CRAMER, Charles Guillaume

Charles Guillaume Cramer

mede-oprichter en voorzitter van de Indische Sociaal-Democratische Partij en koloniaal specialist van de SDAP, is geboren te Sidho-Ardjo (Nederlands-Indië) op 20 oktober 1879 en overleden te Haarlem op 18 september 1976. Hij was de zoon van Charles Guillaume Cramer, arts, en Elise Caroline Wilhelmine Gebhardt. Op 14 januari 1903 trad hij in het huwelijk met Eugénie Eilbracht, met wie hij een dochter en twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 31 oktober 1922.
Pseudoniem: Vidi.

Cramer bracht zijn vroege jeugdjaren door in Nederlands-Indië. Hij werd op tienjarige leeftijd voor zijn opleiding naar Nederland gestuurd. Hij doorliep de Hogere Burgerschool in Leiden en studeerde voor civiel-ingenieur in Delft. De sterke sociaal-democratische stroming die er rond de eeuw- wisseling onder invloed van de hoogleraar B.H. Pekelharing in het Delftse studentenleven was, beïnvloedde ook Cramer op beslissende wijze. In 1901 behaalde hij het ingenieursdiploma en werd hij door het Nederlands-Indische gouvernement bij het departement van Waterstaat benoemd.

Een socialistische politieke stroming bestond er op dat moment nog niet in Nederlands-Indië. Cramers sociaal engagement kwam in zijn werk naar buiten: hij propageerde de aanleg van 'wadoeks', vergaarkommen als basis van eenvoudige irrigatie door kleine boeren. Dit systeem kon hen enige bescherming bieden tegen de grote suikerondernemingen, die erg veel irrigatiewater eisten. Het wadoeksysteem werd inderdaad op kleine schaal ingevoerd. Verder verstrekte hij een ruime financiële bijdrage aan de SDAP in Nederland, via de zogenoemde Geheime Kontributie Vereeniging in Soerabaja. Ook steunde hij het blad van Kees Meijer Het Nieuwe Leven en de christen-socialistische beweging. Van eind 1913 tot begin 1915 verbleef Cramer met verlof in Nederland. Hij kreeg daar contact met verschillende leiders van de SDAP. Ook werd hij lid van de sociaal-democratisch gezinde Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische ingenieurs en Architecten. Na zijn terugkeer in Nederlands-Indië richtte hij een Indische Sociaal-Technische Vereeniging op en sloot zich aan bij de, tijdens zijn afwezigheid opgerichte, Indische Sociaal-Democratische Vereeniging (ISDV). De links-radicale invloed van H. Sneevliet en A. Baars in deze vereniging ging Cramer echter te ver en met een aantal gelijkdenkenden trad hij in 1917 uit de ISDV, om de Indische Sociaal-Democratische Partij (ISDP) op te richten, waarvan hij voorzitter (1917-1923) werd. Mede door Cramers royale steun kon de ISDP het blad Het Indische Volk laten verschijnen. De ISDP bleef echter een zeer kleine partij. In 1918 werd Cramer, als enige uitgesproken sociaal-democraat, door gouverneur-generaal J.P. van Limburg Stirum tot lid van de Volksraad benoemd. Tijdens de verwarrende dagen van november 1918 kondigde Cramer in een Volksraadsrede de vorming van de Radicale Concentratie aan, een samenwerkingsplatform van de in de Volksraad vertegenwoordigde Boedi Oetomo, Sarekat Islam, Vereeniging Insulinde en de ISDP. Ook voerde hij in deze dagen weer overleg met leden van de ISDV. Hij werd daarom door het gouvernement als revolutionair leider beschouwd en streng bewaakt door een overmaat aan politie. Eén van de weinige positieve gevolgen van de november-onrust in Indië was de instelling van de Commissie tot herziening van de Staatsinrichting van Nederlandsch-Indië, waarin Cramer als lid werd benoemd. Hij pleitte in deze commissie voor een volwaardig parlement en stelde daarover een minderheidsrapport op. In de Volksraad bepleitte Cramer grotere politieke bewegingsvrijheid en kwam hij op voor de belangen van kleine boeren en arbeiders.

