ARIËNS, Alphonse Marie Auguste Joseph

Alphonse Marie Auguste Joseph Ariëns

(roepnaam: Phons), priester en grondlegger van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland, is geboren te Utrecht op 26 april 1860 en overleden te Amersfoort op 7 augustus 1928. Hij was de zoon van Adriaan Willem Karel Ariëns, advocaat, en Lisette Christine Antonia Povel, huisvrouw.
Pseudoniem: Pellegrino.

Na de lagere school ging de begaafde leerling op tienjarige leeftijd naar de katholieke elite-kostschool in Rolduc bij Kerkrade. Daar volgde hij tussen 1870 en 1878 de humaniora- en filosofie-opleiding. Bij de keuze van zijn toekomstig beroep heeft Ariëns geaarzeld tussen het priesterschap en een juridische loopbaan. In 1878 ging hij theologie studeren te Rijsenburg aan het groot-seminarie van het aartsbisdom Utrecht. Op 15 augustus 1882 werd hij tot priester gewijd. Daarna zette hij gedurende drie jaar zijn theologische studie in Rome voort, waar hij in 1885 tot doctor promoveerde. Aansluitend volgde hij nog tot de zomer van 1886 een studie in de wijsbegeerte. Zijn verblijf in Rome gebruikte Ariëns ook om zich op de hoogte te stellen van de sociale omstandigheden in Italië en kennis te maken met aangepaste vormen van apostolaat. Volgens eigen getuigenis zijn deze ervaringen voor hem van grote invloed geweest op zijn latere leven, vooral in sociaal opzicht.

Na terugkeer in Nederland werd Ariëns in oktober 1886 tot kapelaan van de Sint Jacobus-parochie in Enschede benoemd. Het is niet bekend waarom hij juist hier terechtkwam. Gelet op het zeer geringe aantal priesters dat een universitaire opleiding had gevolgd, zou een aanstelling bij een van de priester-opleidingen voor de hand hebben gelegen. Nog verwonderlijker is dat hij bijna vijftien jaar op deze post bleef, een onder die omstandigheden zeer ongebruikelijk lange periode. Zijn benoeming in mei 1901 tot pastoor van de boerenparochie Steenderen was al even verbazingwekkend en werd toen onmiddellijk als een soort verbanning uitgelegd. In 1908 werd hij te Maarssen tot pastoor benoemd. Om gezondheidsredenen legde hij in 1926 deze functie neer en trok zich terug in een klooster te Amersfoort, waar hij in 1928 overleed.

Als priester heeft Ariëns zeker niet bewust er naar gestreefd een rol in de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging te spelen. Hij is er toevallig in gerold door zijn benoeming tot kapelaan te Enschede, een voorpost in de beginnende industrialisering van Twente en Nederland. De ervaring die hij in het buitenland had opgedaan, heeft er echter toe bijgedragen dat hij als eerste priester in Nederland onderkende dat zich hier zodanige structurele veranderingen in de samenleving voltrokken dat de conventionele methodes van kerkelijke zielzorg niet meer volstonden. Mede dankzij zijn wetenschappelijke vorming verdiepte hij zich van meet af aan van nabij in de sociale omstandigheden van de parochianen. Systematisch heeft hij zich hierover gegevens verschaft, op grond waarvan hij na enige tijd de weg van de (katholieke) arbeidersbeweging is opgegaan. 'Zien, oordelen, handelen', de bekende werkwijze die Joseph Cardijn aan de katholieke arbeidersjeugdbeweging meegaf, bracht Ariëns aldus al een halve eeuw eerder in praktijk. Qua methodiek ging hij bij het organiseren van de arbeiders te werk volgens het beginsel: 'alles voor de arbeiders, alles door de arbeiders'. In tegenstelling tot het omringende buitenland ontpopte hij zich derhalve niet als de voorzitter of leider van de beginnende organisatie, maar slechts als (geestelijk) 'adviseur'.

Nadat al eerder neutrale, socialistische en protestants-christelijke arbeidersverenigingen in Twente waren opgericht, spoorde Ariëns in november 1889 enkele katholieke arbeiders in Enschede aan zich eveneens te organiseren in een eigen vereniging. Weliswaar was een jaar eerder al een R.K. Volksbond opgericht in Amsterdam, maar deze stond zowel voor de loonarbeiders als voor de burgerij open, en derhalve ook voor (kleine) werkgevers. De Enschedese R.K. Arbeidersvereeniging was de eerste organisatie die specifiek en uitsluitend voor arbeiders was bedoeld en vormde als zodanig het prototype van de latere standsorganisaties. Door zijn bemoeienissen met de oprichting van deze arbeidersvereniging raakte Ariëns spoedig verwikkeld in de Twentse arbeidersstrijd. Het Enschedese voorbeeld vond weldra navolging in andere plaatsen in Twente. In 1890 raakte de jonge vereniging en daarmee ook de oprichter betrokken bij een hoog oplopend conflict in de Twentse textielindustrie. Door zijn rol in de oplossing van dit conflict groeide de priester Ariëns zelfs uit tot de exponent van de confessionele arbeidersbeweging tegenover de socialistische.

