MEIJER, Willem Hendrik

Willem Hendrik Meijer

vechter voor de belangen van de matrozen en redacteur van Het Anker, is geboren te Groningen op 21 november 1877 en overleden te Hilversum op 13 mei 1951. Hij was de zoon van Geertruid Kamphuis, dienstbode, in 1879 gehuwd met Friedrich Christoph Hermann Meijer, metaalbewerker, die het kind echtte. Op 8 mei 1907 huwde hij met Engelina Krabbenbos, dienstbode, met wie hij twee zoons kreeg. Familienaam ook gespeld als Meyer.
Pseudoniemen: Marino, Oud-gast, Socius.

Meijer had een moeilijke jeugd. Toen hij net drie jaar oud was, trouwde zijn moeder. Deze verbintenis mislukte volkomen. Het huwelijk werd in 1909 ontbonden en vond een dramatische afloop in de moord door vader Meijer op zijn ex-vrouw. Meer nog dan de moeilijke sociale situatie - het gezin Meijer leidde een armoedig zwervend bestaan - drukten deze omstandigheden een blijvend stempel op zijn hele verdere leven. Om te ontsnappen aan zijn ouderlijk huis ging Meijer na de lagere school en na enige tijd in Haarlem in loondienst geweest te zijn naar de Marine (Kweekschool voor Zeevaart in Leiden, december 1891). Wie voor de Marine getekend had zat tot hij 28 jaar was vast. Alleen op medische gronden of na 'wangedrag' kon men ontslagen worden.

Meijer maakte verschillende reizen naar het toenmalige Nederlands-Indië en een naar West-Indië. Tijdens deze reizen werd hij geconfronteerd met het onvoorstelbaar harde matrozenleven. Deze ervaringen en zijn contacten met A.G.A. Verstegen, oprichter van de matrozenbond, maakten hem tot een vasthoudend strijder voor verbetering van het lot van de arbeidersklasse en tot een overtuigd sociaal-democraat. In 1899 werd hij lid van de SDAP-afdeling Den Helder en de Algemeene Bond voor Nederlandsche Marine Matrozen (ABvNMM). Meijer was vooral actief in de ABvNMM. Hij was voorzitter van de afdeling Noordbrabant (een van de schepen waarop hij voer), oprichter en voorzitter van de Anti-Alcoholvereeniging der Zeemacht te Soerabaja in 1902. Hij publiceerde over de misstanden bij de Marine, onder andere in Het Anker, het orgaan van de matrozenbond, en het Soerabaiasch Handelsblad. Deze activiteiten en zijn publikaties leidden na verschillende lichtere straffen tot zijn ontslag uit de dienst. Aanleiding was zijn artikel 'Marine - Misère' onder het pseudoniem Marino in het Soerabaiasch Handelsblad (14.8.1902). Na enige baantjes, onder andere bij het Socialistisch Leesgezelschap in Amsterdam werd Meijer door Verstegen naar Den Helder gehaald als redacteur van Het Anker (medio 1903 tot 1 mei 1906). Voordat hij redacteur van Het Anker werd, was Meijer een actie begonnen tegen de kinderwerving door de marine (1903). De brochure die hij op last van de matrozenbond anoniem schreef onder de titel Een en ander over de tegenwoordige werving bij de Zeemacht en de treurige gevolgen daarvan, beleefde drie drukken (totale oplage: 22.000 exemplaren) en leidde tot het ontslag van het bestuur van de bond. Dit was een van de vele conflicten van Meijer en de bond met minister van Marine A.G. Ellis, die in 1904 zelfs probeerde Meijer van Het Anker weg te kopen. In datzelfde jaar werd de bond vervallen verklaard van zijn rechtspersoonlijkheid, die hij pas in 1919 terugkreeg. Tot de opheffing in 1921 bleef hij in Het Anker publiceren. In zijn Helderse tijd vervulde Meijer ook enige bestuursfuncties in de afdeling Den Helder van de SDAP.

