BOON, Adriaan de

Adriaan (Adri) de Boon

(roepnaam: Adri), veelvuldig 'tweede man' in bonden en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, is geboren te Sliedrecht op 7 oktober 1912 en overleden te Woerden op 6 september 1986. Hij was de zoon van Teunis de Boon, varensgezel, en Teuntje Slieker, winkelierster. Op 24 augustus 1935 trad hij in het huwelijk met Elisabeth Verschoor, met wie hij twee dochters en twee zonen kreeg.

De Boon heeft zijn vader nauwelijks gekend. Zijn moeder was al vóór haar twintigste weduwe. Om in haar levensonderhoud en dat van haar twee zoons te voorzien begon zij een kruidenierswinkeltje. Na enige jaren huwde zij opnieuw. Uit dit huwelijk werden nog zes kinderen geboren. De stiefvader, een sleepbootkapitein, kwam op haar aandringen aan de wal. Het winkeltje moest nu meer opbrengen met naast kruidenierswaren ook groenten en fruit. De Boon moest al jong in de tuin meewerken en met de opbrengst langs de deuren venten. Op advies van de arts verliet hij na een longontsteking voortijdig de lagere school. Deze meende dat het niet goed voor zijn gezondheid was om in het volle en benauwde klaslokaal te verblijven, waar de kolenkachel in de winter te veel zuurstof aan de lucht onttrok. De Boon werkte nu hele dagen thuis mee. Nadat het winkeltje failliet was gegaan, ging zijn stiefvader weer varen. De nasleep van de schuldvereffening drukte nog jaren op het gezin. Als veertienjarige werkte De Boon als schippersknecht op een zeilend binnenvaartschip en liep in de haam wanneer er in Brabant 'gejaagd' moest worden,. Hierna werkte hij een aantal jaren aan de Zuiderzeewerken op een baggermolen, eerst als kok, later als dekknecht. In Sliedrecht werkte uit vrijwel ieder gezin wel iemand in de 'bagger'. De arbeidsomstandigheden op de baggervloot waren zwaar en het leven aan boord was ruw, maar door de lange werktijden en het vele overwerk werd er relatief goed verdiend: vijftig gulden in de week voor een jongen van 16-17 jaar. Toen het karwei er in 1929 op zat, kreeg De Boon ontslag. In de crisisjaren werkte hij op een kleine zandzuiger van een in Haarlem gevestigde baggermaatschappij en op kleinere karweien, waaronder de dijkverzwaring bij Oude Schild op Texel. De meeste tijd was hij werkloos. Na het aantrekken van de economie eind jaren dertig kwam hij in dienst bij Volker. Toen hij bij de kanalisatie van de Maas bij Kerkdriel te weinig betaald kreeg, vroeg hij om het loon waarop hij volgens de cao recht had. Dat kreeg hij niet, wel zijn ontslag. Bestuurder Reint Laan, de latere voorzitter van de Centrale Bond van Transportarbeiders (CBT), behandelde zijn klacht. Het loon werd uitbetaald, maar het ontslag bleef. De Boon was 'uitgebaggerd' en kreeg samen met vrouw en dochter een tientje steun per week.

De Boon was CBT-lid geworden, toen hij aan de Zuiderzeewerken kwam te werken. In de crisisjaren werd hij actief voor de arbeidersbeweging. Hij verspreidde propagandamateriaal en wierf leden voor de bond en was lid van de afdelingsbesturen van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij en de vrijdenkersvereniging De Dageraad. In 1937 volgde hij de kaderopleiding van de bond, gevolgd door een opleiding aan de Troelstraschool, die hij vanwege de Tweede Wereldoorlog niet kon afmaken. Naar eigen zeggen nam hij tijdens de oorlog niet aan het verzet deel. Wel schreef hij berichten van de illegale radio op. Een ander haalde dit bulletin, tien getypte doorslagen, op en verspreidde die. Direct na de bevrijding werkte De Boon mee aan de heroprichting van de CBT in Sliedrecht, waarvoor hij een tijdelijke administratie opzette, en werd hij lid van de noodgemeenteraad. Bij de daaropvolgende gemeenteraadsverkiezingen ambieerde hij geen plaats op de kandidatenlijst. Ook later kende hij geen ambitie voor de politiek. Uitnodigingen daartoe sloeg hij steevast af. Bij de bond viel hij op en werd gevraagd als bezoldigd bestuurder. Hij durfde het niet aan omdat hij doodsbang was voor spreken in het openbaar. Later dat jaar trad hij toch bij de bond in dienst als assistent van het hoofdbestuur. Zijn carrière in de CBT ging snel: via penningmeester en algemeen secretaris was hij spoedig tweede voorzitter. In 1949 werd hij tevens voorzitter van de Unie van Zeevarenden, een bij de CBT aangesloten branchegroep.

