CONSTANDSE, Anton Levien

Anton Levien Constandse

(roepnaam: Anton), vrijdenker en publicist, is geboren te Brouwershaven op 13 september 1899 en overleden te 's-Gravenhage op 23 maart 1985. Hij was de zoon van Adrianus Constandse, hotelhouder en winkelier, en Jansje van Dijk. Op 18 mei 1921 trad hij in het huwelijk met Johanna van Harselaar, kinderjuffrouw, met wie hij sinds 30 augustus 1918 samenwoonde. Dit huwelijk bleef kinderloos. Na de ontbinding van dit huwelijk op 11 juni 1926 hertrouwde hij op 16 november 1938 met Gerarda Hendrika van der Gaag, met wie hij een zoon kreeg.

Constandse was vijf jaar toen zijn vader overleed. Deze was al een jaar vermist voordat zijn lichaam op het schor van St. Philipsland aanspoelde. Zijn moeder verkocht na twee jaar het hotel in Brouwershaven en trok met de vijf kinderen naar Den Haag, waar ze een broodwinkel dreef. Constandse bezocht van 1914 tot begin 1916 de Normaalschool te Dordrecht waar hij lid werd van de Kweekelingen Geheelonthoudersbond (KGOB). Hij ging om met Irene Bergmeijer en Koos Vorrink. Terug in Den Haag ging hij tot 1918 verder met opleiding en volgde drie jaar lang trouw de catechisatie van dominee S. Lulofs, 'een man om nooit te vergeten'. Deze doopsgezinde predikant was zo vrijzinnig dat het christelijk geloof voor hem niet meer inhield dan 'een band met het hogere'. Het viel Constandse dan ook niet zwaar bij hem belijdenis te doen. In Den Haag stonden twee richtingen binnen de KGOB tegenover elkaar. Hij stapte over naar de Jongelieden Geheelonthoudersbond (JGOB), vermoedelijk uit onvrede over de elite-idee binnen de KGOB dat vrijejeugdbewegers tot taak hadden de arbeidersklasse op te voeden. Constandse behoorde tot de oorlogsgeneratie die in de jaren 1917-1918 de puberteit doormaakte en waarvan een deel antimilitarist werd en een revolutionaire omwenteling verwachtte die een socialistische maatschappij zou brengen. In 1917 begon hij met twee schoolvrienden een opstandig literair blad uit te geven, waarbij ook middelbare scholieren betrokken waren: Minerva, in 1918 omgedoopt tot Psyche. Nadat hij in 1918 zijn onderwijzersakte en de Lagere Akte Frans had gehaald, werd hij een van de drie redacteuren van het literaire blad Eb en Vloed (1919). Hij dweepte met F. Nietzsche, H. Ibsen en M. de Cervantes. Voor Don Quijote hield hij een levenslange sympathie. In de openbare leeszaal las hij onder meer De Vrije Socialist. Hij kwam in de zomer van 1919 in contact met de Sociaal-Anarchistische Jeugd Organisatie (SAJO). Ondertussen werkte hij korte tijd als tijdelijk onderwijzer en kantoorklerk, maar weldra wijdde hij zich geheel aan de 'beweging'. Hij leidde een uiterst sober leven van wat bijlessen en de verkoop van zijn talrijke brochures opleverden. In de strijd binnen de SAJO tussen de sociaal-anarchisten en individualistische anarchisten koos hij partij voor de laatsten. Van het door Jo de Haas geredigeerde blad De Opstandeling, orgaan der Federatie van Sociaal-Anarchistische Jongeren voerde Constandse korte tijd de administratie. Het eerste nummer verscheen in mei 1920. Vervolgens gaf hij Alarm, Anarchistisch maandblad (1922-1926) en Opstand. Revolutionair maandblad (1926-1928) uit, waarmee onder andere in de groep rond De Moker, opruiend blad voor jonge arbeiders gecolporteerd werd.

