RUIJTER, Pieter Cornelis de

Pieter Cornelis de Ruijter

(roepnaam: Piet), tekstdichter van strijdliederen, is geboren te Amsterdam op 7 juni 1855 en overleden aldaar op 24 mei 1889. Hij was de zoon van Harmanus de Ruijter, kruier, en Cornelia Maria de Jong. Op 21 maart 1878 trad hij in het huwelijk met Anna Dederica Stokvis, dienstbode, met wie hij twee dochters en twee zoons kreeg.

Binnen tien jaar schreef De Ruijter ver over de honderd zangteksten. Maar niet alleen door dit aantal is hij de belangrijkste Nederlandstalige strijdlieddichter van vóór de Eerste Wereldoorlog. Tot lang daarna kon in Nederland en Vlaanderen geen rode zangbundel verschijnen of er prijkten liederen van De Ruijter in: 'Het Mariannelied', 'Vrijheid u mijn leven', 'Vergeet hen niet' en 'het Petroleurenlied'.

Al jong kwam De Ruijter in de Jordaan, waar hij woonde, in aanraking met Domela Nieuwenhuis-aanhangers als Hendrik Gerhard, Klaas Ris, Theo Thijssens ouders, Jan Anton Fortuyn (een neef van zijn vrouw) en ook met de Vlaamse theaterman en dichter H.J. van Offel, de maker van het 'Kanaljelied', door wie hij als edelfigurant en derdeplans acteur terechtkon in de befaamde toneelgezelschappen Boas-Judels-Bouwmeester en Legras-Van Zuijlen-Haspels. Na zijn huwelijk ruilde hij het zwervende komediantenbestaan voor een bonte reeks beroepen, allemaal in Amsterdam: kantoorbediende, politieagent, boek - en feestartikelenhandelaar, fotograaf en bierbottelaar. Daarnaast dichtte hij - vooral na zijn ontslag als politieagent wegens zijn socialistische gevoelens, omstreeks 1883 - zijn liedjes, die hij als pamflet en in bundeltjes uitventte in rode café's. Jan van Zutphen schetst hem in een onuitgegeven biografische notitie als 'een eenvoudig gevoelsmens': 'De eigen armoede wist hij te dragen in bijna onbegrijpelijke, geduldige zachtheid. Maar het leed van anderen, dat hij niet verzachten kon, schrijnde hem diep en innig.' De Ruijters altijd al wankele gezondheid werd geknakt tijdens vier maanden cel wegens belediging van de minister van Justitie in één van zijn liedjes, het 'Welkomstlied' dat Domela Nieuwenhuis werd toegezongen bij zijn terugkeer uit de gevangenis (oplage volgens het vonnis 30.000!). Als vereenzaamd weduwnaar stierf hij, 33 jaar oud, aan de tering.

Publicaties: 

Wit en rood. Volksliederen en gedichten (Amsterdam 1887, 2de herziene en verbeterde druk 1888); Vier maanden in de cel. Liederen en gedichten in gevangenschap gezongen (z.pl. 1888); zie voor een overzicht van de afzonderlijk verschenen gedichten: P.J. Meertens, 'Ruijter, Pieter Cornelis de' in: Mededelingenblad, juni 1955, 4-6.

Literatuur: 

Vliegen, Dageraad I, 381-382; Bymholt, Geschiedenis; K. ter Laan, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid (Den Haag 1952) 456; P.J. Meertens in: Mededelingenblad, juni 1955, 4-6; 'De zingende rooie smeris uit de Jordaan' in: J. van de Merwe, Gij zijt kanalje! heeft men ons verweten (Utrecht 1974); D. Bos, Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894 (Amsterdam 2001).

Portret: 

P.C. de Ruijter, particulier bezit

Handtekening: 

Huwelijksakte van de Ruijter/Stokvis dd. 21 maart 1878. Reg 5 fol. 22v, akte 429; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Jaap van de Merwe
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 101-102
Laatst gewijzigd: 

23-05-2002