HARMS, Antonie

Toon Harms

(roepnaam: Toon), secretaris en redacteur van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel en commissaris van De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank, is geboren te Amsterdam op 22 september 1867 en overleden te Den Haag op 24 mei 1937. Hij was de zoon van Cornelis Harms, sergeant-majoor, en Francisca Dorothea Buhler. Hij trad op 22 augustus 1895 in het huwelijk met Anna Catharina Margaretha Donselaar, met wie hij een dochter en een zoon kreeg. Na haar overlijden op 19 maart 1903 hertrouwde hij op 22 september 1904 met Maria Johanna Hendrika Kramer, met wie hij drie zoons kreeg. Na haar overlijden op 19 september 1917 hertrouwde hij op 11 september 1919 met Hendrika Jacoba de Visser. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Pseudoniem: P. van Dam.

Na het lager en uitgebreid lager onderwijs, eerst op een christelijke, vervolgens op een openbare school, ging Harms op 2 januari 1882 als volontair werken op het kantoor van de Steenkolengroothandel M. Bonsema Bentum in Amsterdam. Per 1 juli vertrok hij daar al omdat zijn ouders naar Utrecht verhuisden. Op 6 oktober trad hij als volontair in dienst bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en werd per 1 december 1885 derde klerk. In de loop van 1890 of 1891 werd Harms lid van de op 1 december 1889 opgerichte Vereeniging van Spoorwegpersoneel 'Steeds Voorwaarts', die in 1894 werd omgedoopt in de Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel 'Steeds Voorwaarts' (SV), die de sfeer van F. Domela Nieuwenhuis en Recht voor Allen ademde. In de SV werd Harms, inmiddels naar Amsterdam overgeplaatst, eerste secretaris van het Centraal Bestuur en redacteur van het orgaan De Seingever. Toen de antiparlementaire richting binnen de SV op de jaarlijkse algemene vergadering in Rotterdam in oktober 1895 de meerderheid behaalde en een motie van de afdeling Groningen aannam, stuitte dit vooral op verzet van de Utrechtse spoorwegmannen en legde Harms zijn functies neer. Toen de uitkomsten door de leden bij referendum werden bekrachtigd, scheidde de afdeling Utrecht zich van de SV af. In De Seingever zijn overigens weinig directe sporen van Harms te ontdekken, behalve de mededeling op 16 november 1895 dat hij verhuisd was van Amsterdam naar Utrecht. Met andere woorden, hij was weer naar Utrecht overgeplaatst. Kort daarop werd hij onder de schuilnaam P. van Dam partijsecretaris van de SDAP, die toen in Utrecht haar 'hoofdkwartier' had. Brieven aan de eigen afdeling Utrecht ondertekende hij wel met Harms. Eind 1896 zette Van Dam namens het partijbestuur zijn naam onder de oproep 'De S.D.A.P. en het Nationaal Arbeids-Sekretariaat', waarin de dreigende schorsing van de SDAP als aangesloten organisatie bekritiseerd werd. De functie van partijsecretaris vervulde hij tot 1898, toen de zetel van het partijbestuur naar Rotterdam werd verplaatst.

Inmiddels was in juni 1886 een nieuwe vereniging opgericht, die 'eene nauwere aaneensluiting van de ambtenaren der verschillende Spoorweg-Maatschappijen' ten doel had. In 1896 kwam J. Oudegeest in het bestuur van deze Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegambtenaren. Toch kwam de Vereeniging nog niet direct in sociaal-democratisch vaarwater. In De Spoorweg, het maandblad van de Vereeniging, verschenen af en toe bijdragen van Harms, die inmiddels uit SV was overgekomen. In december 1898 kwamen in Amsterdam delegaties van diverse spoorwegbonden bijeen die een reglement aannamen van een op te richten Bond van Nederlandsche Vereenigingen van Spoor- en Tramwegpersoneel. Harms was op dat moment lid van de Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegambtenaren, die op 12 maart 1899 besloot zich aan te sluiten bij de nieuwe Bond en Harms tot lid van het hoofdbestuur koos. Op de algemene vergadering die plaats had op 11 mei 1899 te Zutphen en die een vervolg had op 22 mei, werd de oude Vereeniging omgedoopt in de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel (NV). Oudegeest werd de nieuwe voorzitter en Harms eerste secretaris. Harms vervulde deze functie tot hij in 1902 wegens ziekte van zijn vrouw naar Zeist verhuisde. Zijn terugtreden behoedde hem voor ontslag na de spoorwegstakingen van 1903. Toen Oudegeest in 1906 de eerste bezoldigde secretaris van het NVV werd, volgde Harms hem op als redacteur van het Orgaan van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel. Deze functie vervulde Harms echter maar kort, want in 1907 nam hij ontslag uit de spoorwegdienst wegens zijn indiensttreding bij De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank (De Centrale) te Den Haag. Toen hij enkele maanden later naar Den Haag verhuisde, legde hij zijn redacteurschap neer. Harms was ook lid van de Commissie van Beheer van het Pensioenfonds der Staatsspoorwegen.

