BRINK, Johannes Antonius Hendrikus van den

Jan van den Brink

(roepnaam: Jan), rooms-katholiek priester en eerste socialistisch gemeenteraadslid in Noord-Brabant en Limburg. Hij is geboren te Breda op 4 februari 1865 en overleden te Den Haag op 6 februari 1933. Hij was de zoon van Petrus Adrianus Johannes van den Brink, stalhouder, en Pieternella Hendrica Kwisthout. Op 27 december 1912 trad hij in het huwelijk met Maria Jacoba Hendrika Mumsen, modemaakster. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Na zijn priesteropleiding en -wijding werd Van den Brink dank zij zijn goede studieresultaten naar Rome gestuurd om verder te studeren. Paus Leo XIII leerde hij daar iets meer van nabij kennen. Voor hem bleef hij lang een grote bewondering koesteren, terwijl ook diens encycliek Rerum Novarum (1891) indruk op hem maakte. Na in juni 1893 gepromoveerd te zijn op Thesen over de voorbeschikking in het Thomistisch systeem keerde hij naar Nederland terug. Hij was achtereenvolgens kapelaan in Hontenisse, Kruisland en, na een kort verblijf in Brazilië, Eede (Zeeuws-Vlaanderen) en Nispen. De loopbaan van de als eigenzinnig bekend staande Van den Brink, die zich bovendien tekort gedaan voelde met zijn tweederangsfuncties, zat vol conflicten. Het wantrouwen tegen hem werd versterkt toen hij zich bleek te verdiepen in socialistische auteurs als K. Marx, Ch. Fourier en M. Bakoenin. Van den Brink was echter nog allesbehalve socialist, al had het sociale vraagstuk zijn belangstelling. Sinds 1901 woonde hij weer in Breda. Een langzaam rijpingsproces leidde in 1904 tot een definitieve doorbraak naar het socialisme. De laatste stoot daartoe was de in juni verschenen brochure De Sociaal-Democratie en Waarom, hoe en waarmee zij bestreden wordt (Eindhoven 1904) van de Eindhovense rooms-katholieke sociaal-democraat Jan Jansen. Toen berichten over Van den Brinks socialistische gezindheid tot de bisschop doordrongen, verbood deze hem het mislezen. Maar Van den Brink nam deze schorsing niet en ging in beroep bij de paus. Zolang deze de schorsing niet had bevestigd, wilde hij zich niet het priesterschap laten ontnemen en bleef hij in priesterkledij lopen. Van den Brinks sympathie voor het socialisme leidde tot een hetze tegen hem vanuit geestelijkheid en burgerij en in de pers. Van den Brink verwoordde zijn argumenten in zijn brochure De groote vraag (Dordrecht 1904). Hij beriep zich op het Evangelie en de paus in zijn keuze voor het socialisme, dat hij als antwoord zag op het door het mensonterende kapitalisme in het leven geroepen sociale vraagstuk. De sociaal-democratie zag hij als een leer omtrent de inrichting van de maatschappij en uitdrukkelijk niet als een wereld- en levensbeschouwing. Na doorgaande aanvallen schreef Van den Brink zijn brochure Kan of moet een Katholiek Socialist zijn? (Breda 1904).

Van den Brink, die zich in februari 1905 officieel bij de SDAP aansloot, maakte op verzoek van de SDAP-leiding in 1905 (Tweede Kamerverkiezingen) en 1906 enkele tournees door het land. De leiding onderkende de propagandistische waarde van een priester die socialist was. Van den Brink sprak en debatteerde in veel plaatsen, ondanks de tegenwerking die hij meer dan eens ondervond (zoals weigering van zalen en verbod voor rooms-katholieke arbeiders om te gaan luisteren). Van den Brink stootte echter niet door naar het landelijk niveau. De SDAP achtte zijn organisatorische kwaliteiten daarvoor ontoereikend en was bovendien afkerig van zijn toenmalige opvatting dat sociaal-democratie en paus zich met elkaar dienden te verzoenen. Wel stelden inwoners van Breda en Hontenisse hem in 1905 kandidaat voor de Kamer. De progressieve Vrije Katholieke Volkspartij nam deze kandidatuur over en rooms-katholieke socialisten in Eindhoven stelden hem daar kandidaat. Hoewel hij een opmerkelijk aantal stemmen kreeg, haalde hij geen Kamerzetel. Van den Brinks toetreden tot de SDAP gaf een belangrijke impuls aan de plaatselijke partijafdeling die opnieuw tot leven kwam, en had invloed op het algehele sociale klimaat in Breda. De afdeling groeide. Van den Brink riep een eigen weekblad in het leven, De Bredasche Klok, dat in 1907 opging in De Eendracht in Eindhoven, dat op zijn beurt orgaan werd voor de SDAP-afdelingen in Noord-Brabant. Er kwam een SDAP-boekhandel annex café, men betrok een eigen volksgebouw en organiseerde cursussen en er kwam een verbruikerscoöperatie.