De Boon was als vakbondsman veelvuldig bij arbeidsconflicten betrokken. Direct na afloop van de oorlog was de droogmaking van Walcheren aan de orde. Het College van Rijksbemiddelaars keurde de cao tot ongenoegen van de baggeraars af vanwege een loonsverhoging van drie gulden per week. De stakingsbereidheid was groot, maar het kabinet Schermerhorn-Drees dreigde de bond en de baggeraars in de media zwart te maken met het verwijt dat zij het verdronken land in Zeeland in de steek lieten. De CBT durfde niet tegen het kabinet in te gaan en laste de staking af. Het lukte De Boon dit aan de leden uit te leggen en hij kreeg zelfs een unaniem besluit. De ledenvergadering, waar circa 1400 leden aanwezig waren en De Boon voor de leeuwen geworpen was, verloste hem van zijn angst voor spreken in het openbaar. In juli 1946 werd C.P.M. Romme als voorzitter van het College van Rijksbemiddelaars opgevolgd door de sociaaldemocraat Jan Berger. Via hem slaagde De Boon er in het loon te verhogen in de vorm van een voedseltoeslag met als argument dat de baggeraars buiten hun gezin leefden en duurder uit waren. Het verschil was geraamd op drie gulden per week. De Boon, tot dan toe verantwoordelijk voor de onderhandelingen in het baggerbedrijf en de binnenscheepvaart, kreeg er in 1950 het visserijbedrijf bij. Hij hield de vissers voor dat de zaak stilleggen de enige mogelijkheid was om de reders tot andere gedachten te brengen. Het lukte hem tenslotte, maar nadat het doel van de staking was bereikt, kreeg hij de vissers bijna niet meer aan het werk als gevolg van het optreden van het radicale Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties, dat nieuwe looneisen stelde. Tijdens deze staking beleefde De Boon de primeur de eerste vakbondsbestuurder te zijn die voor de televisie optrad. De nog in haar experimentele fase verkerende televisie bereidde een uitzending over Vlaggetjesdag voor. Door de staking ging Vlaggetjesdag niet door en werd een film gemaakt met beelden van het jaar ervoor en van schepen die vanwege de staking aan de kade lagen. Aan verslaggever Jan de Troye legde De Boon uit waarom er werd gestaakt.

De Boon was het type bestuurder dat zijn werk graag in direct contact met leden en kaderleden deed, maar de jaren vijftig kenmerkten zich doordat het vele werk van bestuurders aan de overlegtafel zich aan de waarneming van de leden onttrok. De Boon: 'wij vakbondsbestuurders waren altijd wel ergens belangenbehartigend bezig, maar bij de leden waren we niet.' De invoering van de bedrijfstakgewijze organisatie in 1954 betekende voor de bonden van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) samengaan en reorganiseren. De Boon verhuisde met de zeevarenden en vissers naar de Centrale van Zeevarenden. Ook in deze bond was hij tweede voorzitter. In 1964 leidde hij een staking van zeven weken in de visserij en aanvaardde hij, na een eerdere weigering, een zetel in het NVV-verbondsbestuur. Hij kreeg de portefeuille loonpolitiek. De geleide loonpolitiek was ten einde en in 1964 was sprake van een heuse loonexplosie. De Boon viel daar als nieuwbakken verbondsbestuurder middenin. Er werden cao's afgesloten met een loonstijging van wel 22 procent. De gemiddelde loonstijging dat jaar bedroeg 17 procent. Aanvankelijk was De Boon, evenals NVV-voorzitter Dirk Roemers, tegen afschaffing van de geleide loonpolitiek, maar nadat alle andere terreinen in het economische leven (prijzen, winsten, dividenden) waren vrijgelaten en alleen de loonpolitiek nog voor evenwicht in de economie moest zorgen, wilde hij er vanaf. Ook het College van Rijksbemiddelaars kon van hem verdwijnen. Zijn rol bij de totstandkoming van de Wet op het Minimumloon karakteriseert hem. Recht door zee, zonodig eigenzinnig, en met een onuitroeibaar wantrouwen jegens werkgevers. Het NVV was tegen het wettelijk regelen van het minimumloon, omdat het daarover liever elk jaar vrijelijk met de werkgevers onderhandelde. De Boon had daarin geen vertrouwen en sprak zich in de betreffende commissie van de Sociaal-Economische Raad uit voor een wettelijke regeling, wat het NVV hem niet in dank afnam. Nog voordat de wet van kracht werd, bleek zijn gelijk, omdat het minimumloon met de werkgevers niet kon worden geregeld. De Boon: 'Aanvankelijk hebben we nog gehakketak gehad, omdat bijvoorbeeld het huishoudelijk personeel buiten de wet was gebleven. Die zijn er later onder gekomen. Dat zou je met werkgevers nooit hebben bereikt. Dat was vooral van belang, omdat in kleine bedrijfjes vooral veel vrouwen werkten tegen schandalig lage lonen, ver beneden het minimumloon. Die waren als regel ook geen lid van de vakbeweging en daar hadden we nooit wat voor kunnen doen.' De vrouwen binnen de Commissie Vrouwenarbeid van het NVV, waarvan hij in 1964 voorzitter werd, waardeerden hem omdat hij hart voor de zaak had en de Commissie-standpunten binnen het NVV-bestuur verdedigde.

