HAHN, Albert Pieter

Albert Pieter Hahn

als politiek tekenaar verbonden aan het sociaal-democratische dagblad Het Volk en later De Notenkraker, is geboren te Groningen op 17 maart 1877 en overleden te Watergraafsmeer (Amsterdam) op 3 augustus 1918. Hij was de zoon van Gerardus Henderikus Hahn, huis- en decoratieschilder, en Johanna Christina Rentjes. Op 6 april 1911 trad hij in het huwelijk met Iemkje Robijns, met wie hij twee dochters kreeg. Hahn signeerde zijn werk met Hahn, een haan, een 'H', 'Alb.P.H.' (niet al zijn werk is gesigneerd).

Hahn groeide op in een arbeidersgezin dat op de rand van het minimum leefde. Daarbij had hij een zwakke gezondheid. Al op negenjarige leeftijd lijdende aan tuberculose in een rugwervel, kon hij de lagere school niet afmaken. Zijn gezondheid zou hem zijn gehele leven dwarszitten. Op twaalfjarige leeftijd kwam hij bij zijn vader in het vak en een jaar later liet hij zich inschrijven als leerling van de Academie Minerva in Groningen, die hij na bijna twee jaar onderbrekingen om gezondheidsredenen in 1896 met succes afsloot. Zijn opleiding, waarvoor hij nu een rijkstoelage ontving, werd voortgezet aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam (1896-1900) en de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam (1898-1901) en werd afgesloten met de Middelbaar Onderwijsakte tekenen. Hij was vervolgens tekenleraar aan een ambachtsschool te Amsterdam, tot juli 1902, toen hij als politiek tekenaar in dienst trad van Het Volk. In 1911 trouwde Hahn met Iemkje Robijns, die uit haar huwelijk met de letterzetter Albert Pieter Dijkman (ontbonden op 18 februari 1910) een dochter en een zoon had (de latere Albert Hahn Jr.) en met Hahn, die met haar samenwoonde, twee voorhuwelijks (in 1904 en 1907) geboren dochters kreeg.

Na een grote schildersstaking in het voorjaar van 1900 was Hahn met enkele vrienden, onder wie Jan van den Tempel, tot de SDAP toegetreden. Zijn leven was sindsdien onafscheidelijk verbonden met de partij. Zelf voelde Hahn zich nimmer anders dan arbeider. Zijn tocht met Louis M. Hermans in hetzelfde jaar door de krottenbuurten van Amsterdam bracht hem in aanraking met de meest bittere armoede. Het boekje Krotten en sloppen (Amsterdam 1901; 19752) dat als resultaat van hun tocht verscheen, werd door Hahn geïllustreerd. In 1902 schreef de redactie van Het Volk een prijsvraag uit om een tekenaar te vinden die wekelijks een politieke prent voor het Zondagsblad kon maken. Hahns winnende tekening naar het verplichte onderwerp 'De brandkast beschermd met bijbel en wierookvat' leidde tot een vast dienstverband. De tekening werd op 6 juli 1902 geplaatst. Zij werd spoedig gevolgd door enkele andere beroemd geworden prenten, gemaakt naar aanleiding van de spoorwegstakingen in 1903 en hun politieke gevolgen: 'Gansch het raderwerk staat stil', de zogenaamde 'Worgprent' en 'Onder de dwangwetten'. De tot dan onbekende kunstenaar verwierf hiermee op slag nationaal naam. Tot 1907 voor het Zondagsblad en vervolgens tot augustus 1918 voor De Notenkraker maakte Hahn in totaal tegen de drieduizend grote en kleine politieke prenten en vignetten. Hahn streed hierin tegen het kapitalisme, Abraham Kuyper, het militarisme en het klerikalisme. Hij koos zelf het onderwerp van een tekening en bedacht ook de tekst. Van tijd tot tijd werkte Hahn ook mee aan het politiek-satirisch weekblad De Ware Jacob, De Hollandsche Revue en Der Wahre Jacob. Van zijn portretten en karikaturen zijn die van Kuyper en Th. Heemskerk het beroemdst geworden. Overigens mag ook de serie portretten 'Onze Kamerleden' in De Notenkraker (1913-1914) worden genoemd. Tot zijn werk behoren verder boek- en brochureomslagen, vaandels, tableaux-vivants, affiches en de kunstzinnige verzorging van optochten. Op veel SDAP-congressen was de politieke poppenkast - met teksten van Sam de Wolff en poppen van Hahn en zijn vrouw - een geliefd onderdeel vanwege de kritiek en lof die er te beluisteren viel. Voor Het Volk en De Socialistische Gids schreef Hahn artikelen over kunst. Een keuze uit artikelen in De Socialistische Gids werd door Hahn Jr. uitgegeven onder de titel Schoonheid en samenleving, opstellen over beeldende kunst (Amsterdam 1929). Voor Hahn was kunst 'gestyleerde bewogenheid'. Hij geloofde dat een socialistische maatschappij een nieuwe kunst zou brengen. Tijdens zijn leven en ook later zijn er steeds tentoonstellingen van het werk van Hahn geweest. Van die van na 1945 kunnen worden genoemd 'Albert Hahn en zijn tijd' (Amsterdam 1954) en 'Politieke prenten van Albert Hahn' (Amsterdam 1971). Van beide verscheen een beknopte catalogus. Hahn was medeoprichter in 1904 van de Vereeniging 'Kunst aan het Volk', die als doel had het begrijpen en genieten van kunst door leden van de arbeidersklasse te bevorderen.

