GOOT, Willemien Hendrika van der

Willemien Hendrika (Posthumus-) van der Goot

(roepnamen: Willy, Lil; bekend als: W.H. Posthumus-van der Goot), publiciste en feministe, is geboren te Pretoria (Zuid-Afrika) op 2 mei 1897 en overleden te Amsterdam op 16 januari 1989. Zij was de dochter van Fiepko van der Goot, ingenieur, en Elisabeth Marijna Castens. Op 7 januari 1931 trad zij in het huwelijk met Nicolaas Wilhelmus Posthumus, hoogleraar Economische Geschiedenis, met wie zij een dochter kreeg. Op 24 januari 1951 scheidden zij van tafel en bed. Posthumus-van der Goot werd weduwe op 18 april 1960.

Willy van der Goot groeide op in Nederlands-Indië en Zwitserland. Zij zat in Batavia op de Hoogere Burger School van het Gymnasium Willem III en behaalde in december 1914 een akte Frans. In 1919 ging zij studeren aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam, waar zij lid werd van de Rotterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging. Op 25 maart 1926 slaagde zij voor het doctoraal examen in de economie. Zij promoveerde op 11 december 1930 als eerste vrouw in Nederland tot doctor in de economie, op het proefschrift De besteding van het inkomen. Het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud ('s-Gravenhage 1930). Na haar afstuderen ondervond zij dat het bedrijfsleven niet op een econome zat te wachten. 'Ik dacht een baan te krijgen bij een eerbiedwaardige handelsbank in Zaandam, die destijds het eigendom was van mijn vaders familie. Nou, daar hadden de heren geheel geen oren naar. Je hoorde en zag ze van opluchting zuchten toen ik snel daarna trouwde en besloot geen baan buitenshuis meer te zoeken. Van die tijd bridgte ik me wezenloos, ging naar veilingen met vriendinnen en werd op den duur heel vervelend.' Vanaf 1933 hielp zij haar man, de historicus N.W. Posthumus, met het uitwerken van het statistische materiaal van het tweede deel van zijn geschiedenis van de Leidse lakenindustrie en met het uitwerken van zijn studie van de Nederlandse prijsgeschiedenis. Overgehaald door Aletta Jacobs werd Lil van der Goot nog tijdens haar studie lid van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, vanaf 1930 de Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS). Pas in de jaren dertig werd zij een bewuste feministe en werd zij actief in de vrouwenbeweging. Op een studieconferentie van de VVGS in het najaar van 1934 over vrouwenarbeid, die was georganiseerd naar aanleiding van beperkende overheidsmaatregelen, realiseerden Posthumus-van der Goot en andere jonge leden van de vereniging zich hoe weinig zij wisten van de strijd van vrouwen om het recht op arbeid en hoe weinig zij gedaan hadden om het te verdedigen. Zij maakten vervolgens plannen voor een jongerenconferentie over de vraag hoe de jongere vrouwengeneratie in Nederland haar taak in de maatschappij zag. Deze in januari 1935 in Bilthoven gehouden conferentie leidde tot de oprichting van het Jongeren Werk Comité (JWC) van de VVGS. Het latere Tweede-Kamerlid Corry Tendeloo werd de eerste presidente, na korte tijd opgevolgd door Posthumus-van der Goot. Het JWC vertegenwoordigde een nieuw accent in de vrouwenbeweging, waarbij het ging om waardering van vrouwelijkheid en 'vrouwelijk inzicht'.

De behoefte van de jonge, veelal wetenschappelijk geschoolde feministen aan goed gedocumenteerde kennis van het verleden was één van de motieven voor de oprichting van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in december 1935 door Posthumus-van der Goot, Rosa Manus en Johanna W.A. Naber. Posthumus-van der Goot kreeg daarbij hulp van haar echtgenoot, die eerder in 1935 het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) had opgericht. Het IAV kreeg twee kamers ter beschikking in het IISG op de Keizersgracht 264 in Amsterdam. Doel van het IAV was het opbouwen van een archief en bibliotheek om het erfgoed van vrouwen te verzamelen en te bewaren, naast het stimuleren en publiceren van wetenschappelijk onderzoek. In het IAV-Jaarboek 1937 publiceerde Posthumus-van der Goot 'Statistische gegevens betreffende de vrouw in Nederland' (pp. 77-88); in het IAV-Jaarboek 1938 'Onderzoek naar den arbeid der gehuwde vrouw in Nederland' (pp. 135-80). Dit laatste onderzoek was verricht op initiatief van het eveneens in 1935 opgerichte Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw. Uit Posthumus-van der Goots onderzoek bleek dat gehuwde vrouwen niet slechts (wat) 'bijverdienden', zoals vaak werd beweerd, maar buitenshuis werkten omdat hun man niet of te weinig verdiende, uit pure noodzaak dus. Een andere, wellicht nog minder verwachte conclusie was dat de gezinstoestand van de betaald werkende vrouwen beter was dan die van gehuwde vrouwen zonder betaald werk. Beide conclusies stonden haaks op de beweringen van minister C.P.M. Romme van Sociale Zaken in zijn voorontwerp van wet uit 1937, dat de betaalde arbeid buitenshuis van bijna alle gehuwde vrouwen wilde verbieden. Elders wees Posthumus-van der Goot ook op de andere kant van de maatregelen tegen vrouwenarbeid, namelijk de 'verregaande bescherming van den man ten nadeele van de vrouw'. Zij schreef niet alleen artikelen tegen het voorontwerp van Romme, zij zamelde ook geld in voor het drukken van pamfletten en organiseerde samen met haar beste vriendin, Mies Boissevain-van Lennep, voorzitster van de VVGS-afdeling Amsterdam, een zogenaamde 'briefkaartenregen' op het ministerie van Sociale Zaken. Tenslotte oefende Posthumus-van der Goot invloed uit op de publieke opinie doordat zij redacteur werd van De Groene Amsterdammer (1935-1936) en in 1936 de leiding kreeg over de vrouwenprogramma's van de AVRO-radio.

