TUUK, Titia Klasina Elisabeth van der

Titia van der Tuuk

feministe, is geboren te 't Zand (Gr.) op 27 november 1854 en overleden te Zeist op 7 mei 1939. Zij was de dochter van Nicolaus van der Tuuk, Nederlands-Hervormd predikant, en Petronella Helena Clasina Lenting, schrijfster van godsdienstige kinderboeken.
Pseudoniem: Vitalis.

Van der Tuuk werd als vierde van zeven kinderen geboren in een familie van predikanten aan vaderszijde, van meer profane academici aan moederskant. Zij was mank. De vroege dood van haar vader (1867) heeft er mogelijk toe bijgedragen dat zij zowel als haar twee jongere zusters in Groningen een opleiding tot onderwijzeres volgden. Vanaf 1873 was zij vervolgens werkzaam als onderwijzeres te Groningen, Borculo, Baarn en Deventer, totdat haar toenemende doofheid en de tegenwerking die zij vanwege haar atheïsme ondervond haar in 1882 van een loopbaan in het onderwijs deden afzien. Na nog een tweetal jaren als particulier onderwijzeres te Groningen en - inmiddels verhuisd naar Arnhem - een jaar als machineschrijfster voor uitgeverij Thieme gewerkt te hebben, voorzag zij vanaf 1885 als schrijfster en vertaalster in haar onderhoud. Zo schreef en vertaalde zij kinderboeken en historische romans en vertaalde enige feministische romans en vele werken op het gebied van sexualiteit en sexuele moraal. Daarnaast was zij redactrice of medewerkster van meerdere verenigingsorganen en droeg zij haar ideeën in tientallen artikelen en brochures uit.

In 1875 maakte Van der Tuuk kennis met de Ideën van Multatuli en ontwikkelde zich hierdoor tot een overtuigd atheïste en vrijdenkster, een overtuiging die zij in 1878 in De Tolk van den Vooruitgang publiek maakte. Ook correspondeerde zij met Multatuli. Zij werd actief lid van de vrijdenkersvereeniging De Dageraad: als afgevaardigde naar internationale congressen (Amsterdam, 1883; Antwerpen, 1885), spreekster in den lande, redactielid van De Dageraad (1885-1890) en tenslotte als lid van het hoofdbestuur (1887-1890). Hoewel zij in 1879 in De Tolk van den Vooruitgang haar geloof in de 'noodzakelijkheid van 't socialisme' beleed, zou haar bijdrage aan de georganiseerde arbeidersbeweging niet meer dan incidenteel zijn. Zo ontketende zij in 1884 een polemiek over de uitsluiting van vrouwen bij de examens van de Vereeniging van Handelsbedienden 'Mercurius' en behoorde zij samen met onder anderen Wilhelmina Drucker, Frederika J. van Uildriks en A.H. Gerhard - tot de medewerkers van het Weekblad tot onderwijs en ontspanning van vrouwen en meisjes De Vrouw, dat in 1888 door Joan A. Nieuwenhuis werd uitgegeven. Het zwaartepunt van haar activiteiten viel in het streven naar de 'ontvoogding der vrouw'. In het bijzonder op het gebied van de sexuele moraal (Nederlandsche Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn, Rein Leven-Beweging, Nationaal Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming) en het vrouwenkiesrecht (Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, Comité ter Verkrijging van Vrouwen in het Bestuur van Stad en Land) wendde zij haar talenten als spreekster en schrijfster aan. Ook als vegetariër, geheelonthoudster en antimilitariste was zij actief.

Titia van der Tuuk achtte onder de gegeven verhouding tussen de sexen een huwelijk tussen man en vrouw op basis van gelijkheid niet mogelijk. Vanaf 1896 tot haar dood in 1939 woonde zij samen met haar vriendin Rose Roosegaarde Bisschop (1856-1940), achtereenvolgens te Arnhem, Ede, Ubbergen, Soest, Utrecht en Zeist.

Publicaties: 

Lieve Aleida' in: De Tolk van den Vooruitgang, Derde en Vierde Bundel, 1878, 262-265; 'De noodzakelijkheid van 't socialisme' in: De Tolk van den Vooruitgang, Vijfde en Zesde Bundel (?), 1879, 177-182; Bijdrage tot oplossing der sociale kwestiën (Assen 1891); Een betere toekomst (Amsterdam 1897); Mensch of voorwerp? (Arnhem 1898); 'Het litteken van het dogma' in: De Dageraad 1856-1906 (Amsterdam 1906) 232-236; De vrouw in haar seksueele leven. Een physiologisch-maatschappelijke studie met geneeskundige en hygiënische wenken (Almelo 1915); 'Twee geschiedenissen van vrede' in: Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1916) 139-142.

Literatuur: 

Titia Klasina Elisabeth van der Tuuk. Uit haar "levensbeschrijving op mijn verzoek" in: A. Krings-Uniken van der Tuuk, Bijdrage tot de kennis van het geslacht Van der Tuuk (Groningen 1926) 56-59; Chr. Bosman, 'Titia van der Tuuk' in: De Vrijdenker, 26.3.1932; T. van der Tuuk, 'Ideaal' in: J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933) 138-143; M. Everard, 'Vier feministen en het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee. De historische verhouding tussen de Nederlandse vrouwenbeweging en het lesbische' in: Socialisties-Feministiese Teksten 8 (Amsterdam 1984) 149-175; J. Houkes, P. Hoekman, Multatuli en Groningen (Groningen 1987); M. Everard, 'drie geschiedenissen van liefde. Enige grepen uit het leven van Titia van der Tuuk' in: M. Aerts e.a. (red.), Naar het leven. Feminisme en biografisch onderzoek (Amsterdam 1988) 103-116; id., 'De bibliotheek van Titia van der Tuuk als venster op de wereldvrouwenboekerij' in: Lust en Gratie nr. 32 (1991) 50-62; M. Braun, De prijs van liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992); F. de Haan, Sekse op kantoor. Over vrouwelijkheid, mannelijkheid en macht, Nederland 1860-1940 Hilversum 1992); Multatuli, Volledig Werk XIX-XXV (Amsterdam 1989-1995); C. Keijsper (red.), K. ter Laan's Multatuli Encyclopedie (Den Haag 1995); F. de Haan, Gender and the Politics of Office Work. The Netherlands 1860-1940 (Amsterdam 1998).

Portret: 

T.K.E. van der Tuuk, zittend links, foto Bruining, Arnhem, ca.1885 (de identiteit van de staande vrouw rechts is niet bekend). Collectie IISG, Amsterdam.

Handtekening: 

Condoleancebrief dd 14 januari 1902 van Tuuk aan Drucker. Archief Wilhelmina Drucker, inv.nr. 28, in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.

Auteur: 
Myriam Everard
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 137-138
Laatst gewijzigd: 

13-02-2003