In 1923 ging Cramer met groot verlof naar Nederland. In datzelfde jaar kwam hij voor de SDAP in de Eerste Kamer. In 1925 werd hij in de Tweede Kamer gekozen, als koloniaal specialist. Cramer zou tot 1937 Tweede Kamerlid blijven. In deze jaren voerde hij het woord over een breed spectrum aan onderwerpen met betrekking tot Nederlands-Indië. Hij kwam onder andere op voor de belangen van de gestraften naar aanleiding van de communistische opstand van 1926/1927, hoewel hijzelf de volgens hem westerse strijdwijze van de communisten in Indië beslist afwees. Hij protesteerde tegen de extreme repressie en het gebrek aan politieke bewegingsvrijheid. Cramer maakte nadrukkelijk onderscheid tussen communisten en nationalisten. De nationalistische groepen hadden zijn grote sympathie. Voor hen probeerde hij in het parlement begrip te kweken. Ook bij het optreden tegen de leiders van de Partai Nasional Indonesia (onder wie Soekarno) in 1930 protesteerde Cramer. Verder pleitte hij onvermoeibaar voor uitbreiding van de bevoegdheden van de Volksraad en voor maatregelen ter bescherming van de arme boeren en arbeiders. Cramer was lid van de SDAP-commissie die een koloniaal beginselprogramma opstelde, dat op een speciaal congres in 1930 besproken en aangenomen werd. P.J. Oud beschrijft het Kamerlid Cramer als een spontaan iemand, die niet altijd even voorzichtig was in het kiezen van zijn woorden. Deze karaktertrekken brachten Cramer, en de SDAP, in 1933 ernstig in opspraak. In een eerste reactie op de berichten over de muiterij op de Zeven Provinciën in februari 1933 verklaarde Cramer op een openbare bijeenkomst dat deze hem 'uit het hart gegrepen' was. Rechts Nederland viel hard over hem heen. Cramer relativeerde zijn uitspraak zelf al snel, maar bleef erbij dat hij zich niet schaamde voor zijn hartekreet. Die kwam voort uit de opluchting dat er eindelijk een daad werd gesteld tegen de machtspolitiek van de Nederlands-Indische regering.

Na zijn pensionering in 1937 begon Cramer aan een grote reis door Azië. Hij ging eerst naar Nederlands-Indië en bezocht van daaruit de Filippijnen en Indo-China. Door de oorlog kon hij niet naar China en Japan reizen en toen Japan Indië bezette, werd ook Cramer geïnterneerd. Tot de Japanse nederlaag verbleef hij in kampen op Java. Hierna woonde Cramer nog ongeveer een half jaar in Indonesië, in Bandoeng. Hij was een voorstander van de doorbraakidee in de Nederlandse politiek en bereidde mede een op te richten afdeling van de PvdA in Indonesië voor. Die kwam echter niet tot stand. Cramer vertrok begin 1946 weer naar Nederland. De politieke lijn van de PvdA ten aanzien van Indonesië, die culmineerde in de ondersteuning van de 'politionele acties', stelde hem diep teleur. Cramer bleef verder politiek op de achtergrond, maar volgde tot zijn dood vanuit zijn grote betrokkenheid de ontwikkelingen in Indonesië. Hij was een overtuigd sociaal-democratisch anti-kolonialist en een rustige, openhartige man, die uiting heeft gegeven aan een oprechte, tamelijk radicale hervormingsgezindheid.

Archief: 

Archief Ch.G. Cramer in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens, 183; bevat memoires).

Publicaties: 

De ingenieur in Ned.-Indië op technisch en sociaal gebied (Amsterdam 1914); 'H.H. van Kol overleden' in: De Socialistische Gids, 1925, 809-812; Koloniale politiek (Amsterdam 1929); 'Koloniale vraagstukken van heden en morgen' in: De Socialistische Gids, 1929, 105-116; Onze koloniale politiek (Amsterdam 1930).

Literatuur: 

Vliegen, Kracht III, 461-463; P.J. Oud, Het jongste verleden. Delen 3-6 (Assen 1949-1951); D.M.G. Koch, Batig Slot (Amsterdam 1960) 104-109; I. Cornelissen, 'Ir. Cramer: Nieuw Guinea deel van Indonesië' in: Politeia, 9.10.1961, 6; S.L. van der Wal (red.), De Volksraad en de staatkundige ontwikkeling van Nederlands-Indië (Groningen 1964/1965); I. Cornelissen, 'Ir. Ch.G. Cramer 90 jaar. Een standvastig socialist in het oude Indië' in: Vrij Nederland, 25.10.1969; J.C.H. Blom, De muiterij op de Zeven Provinciën (Bussum 1975); F. Tichelman (red.), Socialisme in Indonesië (Dordrecht 1985); M. Brinkman, Willem Drees, de SDAP en de PvdA (Amsterdam 1998).

Portret: 

Ch.G. Cramer, uit: Vliegen, Kracht III, t.o. 456

Handtekening: 

Brief Cramer aan P.J. Troelstra, 1925, archief P.J. Troelstra inv.nr. 53, IISG Amsterdam.

Auteur: 
Alice Mul
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 31-34
Laatst gewijzigd: 

19-06-2002