Constandse werd samen met de oorlogsgeneratie anarchistische jongeren 'oud'. Deze oorlogsgeneratie kende geen 'Nachwuchs'. De latere lichtingen werden door andere ervaringen gevormd. Constandse geloofde nog lang in de mogelijkheid een anarchistische samenleving te verwezenlijken die vrij was van ieder gezag. Zelfs van maatschappelijke organisaties wilde hij niets weten. De titel van zijn eerste brochure luidde Weg met de vakorganisaties (Rotterdam 1922). Hij wilde deze zijns inziens contra-revolutionaire organisaties door arbeidersraden vervangen zien. Een belangrijke plaats nam in zijn leven de strijd tegen de kerk en de godsdienst in. Zijn eerste, maar ook zijn dikste boek was Grondslagen van het atheïsme (Rotterdam 1926; herdruk 1976). Met grote felheid en kracht van argumenten droeg hij zijn atheïstische overtuiging uit. In stampvolle zalen debatteerde hij met de predikant A.H. de Hartog. Een vast bestanddeel van zijn denken vormde de noodzaak van een seksuele hervorming, maar anders dan veel anarchisten was hij een tegenstander van de vrije liefde. Die ging in de bestaande maatschappelijke situatie ten koste van de vrouw en veranderde niets aan de traditionele rolverdeling. In zijn huwelijk was dit niet anders, terwijl hij werkte bestierde zijn vrouw het huishouden en zorgde voor hun zoon. In de jaren twintig bedreef hij zijn agitatie tot in alle uithoeken van het land. Zo trok hij lopend en op de fiets door de Drentse venen om overal spreekbeurten te vervullen en maakte daarbij vrienden voor het leven. In woord en geschrift was Constandse niet bepaald fijnzinnig. Hij ontzag niets en niemand, maar tegelijk was hij een hartelijk en eenvoudig mens die zich voor niemand te goed voelde en iedereen voor vol nam. Een van hen was de Drentse veenarbeider Harmen van Houten, die Constandse in Den Haag bezocht en een levendige schildering geeft van het bohémien-milieu waarin deze verkeerde.

Door een conflict in de vrijdenkerswereld behoorde Constandse tot diegenen die niet langer aan het blad De Vrijdenker, het orgaan van De Dageraad, wilden meewerken. Er kwam een nieuw periodiek: De Nieuwe Cultuur. Onafhankelijk Atheïstisch Weekblad met Constandse als redacteur. In De Vrije Socialist van 16 maart 1927 riep Constandse de mariniers, die deelnamen aan de internationale bezetting van Shanghai, op tot dienstweigering. Hij werd wegens 'opruiing' tot twee maanden veroordeeld die hij in de Scheveningse gevangenis uitzat. Er werd meer dan voldoende geld bijeengebracht om tijdens zijn gevangenschap zijn gezin te onderhouden. In 1926 besloot Constandse 'op grond van een gevoel van verantwoordelijkheid jegens vrouw en kind' de Middelbaar Onderwijs-akte Frans A en in 1931 Frans B te halen. Daardoor was er weinig tijd om te publiceren. Het leraarschap zat er voor hem niet in, want voor leden van organisaties links van de SDAP had de regering-Colijn in 1933 een beroepsverbod ingevoerd. Met opleiden voor examens en het geven van privé-lessen voorzag hij in zijn onderhoud.

Met het aan de macht komen van Hitler ging Constandse twijfelen aan de doeltreffendheid van de antimilitaristische gedachte. In het voorjaar van 1937 bezocht hij Spanje en zag in de praktijk hoe anarchisten en syndicalisten gedwongen waren het invoeren van de dienstplicht te steunen en aan de regering deel te nemen. Na zijn terugkeer raakte hij in conflict met velen van zijn geestverwanten door de vraag te stellen wat anarchisten moeten doen als zij bij de staatsmacht betrokken worden en als de noodzaak zich opdringt militair geweld te hanteren in de strijd tegen het fascisme. Zijn opvattingen legde hij neer in Grondslagen van het anarchisme (Rotterdam 1938; herdruk 1974). In 1965 schreef hij: 'ik heb het anarchisme vaarwel gezegd, zoals men afscheid neemt van een gestorven geliefde. En ik ben niet hertrouwd'. Constandse probeerde de succesvolle opmars van het fascisme te doorgronden door zich behalve in S. Freud nu ook in W. Reich te verdiepen. Hij publiceerde Sexualiteit en levensleer. De sexuele en politieke psychologie van Dr. W. Reich (Amsterdam 1938). Over de arbeidersklasse als revolutionaire kracht maakte hij zich geen illusies meer. Een infantiele massa die als gevolg van seksuele frustraties op zoek was naar een strenge vader verklaarde voor hem mede het succes van het fascisme.