De Boon ging de confrontatie niet uit de weg en was op zijn best bij arbeidsconflicten, die er begin jaren zeventig veelvuldig kwamen. In 1970 onderhandelde hij tijdens de politiek gecompliceerde havenstaking en in 1971 bemiddelde hij bij de bouwstaking. Hij schuwde de contacten met de verschillende comités, die afwisselend leiding gaven aan de havenstaking, niet. Mede daardoor en door zijn ongecompliceerde manier van handelen kon het conflict ten einde worden gebracht. In een interview zei De Boon: 'De geschiedenis wreekt zich. We hebben 25 jaar achter de rug van geleide loonpolitiek, van nationale afspraken. De bonden hadden een uitvoerende taak. Als er dan acties kwamen in de bedrijven, waren dat wilde acties en keerden de bonden zich daartegen.' Op het congres van de Nederlandse Bond van Vervoerspersoneel in oktober 1970 stelde hij dat de onrust in de haven voortduurde en de bond moest proberen de band met de werknemers te herstellen. 'Meer kontakten, meer inschakelen van de mensen, ik dacht dat we dan ook meer de indruk zouden kunnen wekken dat we heel goed luisteren naar wat bij de mensen leeft. Ik dacht in de tweede plaats, dat we nu snel een program zouden moeten maken, waarin we het hele arbeidsklimaat in de haven aan de orde zouden stellen en met kracht zouden moeten doorvoeren om daarmee een situatie te verzekeren die ons niet ieder ogenblik voor een situatie plaatst waarbij als het ware de vakbeweging wordt overruled door de arbeiders in de haven.'

De Boon leek een 'eeuwige' tweede voorzitter, maar werd een tijdlang NVV-voorzitter na het plotselinge aftreden van Harry ter Heide in 1972 als gevolg van een conflict met Arie Groenevelt van de Industriebond NVV. Groenevelt had het door Ter Heide gesloten centraal akkoord met de regering en de werkgevers verworpen, omdat dit te weinig maatschappijverandering bevatte. Op zijn karakteristieke wijze leidde De Boon het NVV door de bestuurlijke crisis en was zo de wegbereider voor het voorzitterschap van Wim Kok. In 1974 ging hij met pensioen. De Boon zorgde zelf voor de uitsmijter. Nadat hij op de druk bezochte afscheidsbijeenkomst van minister Jaap Boersma de versierselen bij de benoeming tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw uitgereikt had gekregen, zei hij: 'pas als je in Nederland bent uitgebruld, dan word je hier een leeuw'. Hij hield contact met veel mensen met wie hij had gewerkt. Hij werd nog een enkele keer gevraagd als bemiddelaar of om zijn ervaring, maar beleefde ook dat jongere vakbondsbestuurders hem als 'die oude man' niet meer accepteerden.

Publicaties: 

'Visserijconflict in Scheveningen' in: De Vakbeweging, 17.3.1964.

Literatuur: 
R. Laan Sr., 1918-'55 Geschiedenis van de Centrale Bond (Rotterdam 1956); G. Harmsen en F. van Gelder, Onderweg. Uit een eeuw actie- en organisatiegeschiedenis van de Vervoersbonden (Baarn 1986); J. Varkevisser, Interview Adri de Boon, 30 april 1985 (ongepubliceerd, aanwezig in IISG); 'De vakbeweging is er niet om voor stakingsrecht van ongeorganiseerden op te komen' in: Groene Amsterdammer, 27.2.1971; 'Adri de Boon, De gemankeerde voorzitter van het NVV' in: Haagse Post, 7.4.1973; 'De toekomst van Adri de Boon' in: De Ambtenaar, 3.5.1974.
Portret: 
Adriaan de Boon, FNV
Auteur: 
Dik Nas
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2011)
Laatst gewijzigd: 
3-10-2012 (Aantal kinderen)