SMIT Jr., Gerrit Johan Adam

Gerrit Johan Adam Smit Jr.

vakbondsbestuurder gemeenteambtenaren en handels- en kantoorbedienden, is geboren te Zutphen op 8 april 1879 en overleden te Amsterdam op 3 maart 1934. Hij was de zoon van Gerrit Johan Adam Smit, kleermaker, en Johanna Antonia Broekhuis, modiste. Op 24 december 1918 trad hij in het huwelijk met Wilhelmina Lozie, met wie hij een zoon kreeg.

Smit doorliep in Zutphen de HBS en werd boekhouder. Hij vertrok in januari 1903 naar Amsterdam, waar hij lid werd van de Nationale Bond van Handels- en Kantoorbedienden en redacteur van De Handels- en Kantoorbediende, het orgaan van de Amsterdamse afdeling. Aanvankelijk was hij woordvoerder van een groep die erg aan politieke neutraliteit hechtte. Bij de afdelingsbestuursverkiezing in 1904 legde hij het af tegen een socialistische kandidaat. Smit ontwikkelde zich echter in sociaal-democratische richting en was medevoorbereider van een internationale bediendenconferentie, die sociaal-democratische bedienden in augustus 1904 in Amsterdam belegden. In 1905 was hij kandidaat voor het voorzitterschap van de Nationale Bond maar werd niet gekozen, omdat hij - hoewel nog geen lid van de SDAP - sociaal-democratisch dacht. Zijn niet-verkiezing en het niet willen overwegen door de Nationale Bond tot aansluiting bij het NVV over te gaan waren aanleiding tot een rondschrijven aan de Nederlandse bedienden, waaruit in oktober 1905 de oprichting volgde van de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden (de Algemeene). Deze sloot zich direct bij het NVV aan. Smit speelde hierin nog geen rol, omdat hij klerk 1e klas bij de Amsterdamse gasfabrieken werd en overging naar de Organisatie van gemeenteambtenaren. Van het in december 1905 gevormde Nationaal Verbond van Gemeente-Ambtenaren werd hij secretaris en redacteur van het orgaan De Gemeente-Ambtenaar. Tussen deze neutrale organisatie en Smit, die inmiddels SDAP-lid was, ontstond een conflict omdat Smits politieke overtuiging te veel in zijn artikelen doorklonk. Eind 1906 legde Smit zijn functies neer. In 1908 werd hij echter weer in de redactie opgenomen. Intussen speelde hij een rol in zijn afdeling, waar hij voorzitter werd van de in 1907 door fusie totstandgekomen Amsterdamsche Bond van Gemeente-Ambtenaren. Met Z. Gulden en A. Buriks was hij redacteur van het afdelingsorgaan Het Prinsenhof. Naar aanleiding van een voor de gemeente kritisch artikel hierin werden de drie ambtenaren op staande voet ontslagen. Dit 'drievuldig ontslag' wekte veel rumoer. Een gevoerde actie, die culmineerde in een massale vergadering in het Paleis van Volksvlijt, maakte het ontslag echter niet ongedaan.

Begin 1909 vertrok Smit naar Eindhoven, waar hij een leidende functie bij Philips bekleedde. Hij werd opnieuw lid van de Algemeene. In augustus 1909 in het bondsbestuur gekozen, werkte hij vanaf maart 1910 als bezoldigd penningmeester (tot 1919) weer in Amsterdam. In 1911 werd hij gekozen als lid van de Amsterdamse gemeenteraad (tot 1921). Tussen Smit en bezoldigd bondssecretaris Edo Fimmen ontwikkelde zich een sterk persoonlijk getinte tegenstelling, die de bond enige tijd verlamde. Smit hechtte daarbij aan een stipte, bijna boekhoudkundige orde van zaken, die bij Fimmen ontbrak. Toen Fimmen in 1916 NVV-bestuurder werd, nam Smit het secretariaat en redacteurschap van Onze Strijd erbij. Een benoeming in het NVV-bestuur ging in 1919 aan Smit voorbij. In september 1921 werd hij bondsvoorzitter, wat hij tot zijn dood in 1934 bleef.

Onmiskenbaar heeft Smit een stempel gedrukt op deze vakorganisatie van handels- en kantoorbedienden, soms aangeduid als de Bond van Smit. In de jaren twintig kwam hij op voor de noodzaak de rechtspositie van hoofdarbeiders te regelen. In verband met de neiging van hoofdarbeiders zich politiek onafhankelijk te willen opstellen waarschuwde hij tegen een te nauwe band tussen NVV en SDAP. Smit had een grote werkkracht en vervulde tal van functies. Zo was hij lid van de Hooge Raad van Arbeid, de Rijkscommissie van Advies voor de Werkloosheidsverzekering en tal van instellingen voor het handelsonderwijs. Vanaf 1920 was hij secretaris van de Fédération Internationale des Employés et Techniciens (FIET), het internationale beroepssecretariaat van handels- en kantoorbedienden, van waaruit hij tevens een rol speelde in het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen en de Adviescommissie van Bedienden van de Internationale Arbeids Organisatie.

Publicaties: 

Medezeggenschap en bedrijfsorganisatie (Amsterdam 1925); De plaats der hoofdarbeiders in het particulier bedrijf en in overheidsdienst en der vrije beroepen in de vakbeweging (Amsterdam 1927); 'Rationaliseering van den Kantoorarbeid', in: De Vakbeweging, mei 1929, 239-242; Een kwart eeuw in en met De Algemeene. Gedenkboek van de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden 1906-1931 (Amsterdam 1931); Economische democratie (z.pl. 1931).

Literatuur: 

Ontstaan en groei. Nationaal Verbond van Gemeente-Ambtenaren 1905-1930 (z.pl. 1930) 21-39 en 101-103; Onze Strijd, 9.3.1934; E. Kupers - 'In memoriam G.J.A. Smit jr.' in: Socialistische Gids, 1934, 241-243; K. van Boeschoten - 'Smit (Gerrit Jan Adam)' in: Mededelingenblad, november 1954, 12-14; B. Reinalda - Bedienden georganiseerd (Nijmegen 1981); P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941 (Amsterdam 1998).

Portret: 

G.J.A. Smit Jr., uit: G.J.A. Smit Jr., Een kwart eeuw in en met de Algemeene (Amsterdam 1931) 28

Handtekening: 

Huwelijksakte van Smit/Lozie dd. 24 december 1928. Reg 2K, fol. 45v, akte 1027; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Karel van Boeschoten, Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 109-111
Laatst gewijzigd: 

13-02-2003