Reeds op 7 oktober 1940 werd Constandse met 109 lotgenoten in de vroege ochtend in Den Haag thuis door de Duitse bezetter als gijzelaar opgehaald. In de arrestantenauto trof hij Willem Drees. De arrestatie was een represaille voor de internering van Duitsers in Nederlands-Indië. Hij zat achtereenvolgens gevangen in het concentratiekamp Buchenwald, het Groot-Seminarie te Haaren, in St. Michielsgestel en Klein-Seminarie Beekvliet, in het Jongensinternaat De Ruwenberg en tenslotte in het concentratiekamp Vught. Op 17 september 1944 werden de gijzelaars vrijgelaten. Een van zijn medegijzelaars was D.L. von Balluseck, hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. Toen de oorlog ten einde was bezorgde Von Balluseck hem eerst een baan bij het Militair Gezag, waarvoor hij politieke overzichten schreef, en vervolgens bij het Algemeen Handelsblad. Hij werd redacteur buitenland en later correspondent in Brussel. Zijn werk bracht mee dat hij geregeld buitenlandse reizen maakte. Zijn streven was een zo zakelijk mogelijke, op feiten gebaseerde voorlichting. Elke situatie beoordeelde hij op zichzelf en op zijn eigen merites. De relatie tussen deze liberale krant en de oud-anarchist was dan ook uitstekend. De kloof tussen een consequent, principieel liberalisme en het anarchisme achtte hij zeker in historisch opzicht niet onoverbrugbaar. Constandse liet zich niet door de Koude Oorlog-ideologie meeslepen en hoezeer hij een tegenstander van het Sovjet-communisme was, zag hij vooral de Verenigde Staten als een bedreiging voor de wereldvrede en de vrijheidsbeweging in de Derde Wereld. Zijn opvattingen legde hij neer in Het lot belooft geen morgenrood (Amsterdam 1960). De politieke geschriften die hij na 1945 publiceerde, behoren tot het beste dat hij geschreven heeft. Hij studeerde ondertussen Spaans en promoveerde cum laude bij de hoogleraar J.A. van Praag in 1951 op de in het Frans geschreven dissertatie Le baroque espagnol et Calderon de la Barca (Amsterdam 1951).

In 1964 ging hij met pensioen. Vanaf die tijd schreef hij voor De Groene Amsterdammer (1965-1975), Vrij Nederland (1968-1976), De Nieuwe Linie (1974-1982) en sprak hij voor de VPRO-radio (1968-1982). Vanaf 1965 tot 1982 was hij redacteur van De Gids. Als schrijver en spreker bleef hij onvermoeibaar. Er waren jaren dat hij meer dan honderd lezingen hield. Van 1968-1976 kreeg hij aan de Universiteit van Amsterdam een leeropracht voor de geschiedenis van Spanje en Zuid-Amerika. Hij trok een bijzonder groot aantal studenten. In de jaren zestig vonden zijn opvattingen vooral onder opstandige jongeren veel weerklank. Zijn imponerend grote en parate feitenkennis, zijn heldere betoogtrant, zijn redelijkheid en gedrevenheid vormden de grondslag voor zijn groeiend succes. Hij zag het anarchisme nu als een zinvolle levenshouding en een waardevolle bijdrage aan de cultuur en niet meer als een politieke stroming. Hij was in de jaren 1973-1983 redacteur van De As. Constandse bleef tot het laatst de godsdienst en de kerken als een gevaar zien. In zijn laatste levensdagen schreef hij de brochure De paus in Nederland. Een ongewenste gast (Rotterdam 1985). Constandse zag zichzelf in de eerste plaats als journalist en had niet de pretentie iets van blijvende waarde te publiceren. Zoals hij het in 1969 bij zijn zeventigste verjaardag formuleerde: 'een ambachtsman wiens werktuig het woord was'. Zijn laatste levensjaren waren niet de gemakkelijkste. Zijn vrouw raakte verlamd en werd blind. Hij zorgde op voorbeeldige en ontroerende wijze voor haar.

Archief: 

Archief A.L. Constandse in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 256).