Tijdens de oorlog woonde Posthumus-van der Goot met haar man en dochtertje in Noordwijk en Leiden. Zij namen een joods kind in huis en zij trachtte pleeggezinnen te vinden voor joodse kinderen. Boissevain-van Lennep was betrokken bij het redden van joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, waar de joden voor hun deportatie verzameld werden. Vanaf ongeveer 1943 overlegde zij met onder anderen Jane de Iongh en Marga Klompé over een grote naoorlogse vrouwenorganisatie. Deze gesprekken leidden tot de oprichting van het Nederlandse Vrouwen Comité. Het IAV werd zwaar getroffen door de oorlog. Het verloor zijn joodse presidente Rosa Manus en de bezetter verzegelde de IAV-kamers en nam de inhoud in beslag. Na de oorlog moest men vrijwel opnieuw beginnen. Posthumus-van der Goot, inmiddels voorzitster, speelde hierin een actieve rol. Haar ideeën over de 'vrouwelijke inbreng in de samenleving' werden bepalend voor het IAV, hoewel niet iedereen haar dat in dank afnam. Tot 1952 verzorgde Posthumus-van der Goot radioprogramma's. Vooral haar 'Korte gesprekken van vrouw tot vrouw' hadden een grote luisterdichtheid. In 1949 richtte zij de International Association of Radio Women (IARW) op, waarvan zij tot 1956 voorzitster bleef. Haar al uit 1939 daterende plan om een Huishoudraad op te richten, gericht op een betere organisatie van de huishoudelijke arbeid, werd in 1950 verwezenlijkt. Posthumus-van de Goot was ook bestuurslid van het Marie Jungius Fonds, uit naam waarvan zij in 1951 een adviesbureau voor vrouwen oprichtte. Dit heette Van Vrouw tot Vrouw - een naam waarin de titel van haar radioprogramma doorklonk - en gaf tegen betaling adviezen op ieder gebied aan vrouwen, verkocht cosmetische artikelen (hiervoor haalde zij het vakdiploma parfumeur) en gaf tot 1964 maandelijks Een brief voor U uit. Behalve in de VVGS (vice-presidente 1939-1941, lid van het Committee for Economic Rights) was Posthumus-van der Goot actief in organisaties zoals de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, de Vereniging voor Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO) en de Bond van Vrouwen werkzaam in Bedrijf en Beroep (voorzitster van de afdeling Amsterdam rond 1949-1950).

Naast de vrouwenbeweging was de vrede een tweede hoofdthema in Posthumus-van der Goots leven. In 1936 was zij actief betrokken bij het congres van de Rassemblement universel pour la paix (RUP) als lid van de economische commissie. In 1961 publiceerde zij haar bekende studie Vrouwen vochten voor de vrede (Arnhem) en in 1973 haar Vrede met een menselijk gezicht (Amsterdam), een 'handboekje' over het werken aan de vrede door 'gewone mensen'. In 1964 werd zij voorzitster van het Nederlands Vrouwen Initiatief Comité Wereldjaar Internationale Samenwerking (VICWIS). Het jaar 1965 was door de Verenigde Naties uitgeroepen tot Wereldjaar voor Internationale Samenwerking en vrouwen wilden daar wereldwijd een gemeenschappelijke bijdrage aan leveren. In 1967 richtte Pothumus-van der Goot als onderdeel van de International Peace Research Organisation het International Scientific Institute for Feminine Interpretation (ISIFI) op, uit de overtuiging 'dat vrouwen de verwarde wereldtoestand op een eigen wijze waarnemen' en dat het daarom gewenst was de potentiële vrouwelijke bijdrage aan de oplossing van bestaande problemen wetenschappelijk te bestuderen. Opnieuw bleek hier haar geloof in het bestaan van een 'specifiek vrouwelijke inbreng', een vrouwelijk principe dat in de eenzijdig mannelijke beschaving node werd gemist. In een interview in 1972 benoemde zij dit als 'het vrouwelijk element' en 'de vrouwelijke gave'.

