HOVY, Willem

Willem Hovy

sociaal voelend werkgever en medeoprichter Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium, is geboren te Beverwijk op 17 juli 1840 en overleden te Zeist op 27 februari 1915. Hij was de zoon van Hendrik Hovy, firmant, griffier kantongerecht Beverwijk, en Elisabeth van Vollenhoven. Op 18 mei 1866 trad hij in het huwelijk met Paulina Geertruida Tutein Nolthenius, met wie hij negen dochters en acht zoons kreeg. Na haar overlijden (op 23 februari 1905) hertrouwde hij op 3 december 1907 met Machteld Esser.
Zelf spelde Hovy zijn naam als Hovij.

Hovy was van vaderszijde afkomstig uit een welgestelde familie van bankiers en kooplieden. Zijn vader had met een zwager de leiding gekregen over Van Vollenhovens Bierbrouwerij De Gekroonde Valk aan de Hoogte Kadijk te Amsterdam. Hovy zou zijn vader in deze werkkring opvolgen. In januari 1856 ging hij naar Utrecht en volgde daar enige tijd een opleiding aan de Technische School. Deze school had een driejarige cursus en was bestemd voor leerlingen van veertien tot achttien jaar. Het leerprogramma was nagenoeg gelijk aan dat van de latere Hogere Burgerschool. Zijn praktijkopleiding ontving Hovy aan enige brouwerijen, voordat hij op 28 juli 1858 zijn werk bij De Gekroonde Valk aanvaardde. Pas op 2 februari 1861 liet hij zich te Amsterdam in het bevolkingsregister inschrijven, komende van Zeist, waar zijn ouders met de jongste kinderen in oktober 1859 waren gaan wonen. Hovy werd in 1863 procuratiehouder van het bedrijf, in 1867 compagnon in de opgerichte Commanditaire Societeit onder de firma Van Vollenhoven en Co. Nadat in 1882 de brouwerij De Oranjeboom te Dordrecht was aangekocht, werd de firma in 1893 omgezet in de naamloze vennootschap Bierbrouwerij en Azijnmakerij De Gekroonde Valk, voorheen Van Vollenhoven en Co. Hovy werd een van de twee directeuren. Te Amsterdam was Hovy lid van de gemeenteraad van 1881 tot 1899 voor de Anti-Revolutionaire Partij. Van 1892 tot 1901 was hij lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en van 1901 tot 1915 lid van de Eerste Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij.

Kerkelijk was Hovy vanaf 1861 lidmaat van de Amsterdamsche Waalse Gemeente. In april 1867 liet hij zich inschrijven bij de Hervormde Kerk. Over de naar hun mening onjuiste opvatting over de doopbediening schreef hij met andere lidmaten in november 1870 protestbrieven aan de kerkeraad. In september 1871 schreef hij hierover weer een protestbrief, terwijl hij in 1877, inmiddels ouderling, een bezwaarschrift indiende tegen de prediking en de doopbediening van dominee P.H. Hugenholtz Jr. Steeds meer raakte hij betrokken bij de kerkelijke gebeurtenissen, die uiteindelijk leidden tot de Doleantie, de afscheiding van de Hervormde Kerk, waardoor hij overging tot de Gereformeerde Kerken. Eind december 1885 werd hij met anderen door het classicaal bestuur Amsterdam van de Nederlands-Hervormde Kerk geschorst. Op zijn verzoek ging op 6 januari 1886 een aantal werknemers van zijn brouwerij, onder wie Klaas Kater en Bart Poesiat, met hem mee om zich toegang te verschaffen tot de kerkeraadskamer van de Nieuwe Kerk en deze te bewaken (bekend geworden als de 'paneelzagerij'). De contacten tussen Hovy en Abraham Kuyper ontstonden reeds in 1867, voordat Kuyper predikant in Amsterdam werd. Hij heeft Kuyper in zijn arbeid zeer gesteund, ook financieel. Zonder zijn financiële steun zou het dagblad De Standaard in de jaren 1873 en 1874 geen levensvatbaarheid hebben gekregen en de Vrije Universiteit in 1880 niet zijn gesticht. Zijn steun aan Kuyper was niet zonder kritiek. In het geschil tussen Kuyper en A.F. de Savornin Lohman in 1894 koos hij de zijde van de laatste. Uiteindelijk leidde dit in oktober 1896 tot het nemen van ontslag als president-directeur van de Vrije Universiteit. Deze functie had hij sinds 1879 vervuld.