Publicaties: 

De ellende der religie (Den Haag 1923); De zelfvernietiging van het protestantisme (Rotterdam 1926; herdruk Moerkapelle 1993); Grote persoonlijkheden (christelijke romantici, Ibsen, Heine) (1928); De schande. Roman (Den Haag 1928); Arische cultuur of Pruisendom (Antwerpen 1935); De autobandieten. Roman (Zandvoort 1936; herdruk Groningen 1977); Dertig jaar Sowjet-politiek (z.pl. 1947); Michael Bakoenin. Russisch rebel (Amsterdam 1948; herdruk Groningen 1976); Mexico en Midden-Amerika (Meppel 1957); Achter de schermen van de diplomatie. Achtergronden van de wereldpolitiek sedert 1933 (Amsterdam 1959); Dynastie van staal. Honderdvijftig jaar Krupp (Amsterdam 1961); Josip Broz Tito (Den Haag 1962); Chroestsjow (Den Haag 1963); Cuba (Meppel 1964); Joegoslavië. Land, volk, cultuur (Baarn 1964); Kennedy (Den Haag 1965); Geschiedenis van het humanisme in Nederland (Den Haag 1967; herdrukken Den Haag 1978, 1980); 'A.L. Constandse zeventig jaar' in: De Gids, 1969, 6/7, 3-99; Indo-China (Amsterdam 1971); Anarchisme van de daad (Groningen 1969); Mao Tse-toeng (Den Haag 1972); De jaren der verleugening. Internationale politiek sinds 1945 (Amsterdam 1975); De Alarmisten. 1918-1933 (Amsterdam 1975; samenstelling en voorwoord); Bevrijding door verachting. Essays (Amsterdam 1976); Eros, de waan der zinnen. Essays (Amsterdam 1977); Anarchisme: inspiratie tot vrijheid. Essays (Amsterdam 1979); 'A.L. Constandse 80' in: De Gids, 1979, 6/7, 363-478; De derde wereldoorlog (Amsterdam 1980); Oranje zonder mythe (Amsterdam 1980); Het weerbarstige woord. Essays (Amsterdam 1981); Het soevereine Ik. Het individualisme van Lao-tse tot Friedrich Nietzsche (Amsterdam 1983); '65 jaar vrijdenker' in: De Vrije gedachte, 1984, september, 4-21; De bron waaruit ik gedronken heb. Herinneringen van een vrijdenker (Amsterdam 1985); zie voor bibliografie: Anton Constandse tachtig jaar. Verantwoording (kleine bibliografie) (Rotterdam z.j).

Literatuur: 

A.H. de Hartog, De glorie der religie. Verweer tegen A.L. Constandse's 'De ellende der religie' (Den Haag z.j.); G. Harmsen, Blauwe en Rode Jeugd (Assen 1961); I. Heuff, Het anarchisme van Anton Constandse (Den Haag 1981); J.M.J. Willems, De visie van Anton L. Constandse t.a.v. de Sowjet-Unie, 1918 tot het heden (Nijmegen 1982); I.N. Bulhof, Freud en Nederland (Baarn 1983); H. van Houten, Anarchisme in Drenthe (Baarn 1985); F. Bourgonje, 'Anton Constandse' in: De Groene Amsterdammer, 27.3.1985; R. de Jong, 'Anton Constandse en het Nederlands anarchisme' in: De Gids, 1985, 735-758; R. de Jong 'Constandse, A.L.' in: BWN III, 108-110; P. Maessen, De levensbeschouwing en het anarchisme van Dr. A.L. Constandse (z.pl. 1990); H. Kurstjens, De historiografie vn de Spaanse burgeroorlog. Aangevuld met: A.L. Constandse en de Spaanse Burgeroorlog (z.pl. 1991); M.P. Betjes, Anton Constandse. Zijn anarchistische ideeën en zijn plaats in de anarchistische jongerenbeweging gedurende het Interbellum (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 1993); H. Ramaer, Het individualisme van Anton Constandse (Moerkapelle 1995); B. Gasenbeek (red.), Anton Constandse. Leven tegen de stroom in (Breda 1999); aan Constandse is een website gewijd: www.human.nl/constandse.

Portret: 

Anton Levien Constandse (portret Jan Wiegers, 1924), Groninger Museum

Handtekening: 

Huwelijksakte van Constandse/Van Harselaar dd. 18 mei 1921. Akte B719; akteplaats Den Haag. Als bruidegom.

Auteur: 
Ger Harmsen
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 29-33
Laatst gewijzigd: 

04-03-2023 (beroep eerste echtgenote en eerder samenwonen toegevoegd, eerste alinea herschikt)