In 1906 verliet Meijer Den Helder, verhuisde naar Amsterdam en werd agent bij de Centrale Arbeiders Verzekerings- en Depositobank (De Centrale) en beheerder van de Brochurenhandel van de SDAP (1906-1910). Bij de Brochurenhandel voelde hij zich niet op zijn plaats, waardoor hij niet optimaal functioneerde. In 1910 kwam Meijer in vaste dienst bij De Centrale als inspecteur op het bijkantoor Amsterdam. Tot 1940 was Meijer in dienst van De Centrale en klom op tot directeur van de bijkantoren Rotterdam (1914-1920) en Amsterdam (1920-1940). Na zijn vertrek uit de matrozenbond legde Meijer de grondslag voor een vakverenigingsbeleid voor de moeilijk te organiseren verzekeringsagenten en -inspecteurs. Hij was lid van het bondsbestuur van de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden (1914-1921, met een korte onderbreking) en van de bestuursraad van het NVV (1919-1920/1921) en was vaste medewerker van Onze Strijd (orgaan van de handels- en kantoorbediendenbond) van 1912 tot 1916. Meijer was beslist niet bang om tegen heersende opvattingen onder vakgenoten of bondsbestuurders in te gaan. Onder verwijzing naar de visie van S. en B. Webb over 'Nieuwe werkwijzen en machines' zag hij al vroeg de betekenis in van het niet tegen te houden maandtarief. Daarbij betaalden diegenen die zich dat konden veroorloven, hun verzekeringspremies niet langer per week maar per maand. Dat was voor hen voordeliger, maar scheelde de agenten in inkomen. Ook zijn vakbondsstrategie om tot betere verhoudingen onder de vakgenoten te komen door de inkomens van agenten en inspecteurs te verzekeren door middel van minimum-incasso-lonen en vaste salarissen bleek achteraf juist gezien. Binnen de op basis van het beroep ingerichte vakorganisatie was hij met zijn opvattingen over bedrijfsorganisatie zijn tijd eveneens ver vooruit.

Politiek bleef hij actief in de SDAP als secretaris van afdeling Amsterdam IX (1907), voorzitter van de afdeling Rotterdam V (1918) en vooral na zijn verhuizing naar Hilversum in 1920 in de afdeling Hilversum waar hij van 1923 lid was van de gemeenteraad en medewerker aan 't Volksblad/De Volksstem (tot 1939). Aan zijn gemeenteraadslidschap kwam een eind door de ontbinding van de gemeenteraad in maart 1941. Voor de oorlog waren er diepgaande conflicten tussen SDAP raadsfractieleden en het afdelingsbestuur over de wethouders D. Lopes Dias, die in de oorlog omkwam, en T. van der Heeg (1941). Inzake de conflicten van Meijer binnen de SDAP bestaan verschillende visies, zoals die in de schets van T. van der Heeg in BWSA deel IV. Deze zaken speelden na de Tweede Wereldoorlog nog door en leidden tot een onderzoek door een geschillencommissie en de Ereraad van de SDAP. Meijer, die hierdoor zeer teleurgesteld was, kwam in 1946 uit met een eigen lijst, die niet genoeg stemmen haalde. Het belang van Meijer ligt vooral in zijn werk voor de matrozenbeweging, waar ook zijn hart lag, en in zijn vooruitstrevendheid als modern vakbewegingsman van de verzekeringsagenten en -inspecteurs.

Archief: 

Archief W.H. Meijer in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens, 208).

Publicaties: 

Behalve de genoemde: Terugblik. Herinneringen van een sociaal-democraat. Verzorgd en geannoteerd door M. Campfens (Amsterdam 1981).

Literatuur: 

B. Reinalda, Bedienden georganiseerd (Nijmegen 1981); J. van Gerwen, De Centrale centraal. Geschiedenis van de Centrale Arbeiders-verzekerings en depositobank, opgericht in 1904 tot aan de fusie in de Reaal Groep in 1990 (Amsterdam 1993).

Portret: 

W.H. Meijer als matroos, foto W.F. Boelsums, collectie IISG (Amsterdam).

Handtekening: 

Huwelijksakte van Meijer/Krabbenbos dd. 8 mei 1907. Reg 6B fol. 42, akte 271; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Mies Campfens
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 82-84
Laatst gewijzigd: 

14-04-2011
25-05-2015 (Voornamen vader gecorrigeerd)