In zijn bedrijf was Hovy een patriarchaal ondernemer. Hij wilde een vader voor zijn werknemers zijn. Zijn sociaal gevoel bleef niet tot dezen beperkt. Reeds in De Heraut van 25 januari 1867 liet hij een artikel plaatsen over de armoede door de lage lonen van de polderwerkers bij het kanaal door 'Holland op zijn smalst'. Hun lot trok hij zich aan. Van zijn werknemers verwachtte hij een christelijke levenswijze, maar vergat niet zelf het voorbeeld te geven. Op zijn initiatief werd in 1874 een vereniging voor het gehele personeel van zijn brouwerij opgericht, voor zowel patroon, bazen als werklieden. In wekelijkse bijeenkomsten, waarbij ook de echtgenoten aanwezig konden zijn, werden besprekingen gehouden over de bijbel, zending, kerk-, algemene- en vaderlandse geschiedenis, maar ook over de sociale kwestie. Over het laatste onderwerp sprak Kater op de bijeenkomst van 25 november 1874. Op christelijke feestdagen werd over het algemeen in de brouwerij van Hovy niet gewerkt, terwijl het loon werd doorbetaald. Degene die, gezien de aard van het bedrijf, toch werkzaamheden moest verrichten, kreeg extra uitbetaald. De bij het bedrijf gebouwde arbeiderswoningen waren van goede kwaliteit, maar lager in huur dan gewoonlijk. Voor de werknemers was er een niet verplichte pensioenregeling en een fonds ter ondersteuning van weduwen. Bij ziekte werd over het algemeen gedurende twee weken het loon doorbetaald. Bij geboorte van een kind werd over één week dubbel loon toegekend. Poesiat nodigde Hovy uit voor de bespreking op 3 januari 1876, die leidde tot de oprichting van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium. Hovy miste Kuyper daar en schreef Kuyper dat bij hem dadelijk de gedachte was opgekomen: 'Daar zou ik U bij wenschen'. In een zaal van Hovy's brouwerij werden de eerste ledenvergaderingen gehouden. In de eerste tijd waren de leden voor het merendeel werklieden van zijn bedrijf. Hij duidde Patrimonium wel aan als het bedrijf 'Kater, Poesiat en Co.', waarbij hij zichzelf als de compagnon beschouwde. In 1880 werd hij tot erelid van het verbond benoemd en tevens tot lid van de Commissie van Advies. Hij was vooral actief voor Patrimoniums Pensioen- en Onderstandsverbond, dat op initiatief van Poesiat was opgericht. Hovy was zeer geïnteresseerd in de realisering van een pensioen voor werknemers. Op het Eerste Christelijk Sociaal Congres in 1891 trachtte hij mogelijkheden te scheppen om voor dienstboden een pensioenvoorziening te krijgen. Tijdens het congres was hij voorzitter van de bijeenkomst voor patroons. Deze vergadering was aanleiding voor het tot stand komen van de Vereeniging van Nederlandsche Patroons 'Boaz'. Op verzoek van Kater werd de vermelding 'Boaz' - naar de werkgever van die naam in het bijbelboek Ruth - toegevoegd om daardoor het christelijk karakter van de vereniging tot uitdrukking te brengen. Hovy was van 1892 tot 1903 tweede voorzitter en daarna tot zijn overlijden voorzitter van Boaz. In 1894 hield hij een lezing over 'pensionnering voor loontrekkenden', waarvan de tekst is opgenomen in Boaz van maart 1894. In 1913 verhuisde Hovy naar Zeist, waar hij zijn twee laatste levensjaren woonde in een huis van de Hernhuttergemeente.

Literatuur: 

J.C. Eringaard, Holländische Musterstätten persönlicher Fürsorge von Arbeitgebern (Delft 1896); Algemeen Handelsblad, 28.7.1908; Het Leven, 7.8.1908; J.A. Wormser, Een man uit en voor het volk: Het leven van Klaas Kater (Nijkerk 1908); Hollandia, Weekblad voor Volk en Kerk, 6.3.1915; De Spiegel, 6.3.1915; De Amsterdammer, 14.3.1915; F. Ferwerda, 'In memoriam W. Hovy' in: Almanak van het Studentencorps aan de Vrije Universiteit, 1916; R. Hagoort, Patrimonium (Kampen 1927); R. Hagoort, Het beginsel behouden (Kampen 1934); W. Volger, Om de vrijheid van de Kerk (Kampen 1954); T.D. Smid, 'Willem Hovy (1840-1915)' in: A.R. Staatkunde, 1964, 239-257, 279-296; B. Kruithof, Christelijk-Sociaal 1875-1905 (doctoraalscriptie Amsterdam 1976); J.A. van Bennekom, 'Willem Hovy, een man van groten bedrijven' in: Vu magazine, jrg. 8, nr. 1, 1979, 9-11; P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941 (Amsterdam 1998); G.J. Schutte (red.), Een arbeider is zijn loon waardig. Honderd jaar na Rerum Novarum en Christelijk-Sociaal Congres 1891. De ontwikkeling van het christelijk-sociale denken en handelen in Nederland 1891-1914 (Den Haag 1991); G.J. Schutte, 'Voorlopers: "Willem Hovy"' in: A. Bornebroek e.a. (red.), Voorlopers en dwarsliggers (Amsterdam 1998) 42-44; P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941 (Amsterdam 1998); R. van der Woude, Brouwer naast God. Willem Hovy (1840-1915), ondernemer en filantroop (Amsterdam 2020).

Portret: 

W. Hovy, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Hovy/Nolthenius dd. 18 mei 1866. Reg. 1011-06, akte 22, akteplaats Zeist. Als bruidegom.

Auteur: 
J. van der Molen
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 80-82
Laatst gewijzigd: 

02-12-2019 (voornaam tweede echtgenote gecorrigeerd, opmerking spelling achternaam toegevoegd)
12-12-2020 (literatuur uitgebreid)