Sindsdien kwamen de ontwikkelingen voor Ariëns in een stroomversnelling. Hij kwam tussen verschillende vuren te zitten. Een deel van de katholieke geestelijkheid en met name zijn pastoor waren gekant tegen zijn als weinig priesterlijk beschouwde activiteiten. Van socialistische zijde werd hij voor verrader van de arbeidersstrijd uitgemaakt. Werkgevers (speciaal ook in katholieke kringen) volgden zijn sociale drijven met grote argwaan naarmate de invloed tot buiten Twente ging reiken. Potentiële coalitiegenoten in het protestantse kamp aarzelden uiteraard om zich bij de katholieken aan te sluiten en nog wel bij een priester. In het voorjaar van 1891 zette Ariëns de katholieke textielarbeiders van Enschede en omstreken ertoe aan om zich te verenigen in de R.K. Twentsche Fabrieksarbeidersbond. Naast de algemeen georiënteerde R.K. Arbeidersvereeniging die zich vooral op de sociaal-culturele ontwikkeling van de arbeiders en op kader- en kernvorming toelegde, bleek de behoefte te bestaan aan een specifieke vakorganisatie die een grotere massa van katholieke arbeiders wist te organiseren op grond van gerichte vakbelangen.

Na enige reorganisaties wist Ariëns deze eerste Katholieke vakbond in 1895 te integreren in de interconfessionele katoenbewerkersbond Unitas. In datzelfde jaar richtte hij in Haaksbergen de coöperatieve textielfabriek De Eendracht op, om aldus voor een veertigtal ontslagen en uitgesloten arbeiders de werkgelegenheid te behouden. Met deze produktiecoöperatie wilde hij een van zijn sociale lievelingsideeën in praktijk brengen. Maar ondanks grote inspanningen en persoonlijke offers is de onderneming een economisch fiasco geworden. Een belangrijk middel om de katholieke arbeiders te winnen voor een eigen organisatie was de oprichting van het weekblad De Katholieke Werkman, waarvan Ariëns tot 1897 ook redacteur was. Bovendien heeft hij voor de verbetering van de arbeiderssituatie de strijd aangebonden tegen het drankmisbruik. In 1895 is hiervoor het Kruisverbond opgericht, met als orgaan De Kruisbanier, waarvan Ariëns eveneens de redactie ging voeren.

Van de kant van aartsbisschop P.M. Snickers (1883-1895) had Ariëns steeds op welwillende belangstelling en steun kunnen rekenen. Onder de opvolger H. van de Wetering (1895-1929) was dit veel minder het geval. Bovendien raakte Ariëns in toenemende mate in conflict met zijn leermeester, de priester-politicus Herman Schaepman. In de tweede helft van de jaren negentig liep daardoor de invloed die Ariëns op de ontwikkeling van de katholieke arbeidersbeweging kon uitoefenen geleidelijk terug. De opkomende landelijke en diocesane verbanden werden meer en meer onder bisschoppelijke curatele gesteld, Unitas geraakte op dood spoor, de redactie van De Katholieke Werkman kwam in andere handen, het experiment Haaksbergen liep op een mislukking uit en financieel kwam Ariëns finaal aan de grond te zitten. Met geld omgaan was inderdaad niet zijn sterkste zijde, maar ook in andere opzichten had hij deze tegenslagen mede aan zichzelf te wijten. Ongedurig van aard als hij was, stapelde hij initiatief op initiatief en begon al weer aan een nieuwe activiteit voordat de andere goed en wel van de grond gekomen was. Problemen werden aldus niet opgelost maar door nieuwe vervangen. Toch had Ariëns met de kernen van de katholieke arbeidersbeweging die hij in Enschede en heel Twente had gevormd, zoveel weten te bereiken dat deze erin slaagden het geleidelijke terugtreden van de grondlegger met succes op te vangen.

Na het vertrek uit Enschede in 1901 heeft Ariëns zich niet meer rechtstreeks met de katholieke arbeidersbeweging bemoeid. Wel werd hij tot aan de Eerste Wereldoorlog veelvuldig geraadpleegd door de arbeidersleiders in en buiten Twente en door zijn collega-priesters met functies in de beweging. Ook had hij zitting in de staatscommissie die na de spoorwegstakingen van 1903 werd ingesteld, alsmede in diverse bisschoppelijke commissies belast met de reorganisatie van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland. Voorts hield hij in deze periode nog regelmatig lezingen over onderwerpen op het terrein van de sociale problematiek in het algemeen en de arbeidersbeweging in het bijzonder. Het bekendste portret van Ariëns is dat van de kunstschilder Jan Toorop uit 1907. In 1934 is in Enschede een standbeeld voor Ariëns onthuld. In 1978 is het plein waarop dit beeld staat naar hem vernoemd.

Archief: 

Archief A.M.A.J. Ariëns in Katholiek Documentatie Centrum (Nijmegen; vgl. Archieven van het KDC. Band 3. Inventaris en bibliografie van de collectie Alfons Ariëns, Nijmegen 1978).