In 1907 stond Van den Brink kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen in Breda na al in 1905, ondanks een herstemming, een mislukte poging gedaan te hebben. De aanvallen tegen 'de afvallige priester' werden steeds venijniger, terwijl ook zijn aanhangers zich stevig roerden. Op 19 juli, bij de herstemming, won Van den Brink een zetel. Een grote mensenmenigte droeg hem in toog gestoken met een rode zakdoek om de hals naar de Grote Markt. Doordat tegenstanders wegens vermeende onregelmatigheid een bezwaarschrift tegen zijn verkiezing indienden, kon hij pas op 10 juni 1908 zijn zetel innemen. In de gemeenteraad verkeerde Van den Brink in een volstrekt geïsoleerde positie. Zijn pleidooien voor een betere rechtspositie en salariëring van het gemeentepersoneel, voor openheid en democratie vonden geen gehoor, zijn hekeling van het 'schrikbewind' van de burgemeester bij de grote Etna stakingen (1908-1909) evenmin. In soms lange betogen probeerde Van den Brink propaganda te maken voor het socialisme. In zijn denken en houding voltrok zich langzamerhand een verschuiving. Hij begon kerk en godsdienst steeds feller te hekelen en zag deze als gevaar voor de mensheid en de maatschappelijke vooruitgang. Van den Brink liet ten slotte kerk en geloof achter zich. Vanaf eind 1910 hield hij lezingen voor de vrijdenkersvereniging De Dageraad. Zijn afscheid van de gemeenteraad in verband met zijn vertrek naar Den Haag begin 1913 kreeg nog maar weinig aandacht. Hij was nu actief voor de Evangelische Maatschappij die zich de bestrijding van het roomskatholicisme ten doel stelde. In lezingen en brochures bestreed hij fel, maar gedocumenteerd de rooms-katholieke kerk. Zijn betekenis ligt vooral hierin dat hij, deel uitmakend van een kleine groep progressieve dissidenten in de rooms-katholieke kerk, een bijdrage heeft gegeven aan de ontwikkeling van het socialisme in Breda en een eerste doorbraak in het Zuiden. Hij was het eerste socialistische gemeenteraadslid in het katholieke Zuiden.

Publicaties: 

Behalve de genoemde: Open Brief aan de Redaktie's der Couranten, die mij vorige week aanvielen over de uitgaven mijner brochure 'De groote Vraag' (Breda 1904); Let op zijn daden. Enkele stemmingen van Baron L.P.M.H. Michiels van Verduijnen in de Tweede Kamer, opgezocht door Dr. Jan van den Brink, R.K. Priester (Breda 1905); Vriendschappelijk Schrijven aan den Zeer eerw. Heer V.A. Sprengers, pastoor te Kerkdriel (Breda 1904); De suggestie in de Roomsche kerk (Amsterdam 1912); Priester-rechter (het motu proprio) (Amsterdam 1912); De pauseljke onfeilbaarheid (Amsterdam 1912); Rome's dwangsysteem. Rede gehouden voor de Evangelische Maatschappij op 10 December 1917 te Haarlem en op 19 April 1918 te Hoorn, met de Stellingen voor de debatvergadering te Hoorn op 15 Mei 1918 (z.pl. z.j.).

Literatuur: 

J. Hoving, Levensherinneringen van een vrijdenker. Allerlei lui (Amsterdam 1938); L.J. Rogier, Katholieke herleving (Den Haag 1956) 378, 435-436; G. Visser, Jan van den Brink, De toogsocialist uit Breda (Amsterdam z.j.; kandidaatsscriptie politicologie); G. Visser, 'Dr. Jan van den Brink, socialist in priestertoog' in: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda 'De oranjeboom', deel XXIV, 1971, 67-94; C. van Duyse, 'Dr. Jan van den Brink, socialist in priestertoog' in: Overleg, Orgaan van het Bisdom Breda, 1973, nr. 19-21; Th. Salemink (red.), Teksten Godsdienstkritiek II. Christen-socialisten in crisistijd 1903-1941 (Zeist 1980) 53-67; H. Giebels, 'De Eendracht en het ontstaan van de SDAP-afdeling Eindhoven 1897-1904' in: Jaarboek arbeidersbeweging 1980, 183-184; A. Laenen, 'Dr. Jan van den Brink: portret van een priester-socialist' in: Breda in Aktie, mei 1982, 15-24; C.W. ten Teije, De opkomst van het socialisme in Breda (Tilburg 1986); A. Laenen, De opkomst van de katholieke arbeidersbeweging in Breda, 1895-1908 (Breda 1989; scriptie) 29-31 (gepubliceerd in De Oranjeboom, deel XLV, 1992, 1-58); H. Noordegraaf, 'Jan van den Brink, priester en socialist' in: Tijd en Taak, 3 en 17.11.1990; H.M.T.M. Giebels, Katholicisme en socialisme. Het zelfbeeld van de Eindhovense christen-socialisten in het spanningsveld tussen traditie en moderniteit 1885-1920 (Tilburg 1994); A. Laenen, 'Johan Vissers, de eerste werkman in de Bredase gemeenteraad, 1901-1907' in: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda, De Oranjeboom, Deel 50, 1997, 140-173.

Portret: 

J.A.H. van den Brink, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Van den Brink/Mumsen dd. 27 december 1912. Reg 840, akte 2581. Akteplaats Den Haag. Als bruidegom.

Auteur: 
Herman Noordegraaf
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 29-32
Laatst gewijzigd: 

21-03-2021 (beroep echtgenote toegevoegd)
14-11-2021 (publicaties en literatuur uitgebreid)