Bij de oprichting van De Centrale in 1904 was Harms benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen. Per 1 september 1907 werd hij benoemd tot gedelegeerd commissaris en secretaris van de Raad van Commissarissen en trad hij in loondienst van De Centrale. Tot zijn overlijden vervulde hij deze functies. Naast zijn werk bij De Centrale werd Harms in 1913 lid van de Haagse gemeenteraad voor de SDAP. Hij zou achttien jaar raadslid blijven. In 1912 en van 1918 tot 1919 was Harms tevens secretaris van de Federatie Den Haag. Als gemeenteraadslid raakte hij betrokken bij de conflicten bij de Haagsche Tramweg-Maatschappij (HTM), die in de zomer van 1914 culmineerden in een staking, nadat de spanningen in het voorjaar hoog waren opgelopen. De personeelsvereniging Door Eendracht Sterk sloot zich per 1 juni 1909 als afdeling Den Haag II aan bij de NV. De directie van de HTM, die een particuliere onderneming was, erkende de personeelsvereniging niet en de gemeenteraad verwierp een 'Ontwerp-Verordening tot bevordering van een behoorlijke uitoefening van den dienst en van het verkeer op de lijnen geëxploiteerd door de H.T.M.', die na overleg met het personeel was ingediend door het sociaal-democratische raadslid L. Hoejenbos. Ook zette het kwaad bloed dat 'de H.T.M. enorme winsten maakte voor een kleine, in meerderheid buitenlandsche groep van aandeelhouders'. De leden van de NV, de Nederlandsche R.K. Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel 'St. Raphaël' en de Protestants-Christelijke Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel besloten op 12 juli 1914 met slechts vier stemmen tegen tot een staking bij de HTM. De solidariteit met de stakers was groot en ook de druk vanuit het college van Burgemeester en Wethouders op de directie van de HTM nam toe. De staking duurde voort ook nadat er de toezegging van een arbeidsreglement kwam. De directie eiste namelijk het ontslag van 75 trammannen. Pas toen deze eis van tafel verdween, besloten de bonden op 26 juli de staking te beëindigen. Snel ontstond echter verschil van mening over de interpretatie van het afgesprokene, waarbij het vooral ging om de later door D. van Houten ontkende toezegging 'dat geen leden van het personeel voor herplaatsing niet in aanmerking zouden komen op den enkelen grond van het lidmaatschap van een vakvereeniging en het deelnemen aan de staking'. In de maanden daarna ontstond een polemiek waarin Harms een hoofdrol speelde. Als lid van de gemeenteraad gaf Harms zijn visie in een Open brief aan Mr. D. van Houten, Voorzitter van den Raad van beheer der Haagsche Tramweg-Maatschappij (Den Haag 1914). Hierop volgde nog Mr. D. van Houten en de Waarheid (Den Haag 1915), waarin Harms Van Houten betichtte van het opzetten van een 'warnet van leugens en verdraaiingen'.

Ook na deze beruchte staking bleef Harms betrokken bij het spoorwegpersoneel en de NV. In 1921 werd hij door de NV kandidaat gesteld voor de Commissie van Advies, toen deze in het zogenaamde Reglement Dienstvoorwaarden van 1921 in het leven werd geroepen. De andere organisaties en de directie van de Nederlandsche Spoorwegen (NS) namen deze kandidatuur over en Harms bleef tot zijn overlijden lid van deze Commissie. Een soortgelijke functie vervulde Harms ook bij de HTM. In april 1937 maakte Harms kenbaar zijn functies bij De Centrale te willen neerleggen bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd. Hij overleed echter al op 24 mei, nadat hij enkele dagen eerder midden in zijn werk door een beroerte was getroffen.

Publicaties: 

Wat de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel deed. Naar officiëele bescheiden en op last van het Hoofdbestuur bijeenverzameld (Utrecht 1901).

Literatuur: 

J. Oudegeest, De geschiedenis der zelfstandige vakbeweging in Nederland (Amsterdam 1926); 'Antonie Harms 60 jaar. Zijn beteekenis voor de arbeidersbeweging' in: Het Volk, 21.9.1927; C.A.M. Diepenhorst, De sociaal-democratie in de residentie. Beknopt overzicht va de ontwikkeling der sociaal-democratische arbeiderspartij in Den Haag (Den Haag 1934); H.J. van Braambeek, Van lichten en schiften (Utrecht 1936); 'A. Harms overleden' en 'Bij de dood van Harms' in Het Volk, 24.5.1937; Vooruit, 24.5.1937; P. M(oltmaker), 'Toon Harms In Memoriam' in: Weekblad van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, 29.5.1937; F. Landskroon, Crisis. Bezetting. Wederopbouw (Utrecht 1957).

Portret: 

Antonie Harms, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Harms/Kramer dd. 22 september 1904; Reg.32 fol 40, akte 3088; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Bouwe Hijma
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 85-88
Laatst gewijzigd: 

10-02-2003