Posthumus-van der Goot is vooral bekend gebleven als redacteur en mede-auteur van het boek Van moeder op dochter, Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld (Leiden 1948), tot op heden het belangrijkste overzichtswerk van de geschiedenis van de vrouwenbeweging in Nederland. De titel Van moeder op dochter verwees onder meer naar de troonsopvolging van koningin Wilhelmina door Juliana. De eerste twee drukken verschenen in 1948 onder auspiciën van het IAV. In 1968 verscheen een derde, herziene druk onder redactie van Posthumus-van der Goot en Anna de Waal (in 1953 de eerste vrouwelijke staatssecretaris). De reprint (Nijmegen 1977) bevatte een nawoord van haar hand, 'Nog geen tien jaar later'. Hierin betoonde zij zich enthousiast over de zogenoemde tweede feministische golf in al haar verscheidenheid, van Man-Vrouw-Maatschappij en Dolle Mina tot de vrouwenhuizen. In 1974 attendeerde zij haar dochter Claire op een vacature bij het IAV, waarna deze er bibliothecaris werd. Posthumus-van der Goot volgde de ontwikkelingen en werkte door aan een niet uitgegeven manuscript over de positie van vrouwen in het openbare leven. In 1982 werd zij vanwege haar verdiensten voor de vrouwenbeweging benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau. Toen het IAV in 1985 vijftig jaar bestond, leefde zij op door de belangstelling die er ook voor haar bestond. Posthumus-van der Goot overleed op 16 januari 1989. Haar crematie op 20 januari werd bijgewoond door tientallen vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging vanaf de jaren dertig, waarmee nogmaals haar belang voor deze politieke beweging in de twintigste eeuw werd onderstreept.

Archief: 

Archief W.H. Posthumus-van der Goot in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam; vgl. Overzicht van Archieven, Amsterdam 1991, 126-8).

Publicaties: 

Statistiek en werkelijkheid (Leiden 1946); 'Grondwetsherziening van 1917 maakte plaats voor Suze Groeneweg' in: NRC, 25.11.1967; Aletta Jacobs. Pionierswerk naar alle kanten (Amsterdam 1975); 'Jacobs, Aletta Henriëtte' in: BWN I (Den Haag 1979) 271-4; 'Jungius, Hendrika Maria Aleida' in: BWN I (Den Haag 1979) 282-4; 'Manus, Rosette Susanna (Rosa)' in: BWN I (Den Haag 1979), 366-7; 'De vrede die vrouwen aangaat' in: Vrouwenbelangen Leiden, jrg. 45, nr. 4, 1980.

Literatuur: 

M. Elias, 'Interview met mevrouw W.H. Posthumus-van der Goot. "De generatie van de verwende meisjes"' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 2, 1981, 222-35; C. Dresselhuys, 'Ik ben geen liberaal en geen socialist, maar een feminist'. Mevrouw Lil Posthumus (86) over vrouwen toen en nu' in: Opzij, februari 1984, 28-30; 'Dr. Willemijn Posthumus (1897-1989). Strijdster voor de vrede' in: NRC Handelsblad, 18.1.1989; C. Dresselhuys, 'Willemijn Posthumus: een rasechte feministe' in: Opzij, februari 1989, 55-6; M. Grever, 'Dochter van de eerste feministische golf. Mevrouw dr. W.H. Posthumus-van der Goot (2 mei 1897-16 januari 1989)' in: Lover, 1989/1, 34-5; M. Zaal, Van Vrouw tot Vrouw. De vrouwenrubrieken van de AVRO onder leiding van dr. W.H. Posthumus-van der Goot, 1936-1952 (doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Leiden 1991); M. van Soest, 'Dochter van geleerde ouders' in: Vrij Nederland, 18.4.1992, 56-7; M. Zaal, 'Binnen en buiten het huis. Dr. W.H. Posthumus-van der Goot en de vrouwenrubrieken van de AVRO, 1936-1952' in: Jaarboek Stichting Film en Wetenschap Audiovisueel Archief (Amsterdam 1993) 31-51; J. Withuis, '"Een schatkamer van feministische kostbaarheden". Het Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging tussen 1935 en 1952: betrokkenen, beweegredenen, beleid' in: J. Withuis, De jurk van de kosmonaute (Amsterdam 1995) 114-41; F. de Haan, 'Na honderd jaren: vrouwenarbeid en seksengelijkheid in Nederland' in: C. Bouw (red.), Drie vrouwenkwesties (Amsterdam 1998) 7-37; M. Bosch, 'Willemien Hendrika Posthumus-van der Goot' in: BWN 5 (nog te verschijnen).

Portret: 

Willemien Hendrika van der Goot, colelctie Atria, Amsterdam

Auteur: 
Francisca de Haan, Annette Mevis
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 58-61
Laatst gewijzigd: 

00-00-2001