Hahn was een stille bescheiden man met een sterke overtuiging. Hij was vol levenslust en een geducht spotter. Op grond van zijn wankele gezondheid, die hem al vroeg en herhaaldelijk tot onderbreking van zijn werkzaamheden dwong, noemde Van den Tempel hem een 'stakker-naar-het-lichamelijke'. Desondanks was Hahn een opgewekte man. In politiek opzicht was hij naar zijn eigen zeggen 'een geboren revisionist'. De oorlogsjaren waren voor hem een grote teleurstelling. Sarcasme verdrong toen zijn zachte humor. Zijn oorlogsprenten zijn dan ook vaak bijzonder fel en emotioneel. De betekenis van Hahn is dat hij een nieuwe fase in de politieke prentkunst opende, ook in technisch opzicht door gebruikmaking van het fotografische proces van de lijncliché. De gedachte van de kunst-om-de-kunst verwerpend, maakte hij de politieke prent tot journalistiek wapen van de SDAP. Zijn tekeningen waren duidelijk en voor iedereen begrijpelijk. Met zijn politieke instinct en gevoel was Hahn de ziel van De Notenkraker, die hij groot maakte. Bij Hahns overlijden verscheen het blad met een speciaal herdenkingsnummer.

Archief: 

Het overgrote deel van Hahns werk bevindt zich in het Nederlands Persmuseum (Amsterdam); verder is er werk in het Theatermuseum (Amsterdam), IISG (Amsterdam) en Gemeentearchief Amsterdam (alsmede foto's, diploma's, krantenknipsels en enige correspondentie).

Publicaties: 

Behalve de genoemde: Onder Zwart régime (Amsterdam 1904 en 1905); Prenten (Amsterdam 1906; met een inleiding van H.E. Greve); Het Land van Rembrandt (Amsterdam 1906); Ben ik dat?, 12 tekeningen in kleuren (Amsterdam 1908); De politieke poppenkast (Amsterdam 1914); De oorlog. Een bundel prenten (Amsterdam 1916; met een inleiding van C. Veth); Prenten van Albert Hahn sr. (Amsterdam 1928; samengesteld door A. Hahn jr., met een toelichting door E. Polak); Het beste van Albert Hahn (Amsterdam 1984; met een inleiding van L. de Vries).

Literatuur: 

C. Veth, 'Albert Hahn' in: Elseviers Maandschrift, 1907, 72-84; F. Netscher, 'Karakterschets Alb. Hahn' in: De Hollandsche Revue, 1916, 453-462; De Notenkraker, 10.8.1918; J.F. Ankersmit, 'Ter nagedachtenis aan Albert Hahn' in: De Socialistische Gids, 1918, 709-713; F. Netscher, 'Karakterschets Alb. Hahn' in: De Hollandsche Revue, 1918, 436-447; Vliegen, Kracht II, 415-421; M.J. Brusse, Onder de menschen (Rotterdam 1924) III 11-24; J.F. Ankersmit, 'Ter herdenking van Albert Hahn, den sociaal-demokratischen karikaturist' in: De Toorts, 15.10.1928; 'Albert Hahn sr.' (serie spotprenten samengesteld door H.C. Verkruysen met een inleiding van J. Havelaar) in: Wendingen, 1928, nr. 8; E. Polak, 'Albert Hahn. Een strijdende kunstenaar' in: De Vlam, 7.8.1948; E. Polak, 'De vijftigste verjaardag van een caricatuur' in: Vrij Nederland, 5.7.1952; A.A., 'Albert Hahn en de verworpenen' in: De Groene Amsterdammer, 2.10.1954; Fr. de Jong Edz., Albert Hahn en zijn tijd (Amsterdam 1954); L.J. Jordaan, 'Albert Hahn. Na een halve eeuw nog steeds een formidabele persoonlijkheid' in: Het Parool, 9.10.1954; E. Polak, 'Mijn herinneringen aan A. Hahn' in: Mededelingenblad, nr. 6, juni 1955, 2; K. van Weringh, Albert Hahn. Tekenen om te ontmaskeren (Amsterdam 1969; l983 3); H. Redeker, 'Politieke prent als aanvalswapen. Prenten van Albert Hahn in het Persmuseum' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 29.10.1971; K. Vollemans, 'Albert Hahn, Politieke prenten in het Persmuseum' in: De Groene Amsterdammer, 4.12.1971; M. Olnon, '1 mei begon al in de winter' in: VARA-Nieuws, nr. 1, 1.5.1981, 4-7; L. de Vries, Het beste van Albert Hahn (Amsterdam 1984); M. van der Heijden, Albert Hahn (Amsterdam 1993).

Portret: 

A. Hahn, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Hahn/Robijns dd. 6 april 1911. Akte 12, akteplaats Watergraafsmeer. Als bruidegom.

Auteur: 
Philip van Praag
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 67-69
Laatst gewijzigd: 

19-06-2002