MEURS, Frans van

Frans van Meurs

vakbondsbestuurder overheidspersoneel en SDAP-wethouder van Amsterdam, is geboren te Amsterdam op 13 januari 1889 en aldaar overleden op 28 mei 1973. Hij was de zoon van Emma Johanna Geertruida Vinck, naaister, die op 16 april 1890 trouwde met Arnoldus van Meurs, gepensioneerd postbeambte, die toen haar beide zoons erkende. Op 28 april 1927 trad hij te Oerlikon (Zwitserland) in het huwelijk met Helena Rosa Speckert, met wie hij twee zoons (een tweeling) kreeg.

Van Meurs was al op vierjarige leeftijd wees. Hij en zijn broertjes en zusjes werden opgenomen in het diaconie-weeshuis van de Nederduits Hervormde Gemeente in Amsterdam. Hij bleef er tot zijn twintigste jaar. Van Meurs genoot lager onderwijs aan de bij het weeshuis verbonden protestants-christelijke school en ging op veertienjarige leeftijd werken: tweeëneenhalf jaar als leerjongen in een kachelsmederij, één jaar in een kleine machinefabriek en daarna tien jaar als bankwerker in de technische werkplaatsen van de Amsterdamse gemeentetram.

Van Meurs was een self-made man die zich veel kennis van sociale en economische vraagstukken eigen maakte. Hij sloot zich aan bij de Nederlandsche Bond van Werklieden in Openbare Diensten en Bedrijven, later Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst, waar hij al spoedig lid van het afdelingsbestuur werd. Per 1 januari 1917 volgde zijn aanstelling als bezoldigd bestuurder van die Bond. Hij was bondssecretaris (1919-1929) en bondsvoorzitter (1929-1935) en qualitate qua voorzitter van het algemeen Comité ter behartiging van de belangen van het overheidspersoneel (ACOP) en hoofdbestuurder van het NVV (1930-1935). De ongeveer vijftien publikaties van Van Meurs liggen vrijwel alle op het gebied van de vakbeweging. Zij gaan met name over de medezeggenschap, het georganiseerd overleg en arbeidsverhoudingen. Over deze onderwerpen had hij ook een rubriek in het NVV-blad De Vakbeweging.

De eerste kennismaking van Van Meurs met de socialistische beweging vond plaats in vergaderingen waar F. Domela Nieuwenhuis, A. van Emmenes, Tj. Luitjes en anderen het woord voerden. Het anarchisme sprak hem echter weinig aan. Het duurde evenwel toch nog een paar jaar voordat hij - op 10 november 1912 - lid werd van de SDAP. In 1923 werd hij lid van de gemeenteraad in Amsterdam en in september 1935 wethouder van Maatschappelijke Steun en Levensmiddelen. Als raadslid hield hij zich vooral bezig met personeelszaken, medezeggenschap, vervoer, telefoon en steunregelingen. Een motie van Van Meurs in 1926 aangenomen om te komen tot bedrijfsmedezeggenschap leidde enkele jaren later tot de instelling door Burgemeester en Wethouders van een studiecommissie, die in 1931 rapport uitbracht. De instelling van medezeggenschapscommissies met adviserende bevoegdheid bleek het maximaal haalbare. Als wethouder nam hij in 1939 het initiatief voor een nieuw burgerweeshuis. Andere functies van Van Meurs waren voorzitter van de Socialistische Vereeniging ter Bestudeering van Maatschappelijke Vraagstukken; lid van het Curatorium van de Arbeiders-Kaderschool; lid van de redactie van De Socialistische Gids, en lid van diverse commissies ad hoc: Socialisatiecommissie en Commissie Politiek Systeem der Sociaal-democratie (1920), Commissie Arbeidersontwikkeling (1924), Commissie Nieuwe Organen (1931) en Commissie Plan van de Arbeid (1936). Verder werkte hij mee aan de cursus Sociaal-democratische gemeentepolitiek (Instituut voor Arbeidersontwikkeling, 1935-1939). Van Meurs was een goed spreker: bezadigd en vaak geestig, meer een docent dan een agitator.

De ontbinding van de gemeenteraad in maart 1941 maakte een einde aan het raadslidmaatschap en het wethouderschap. Van Meurs aanvaardde toen een aan de regeringscommissaris voor de levensmiddelenvoorziening ondergeschikte functie. De Ereraad van de SDAP oordeelde na de bevrijding deze aanvaarding een politieke fout. Van Meurs keerde niet in de politiek terug. Per 1 januari 1946 werd hij benoemd tot directeur van het Burgerweeshuis, waarvan hij eerder al regent en vervolgens bestuurslid was geweest. Op 1 juli 1956 werd hij uit deze functie gepensioneerd.

Publicaties: 

De ontwikkeling van het overheidsbedrijf (Amsterdam 1922); Rationalisatie in overheidsdiensten en -bedrijven (Amsterdam 1931); Medezeggenschap en haar toepassing bij de overheidsdiensten en -bedrijven (Amsterdam 1932).

Literatuur: 

N. van Hinte, De Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst, 1901-1926 (Amsterdam 1926) 147-153; Vliegen, Kracht III, 373-375; J. Bosmans, Romme. Biografie 1896-1946 (Utrecht 1991).

Portret: 

F. van Meurs, IISG

Auteur: 
Philip van Praag
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 2 (1987), p. 91-93
Laatst gewijzigd: 

22-07-2017 (formulering ouders gecorrigeerd)