de taak het op te voeden. Het in deze tijd door hem opgerichte blad Arnhemse Omtrekken moest een praktische uitwerking geven van zijn idee van sociaal-aristocratie, maar dit liep uit op een mislukking. Vervolgens verscheen onder het pseudoniem Perio de korte toekomstschets Nederland in 2500 (Breda 1903), waarin hij een soort corporatieve staat schilderde van een niet al te hoog democratisch gehalte. In deze tijd bestudeerde hij ook de theosofie, onderhield contacten met theosofen en werd in ieder geval toen hij vervolgens naar Rotterdam verhuisde - lid van een vrijmetselaarsloge. In 1899 had Janssen het initiatief genomen tot de volksbeweging voor staatspensioen. Samen met zijn vriend F. Hesselink gaf hij het blad De Nederlandsche Pensioenpartij, een sneeuwbal voor ouden van dagen uit om adhesiebetuigingen te verzamelen voor het idee van premievrij staatpensioen voor iedereen. Dit idee had hij ontleend aan een brochure van G. Wieringa en D. Boswijk. Op 9 september 1900 kon de Bond voor Staatspensionneering te Arnhem worden opgericht. Janssen werd nu onder het pseudoniem Perio propagandist voor deze Bond en voerde jarenlang de redactie van De Pensioenpartij, het orgaan van de Bond. Voor de Bond schreef hij toneelstukken, gedichten, politieke brochures en veel artikelen. In kringen van het levensverzekeringbedrijf was Janssen inmiddels ook een bekende persoonlijkheid geworden. Hij schreef enkele voorlichtingsbrochures, waarmee hij zelfs een prijs won en verzorgde voor De Mentor en De Voorzorg jarenlang rubrieken voornamelijk over verzekeringstechnische kwesties. Tevens was hij een van de initiatiefnemers tot oprichting van de Verzekeringsbond in 1904. Hij maakte deel uit van het eerste bestuur. Veel gelezen was zijn rubriek in De Ziekenzorg, waarin hij 'leekepreeken' schreef. Aan de regels voor gezond leven die hij daarin gaf, hield hij zich volgens de overlevering zelf niet erg. Het gebeurde wel dat iemand de kopij voor deze artikelen bij hem vandaan haalde en hem dan aan zijn bureau vond, druk schrijvend in een dichte mist van sigarenrook en met een glas wijn onder handbereik. Veel functies oefende hij uit in Rotterdam, waar hij vanaf 1906 woonde. Sinds 1919 was hij lid van het scheidsgerecht voor gemeentewerklieden, sinds 1920 van het scheidsgerecht voor trampersoneel en tot 1929 was hij lid van de gemeentelijke bioscoopcommissie. Hij was lid geworden van de liberale Economische Bond van M.W.F. Treub. Omstreeks 1927 verklaarde hij in een interview nog slechts 'zacht-rose' te zijn. Volgens hem kon 'zoo'n krachtmens' als Mussolini ook in Nederland veel in het reine brengen, omdat hier een groot gebrek aan tucht was. Janssen overleed na enige tijd ziek te zijn geweest in 1932 en werd op Crooswijk begraven.

Archief: 
Archief G.L. Janssen (in beheer van familie en op IISG).
Publicaties: 
Behalve de genoemde: Kort begrip der levensverzekering (Rotterdam 1898); (Perio) Staatspensioen voor iedereen (Musselkanaal 1901); (Perio) Nederland in 2500 (Breda 1903); 'Aan L.J. Vermeer' in: De Dageraad. Geschiedenis, herinneringen en beschouwingen (Amsterdam 1906) 296-298; (met U.G. Dorhout en C. van der Velden) Hoe leven onze gepensioneerde oudjes (Arnhem 1915); Beid uw tyd (Rotterdam 1917);.
Literatuur: 
Vliegen, Dageraad I, 387-388, II, 344; Fr. Netscher in: De Hollandsche Revue, nr. 13, 1908, 382-401; 'G.L. Janssen (Perio)' in: Bekende Rotterdammers. Biographisch Maandschrift, 1927-1928; J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933); Jaarboekje Bond voor Staatspensionneering, 1933; H. Scheffer, De Controleur. Een kritisch blad kritisch bekeken (Den Haag 1982); C.W. ten Tije, De opkomst van het socialisme in Breda (Tilburg 1986); W. Winters, 'Gerardus Lambertus Janssen: van radicaal socialist tot sociaal-aristocraat' in: BNA, nr. 21, juli 1990, 20-37; J.M. Verhoeff, Perio, G.L. Janssen : de pionier van het staatspensioen (Den Haag 2007); J.M. Verhoeff, Een Haagse jongen in de 19e eeuw : de jonge jaren van G.L. Janssen/Perio, 1859-1886 (Den Haag 2007); J.M. Verhoeff, Peer Corstiaan en 't Zondig Paterken : het dubbelleven van G.L. Janssen in 19e eeuws Brabant (Breda 2008); J.M. Verhoeff, Beid uw tijd : 1891-1931 : veertig jaar levens verzekerd door G.L. Janssen : Marius, Oli Pinxit, Aquae Tinctura, Perio, Prophylactus, G.L.J., J. Zéloot, Jaccio (Den Haag 2008).
Portret: 
G.L. Janssen, particulier bezit
Handtekening: 

Huwelijksakte van Janssen/Barten dd. 3 augustus 1921. Reg 1921K, fol k154v, akte 3092, akteplaats Rotterdam. Als vader van de bruidegom.

Auteur: 
Willem Winters
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 101-103
Laatst gewijzigd: 
18-3-2017 (literatuur uitgebreid)
31-7-2017 (verwijzing archief IISG toegevoegd)20-03-2019 (aantal kinderen gecorrigeerd)