Publicaties: 

Naar Leo's gouden priesterfeest: schetsen van Pellegrino ('s Hertogenbosch 1889). Een volledige bibliografie van de publikaties van Ariëns is te vinden in de onder Archief genoemde inventarisband. Voor de arbeidersbeweging kan verwezen worden naar: Bronnen van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland. Toespraken, brieven en artikelen van Alphons Ariëns, 1887-1901. Uitgegeven door Jan Roes (Baarn 1982).

Literatuur: 

Enquête gehouden door de Staatscommissie, benoemd krachtens de wet van 19 januari 1890 (Staatsblad nr. 1) (tweede afdeeling) Twenthe , 'Verhoor van dr. Alpons Maria Augustinus Joseph Ariëns, oud dertig jaar, kapelaan te Enschede.', 40-42; F. Netscher, 'Karakterschets van A.M.A.J. Ariëns' in: De Hollandsche Revue 16(1911) 569-578, 718-725; J. Colsen, Dr. Ariëns: een levensschets (Kerkrade 1933); H. v. Ooijen, Ariëns priester (Enschede 1938); M. de Bruin, Ariëns, de zelfvergeten priester (Weert 1940); G. Brom, Alphons Ariëns (2 delen, Amsterdam 1941; bewerkte uitgave Utrecht 1950); J. Nieuwenhuis, Vooruit en omhoog. Een levensbeeld van Dr. Alfons Ariëns (Utrecht 1947); M. Bruna, Mgr. Dr. A. Ariëns (Amsterdam 1948); L.J. Rogier, Alfons Ariëns, apostel en pionier ('s-Hertogenbosch 1954); W. van de Pas, Alphons Ariëns (Utrecht 1958); E. Lohman, Mgr. Dr. Alfons Ariëns. Zijn leven, zijn werk, zijn persoon (Utrecht 1960); A.H. Jansen e.a., Verslag herdenking honderdste geboortedag pastoor Dr. Alfons Ariëns (Utrecht 1960); J.G.L. Theunisse, Jan Frederik Vlekke 1849-1903. Ethiek en rentabiliteit in een ondernemersleven (Tilburg 1966); L.C.W.J.M. ten Horn-van Nispen, Jan B.M. van Besouw. Een sociaal geïnspireerd ondernemer rond 1900 (Tilburg 1971); L. Salemink, 'Katholieke textielarbeiders tussen Brinkhuis en Ariëns 1889-1904' in: Textielhistorische Bijdragen 24 (1984) 9-43; L. Hesselink, 'Documenten: drie brieven van Alphons Ariëns aan Gerhard Jannink' in: Textielhistorische Bijdragen 24 (1984) 44-51; A. Venema, Alphons Ariëns. Een radiospel (Hilversum 1978); G.B. Brom e.a., Herinneringen aan Alfons Ariëns (Nijmegen 1978); id., Alfons Ariëns: toespraken op 27 augustus 1978 gehouden bij de vijftigste herdenking van zijn sterfdag (Utrecht 1978); Th. Kroon, Alfons Ariëns (Lelystad 1978); H. Lohman, 'Er zijn weinig heilige pastoors'. Alphons Ariëns, een aristocraat met een democratisch hart (Hilversum 1978); ); id., Portret van een priester. Het leven van Alphons Ariëns in woord en beeld (Hilversum 1980); id., Die Welt Verbessern. Mit Alphons Ariëns aus den Niederlanden (Leutesdorf 1983); B. Hesselink, Een priester onder de arbeiders te Enschede 1886-1901 (Enschede 1980); A.A.J. Thelen, Lambert Poell (1872-1937) en de katholieke sociale beweging. Sociaal-klerikaal spanningsveld in het Bossche Diocees 1896-1915. Analyse van een mentaliteit (Tilburg 1990); G.J. Schutte (red.), Een arbeider is zijn loon waardig. Honderd jaar na Rerum Novarum en Christelijk-Sociaal Congres 1891: de ontwikkeling van het christelijk-sociale denken en handelen in Nederland 1891-1914 (Den Haag 1991); J. van Meeuwen, Lijden aan eenheid. Katholieke arbeiders op zoek naar hun politiek recht (1897-1929) (Hilversum 1998); J.M. Peet e.a. (red.), Honderd jaar sociaal. Teksten uit honderd jaar sociale beweging en sociaal denken in Nederland (Den Haag 1998); M. Schotman-Harmsen, Herder zonder bokken (Steenderen 2001); een overzicht van publikaties over Ariëns is te vinden in: Bronnen van de katholieke arbeidersbeweging, LXVI-LXVII.

Portret: 

A.M.A.J. Ariëns, 1901, foto S. Goudsmit, Enschede. Coll. Katholiek Documentatie Centrum (Nijmegen).

Handtekening: 

Katholiek Documentatie Centrum. Archief A.M.A.J. Ariëns. Inventarisnummer 638. Brief aan J. van Besouw.

Auteur: 
Jan Roes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 4-7
Laatst gewijzigd: 

20-09-2020 (einddatum functie in Maarssen gecorrigeerd)